ECLI:NL:RBAMS:2019:2660

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 april 2019
Publicatiedatum
12 april 2019
Zaaknummer
13/669068-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot woninginbraak in vereniging met aanhouding na melding

Op 9 april 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot woninginbraak in vereniging. De zaak kwam aan het licht na een melding van een meldster die 's nachts lawaai hoorde en twee mannen bij de voordeur van haar buren zag rommelen. De verdachte en zijn medeverdachte werden kort na de melding aangehouden in de buurt van de woning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met een ander, heeft geprobeerd in te breken in een woning in [plaats 2] op 23 augustus 2018. De verdachte werd herkend aan het signalement dat door de meldster was gegeven, en er werd DNA van de medeverdachte aangetroffen op een rode pet die op het balkon lag. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de poging tot inbraak, ondanks de verdediging die pleitte voor vrijspraak. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vijf maanden op, rekening houdend met de ernst van het feit en de recidive van de verdachte. Daarnaast werd een schadevergoeding van € 70,- toegewezen aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/669068-18 (Promis)
Datum uitspraak: 9 april 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres 1] , [plaats 1] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 maart 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A. Kristic, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. T. Urbanus, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 23 augustus 2018 te [plaats 2] in de voor de nachtrust bestemde tijd schuldig heeft gemaakt aan een poging tot diefstal uit een woning (gelegen aan de [adres 2] ), met braak en in vereniging.
De tekst van de volledige tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde. Verdachte en de medeverdachte zijn kort na de melding in de buurt van de woning aangehouden en voldoen aan de door de meldster gegeven signalementen. Daarbij komt dat de pet van de medeverdachte op het balkon van de woning is aangetroffen.
Het door verdachte gestelde scenario acht de officier van justitie onaannemelijk. Het dossier bevat geen aanknopingspunten dat van een derde persoon sprake geweest zou kunnen zijn en verdachte heeft daar ook niet eerder over verklaard.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. Het dossier bevat geen bewijs van betrokkenheid van verdachte bij het forceren van de deur, noch bewijs dat hij in de woning is geweest. De verklaring van verdachte dat hij slechts op de uitkijk stond, wordt daarmee niet weerlegd door ander bewijsmateriaal in het dossier. Het enkel op de uitkijk staan is onvoldoende om een nauwe en bewuste samenwerking aan te nemen tussen verdachte en medeverdachten, zodat medeplegen niet bewezen kan worden. Medeplichtigheid aan een poging tot inbraak is niet ten laste gelegd.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1] Op 23 augustus 2018 om 01:15 uur kregen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] de melding om te gaan naar het [adres 2] in [plaats 2] . Enkele minuten later kwamen zij ter plaatse. [2] De meldster, woonachtig op huisnummer [nummer 1] , [3] vertelde dat twee mannen vanaf 01:05 uur meerdere keren aan het slot van de voordeur van de buren (met huisnummer [nummer 2] ) aan het rommelen waren. Dit terwijl die buren op vakantie waren. De mannen droegen donkere kleding en hadden een pet op. Eén van hen droeg een rode pet. [4]
De verbalisanten zijn vervolgens naar de voordeur van huisnummer [nummer 2] gelopen. [verbalisant 1] trok aan de cilinder van het slot en voelde dat deze los zat en afgebroken was. [verbalisant 2] opende daarop met collega’s [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , die inmiddels ook ter plaatse waren, de voordeur. Toen zij de woning inliepen en zich als politie bekendmaakten, hoorden zij achterin, uit de woonkamer, gebonk komen. [5] [verbalisant 1] stond nog bij de voordeur en zag opeens dat de medeverdachte over een hekje sprong en de trap oprende. De medeverdachte keek hem recht aan en schrok. [verbalisant 1] sommeerde hem meerdere keren te stoppen. Uiteindelijk werd de medeverdachte, om 01:30 uur [6] op de derde etage [7] , aangehouden. [8] Hij had een zwarte jas, een zwarte joggingbroek en zwarte sportschoenen aan, maar geen pet op. [9] In het trapportaal of op de galerij werden geen andere personen gezien. [10] De plek waar de medeverdachte vandaan kwam, was slechts via het balkon van huisnummer [nummer 2] te bereiken. [11]
Verbalisant [verbalisant 5] stond buiten en had zicht op verdachte. Hij zag dat verdachte over de galerij van de eerste verdieping richting de [straat] rende, even later een flat aldaar invluchtte en om 01:35 uur aangehouden werd. [12] Verdachte was buiten adem en nat van het zweet. Hij droeg een zwarte pet, een zwarte jas, een donkere broek en zwarte sportschoenen. [13]
Terug in de woning zagen de verbalisanten dat het raam naar het balkon open stond en de gordijnen opzij geschoven waren. Op het balkon lag een rode pet en op de richel daarnaast een scootersleutel. [14] Op de rode pet werd het DNA van de medeverdachte aangetroffen [15] en de scootersleutel bleek van de scooter van de medeverdachte, die bij de nooduitgang van de flat stond, te zijn. [16]
Conclusie
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw en stelt vast dat het zeer onwaarschijnlijk is dat er een derde persoon bij de poging tot inbraak betrokken was. Dit leidt de rechtbank af uit de volgende feiten en omstandigheden:
  • de meldster ziet twee mannen, met petten op en donkere kleding aan, aan het slot van de voordeur van de woning met huisnummer [nummer 2] rommelen;
  • één van hen draagt een rode pet;
  • wanneer de verbalisanten de woning ingaan, horen zij achterin de woning gebonk komen;
  • de medeverdachte springt dan plotseling over een hekje richting de trap;
