8.3.Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft - onder invloed van alcohol - een willekeurige voorbijganger mishandeld en zich met geweld tegen een politieagent verzet.
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte van 12 maart 2019 blijkt dat verdachte ten tijde van het plegen van de feiten in meerdere proeftijden liep, eerder voor (uitgaans)geweld en wederspannigheid is veroordeeld én tweemaal haar schorsingsvoorwaarden heeft overtreden. Die proeftijden, schorsingen en eerdere veroordelingen hebben haar er blijkbaar niet van weerhouden om opnieuw strafbare feit te plegen.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Pro Justitia rapport van 4 maart 2019, opgesteld door psychologen B.E.W. Nieuwenhuizen en T.W. van de Kant. Er is sprake van een borderline persoonlijkheidsstoornis. Daarnaast is er al vanaf jonge leeftijd (13 jaar) sprake van een stoornis in het gebruik van alcohol (matig-ernstig). De beschreven problematiek heeft een bepalende rol gespeeld in de totstandkoming van de feiten. Door de gebrekkige ontwikkeling is verdachte niet volledig in staat om haar emoties op een juiste manier te reguleren. Verdachte wordt snel overvraagd en is door meerdere stressvolle gebeurtenissen voorafgaand aan het tenlastegelegde de controle over zichzelf steeds meer kwijtgeraakt en verder afgegleden. Dit tezamen met de grote hoeveelheden alcohol die verdachte de maanden voorafgaand aan het tenlastegelegde steeds vaker tot zich heeft genomen, is verdachte niet in staat geweest op een heldere, gepaste manier na te denken over de gevolgen van haar gedrag. Een vlucht in alcohol is voor verdachte één van de weinige manieren om haar spanning te reguleren, maar door haar excessieve gebruik kan zij tot fors ontremd gedrag komen waardoor de problemen in haar leven alleen maar toenemen. Dit gebeurde in aanzienlijke mate. Geadviseerd wordt om verdachte het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen. Hoewel verdachte op bovenomschreven wijze werd beperkt in haar functioneren en keuzen door de beschreven problematiek, ontneemt de beschreven problematiek haar niet alle vrijheid om keuzen te nemen.
De persoonlijkheidsproblematiek en middelengebruik in recent verleden (alcoholmisbruik) zijn beide risicofactoren die de kans op recidive zullen vergroten. Er is sprake van een grote mate van impulsief gedrag en verdachte ervaart moeite om haar emoties op een goede en veilige manier onder controle te houden, zonder te vervallen in oud gedrag. Haar copingvaardigheden schieten op dit vlak tekort. Het geheel overziende wordt het recidiverisico op korte en middellange termijn als hoog ingeschat.
Geadviseerd wordt tot een behandeling bij een instelling voor klinische (forensische) psychiatrie, welke tevens gericht is op verslavingsproblematiek, in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel binnen een zo lang mogelijke (maximale) proeftijd.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van 21 maart 2019, opgesteld door reclasseringswerker P.H.M. Wijk. De feiten lijken voort te komen uit een samenspel van factoren, waaronder verdachtes borderlinepersoonlijkheidsproblematiek, inadequate copingvaardigheden, impulsiviteit en een stoornis in het gebruik van alcohol. Deze factoren zijn sterk met elkaar verwikkeld en hebben in het verleden veelvuldig tot agressie(delicten) geleid. Verdachte is een kwetsbare, beschadigde vrouw die in de loop der jaren steeds sterker is gaan hangen aan haar ex-partner. Verdachte lijkt steeds verder in een neerwaartse spiraal terecht zijn gekomen, waarbij haar alcoholgebruik naar dagelijks gebruik is toegenomen om spanningen te reguleren, depressieve klachten toenamen en waarbij isolatie van haar sociale netwerk met daarbij verdere hang naar haar ex-partner toenam. Uiteindelijk raakte zij door het zich niet houden aan afspraken haar zelfstandige huisvesting kwijt. Ten tijde van de onderhavige feiten lijkt zij vanuit alcoholgebruik en hang naar haar ex-partner hem in kroegen te hebben willen opzoeken, waarbij de emoties bij haar zijn opgelopen nadat hij onvindbaar was. Vanuit deze frustratie in combinatie met fors alcoholgebruik zijn een willekeurige voorbijganger en een politieagent daarvan het slachtoffer geworden. Binnen het reclasseringstoezicht stelde verdachte zich – mede door het alcoholgebruik – onvoldoende begeleidbaar op. Huisvestingstrajecten werden door haar (initieel) afgehouden. Ten tijde van de laatste schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis, heeft zij wederom haar toevlucht tot alcohol en haar ex-partner gezocht. Een ambulant kader is niet toereikend. De ernst van de problematiek wordt door verdachte onderschat. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. Tevens wordt bij oplegging van een klinische opname en/of een alcoholverbod, het risico op het onttrekken aan de voorwaarden ingeschat als hoog. Geadviseerd wordt om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een klinische opname in een gedwongen kader voor de gehele duur van de proeftijd of zoveel korter als nodig, een ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en een alcoholverbod, op te leggen.
Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat zij, hoewel zij de feiten betreurt, niet wil meewerken aan de geadviseerde klinische opname van 9 maanden of langer.
De rechtbank maakt zich ernstige zorgen over verdachte. Verdachte heeft zich al meerdere keren schuldig gemaakt aan uitgaansgeweld en lijkt de gevaren van haar alcoholgebruik niet te erkennen. Volstrekt willekeurige personen zijn van haar problematiek het slachtoffer geworden. De rechtbank rekent dat verdachte zwaar aan.
Verdachte heeft inmiddels meer dan drie maanden in voorarrest gezeten. De bewezenverklaarde feiten, hoe ernstig ook, rechtvaardigen geen langere gevangenisstraf aangezien de rechtbank ook de rechtsgelijkheid in het oog moet houden.
De rechtbank kan om die reden in deze zaak geen aanvullende (voorwaardelijke) gevangenisstraf aan verdachte opleggen en wijkt daarom af van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd.
Dit wil niet zeggen dat de rechtbank de wenselijkheid van een langdurige klinische opname van verdachte niet onderschrijft. De adviezen van de deskundigen zijn op dat punt duidelijk en overtuigend. De rechtbank hoopt dan ook dat verdachte de noodzaak van een langdurige klinische opname zal inzien, zodat dit in een vrijwillig kader kan worden bewerkstelligd.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 3 maanden, met aftrek van voorarrest, passend.
9. Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel (feit 1)
De benadeelde partij [persoon 1] vordert € 242,22 aan materiële schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft verzocht om de vordering toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw heeft zich daarbij aangesloten.
De rechtbank oordeelt als volgt. Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [persoon 1] , naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 242,22 (tweehonderdtweeënveertig euro en tweeëntwintig eurocent).
10. Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel (feit 2)
De benadeelde partij [persoon 2] vordert € 200,- aan immateriële schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft verzocht om de vordering tot een bedrag van € 100,- toe te wijzen (vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel) en voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren.
De raadsvrouw heeft zich daarbij aangesloten.
De rechtbank oordeelt als volgt. Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Verdachte heeft zelf ter zitting verklaard dat zij € 200,- een redelijk bedrag vindt. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [persoon 2] , naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 200,- (tweehonderd euro).