  • verdachte en de medeverdachte rennen beide weg, voldoen aan de door de meldster gegeven signalementen en worden kort na de melding, dichtbij de woning, aangehouden;
  • de rode pet en de scootersleutel van de medeverdachte zijn op het balkon en de richel aangetroffen;
  • in het trapportaal of op de galerij zijn geen andere personen gezien.
Daar komt bij dat verdachte voor deze feiten en omstandigheden geen aannemelijke alternatieve verklaring heeft gegeven. De verklaring die verdachte uiteindelijk voor de gang van zaken heeft gegeven, dat hij slechts op de uitkijk heeft gestaan en dat het twee andere personen waren die bij de deur aan het rommelen waren, vindt geen steun in de rest van het dossier.
Gelet op het voorgaande gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte één van de twee door de meldster genoemde mannen moet zijn geweest en zich aan het ten laste gelegde schuldig heeft gemaakt.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht aldus bewezen dat verdachte op 23 augustus 2018 te [plaats 2] , gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning gelegen aan de [adres 2] , ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een of meerdere goederen en/of een of meerdere geldbedragen toebehorende aan de bewoners van de woning gelegen aan de [adres 2] en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en die weg te nemen goederen en/of geldbedragen onder hun bereik te brengen door middel van braak, opzettelijk met zijn mededader naar die woning is toegegaan, waarna hij, verdachte, en zijn mededader de cilinder van het slot van voordeur hebben geforceerd en vervolgens de woning hebben betreden.
De rechtbank baseert deze beslissing op de in rubriek 3.3. weergegeven feiten en omstandigheden, zoals vervat in de als voetnoten weergegeven gebruikte bewijsmiddelen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 maanden, met aftrek van voorarrest.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot woninginbraak in vereniging. De meldster hoorde ‘s nachts lawaai en zag toen twee mannen bij de voordeur van haar buren rommelen. De medeverdachte is de woning ook binnengegaan, maar dankzij de meldster was de politie snel ter plaatse en hebben verdachte en de medeverdachte niets kunnen stelen.
De rechtbank acht dit een ernstig feit. Woninginbraken veroorzaken materiële schade en hinder aan de benadeelden. Verdachte heeft er door zijn handelen blijk van gegeven zich niet te bekommeren om de belangen van anderen en heeft zich enkel laten leiden door financieel gewin. Bovendien brengt dit soort feiten in het algemeen gevoelens van onbehagen en onveiligheid in de samenleving teweeg.
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte van 4 maart 2019 blijkt dat verdachte ten tijde van het plegen van het feit in een proeftijd wegens een veroordeling voor een poging tot diefstal in vereniging met braak liep en ook nog in 2017 voor een diefstal met braak veroordeeld is. Die eerdere veroordelingen en proeftijd hebben verdachte er blijkbaar niet van weerhouden om opnieuw een strafbaar feit te plegen.
De rechtbank heeft acht geslagen op het reclasseringsadvies van 15 november 2018 betreffende verdachte. Verdachte kwam op 13-jarige leeftijd voor de eerste keer in aanraking met justitie. Hij kampt met schuldenproblematiek en pleegde delicten om zijn financiële situatie te verbeteren. Onlangs startte hij als ZZP-er. Hij werkt (ten tijde van het opmaken van rapportage) fulltime als bezorger van pakketten. Hiermee verdient hij geld, waarmee hij aan zijn schuldenproblematiek kan werken. De keuze van verdachte om fulltime te gaan werken, maakt het voor de reclassering onmogelijk toezicht op hem te houden. Het risico op recidive en het onttrekken aan voorwaarden is hoog. In het verleden werden meerdere maatregelen Hulp en Steun negatief terug gemeld aan Justitie. Verdachte gaf destijds onvoldoende medewerking aan de bijzondere voorwaarden. Met de beschikbare informatie kan de reclassering niet adviseren of interventies en/of toezicht uitvoerbaar zijn.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij momenteel niet fulltime werkt, maar dat wel weer van plan is.
De rechtbank betrekt bij het bepalen van de straf de afspraken zoals deze in de zogenoemde oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht zijn gemaakt. Genoemde oriëntatiepunten dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging. Volgens die oriëntatiepunten is voor een woninginbraak, in geval van recidive, een gevangenisstraf van vijf maanden het uitgangspunt. Dit uitgangspunt moet in de onderhavige zaak worden verhoogd, omdat verdachte het feit in de voor nachtrust bestemde tijd én samen met de medeverdachte heeft begaan. In strafverminderende zin houdt de rechtbank er rekening mee dat het uiteindelijk bij een poging gebleven is.
Alles afwegende acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden.

8.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [persoon] vordert € 120,- aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft verzocht om de vordering tot een bedrag van € 70,- toe te wijzen, met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren.
De raadsvrouw heeft – in verband met de door haar bepleite vrijspraak – verzocht om de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.
De rechtbank oordeelt als volgt. Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering tot materiële schadevergoeding zal tot een bedrag van in totaal € 70,- (zeventig euro) worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Voor het overige zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De behandeling van de vordering levert voor dit deel een onevenredige belasting van het strafgeding op, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan het resterende deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte dit strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd. Omdat verdachte en zijn mededader samen een onrechtmatige daad hebben gepleegd, zijn zij jegens de benadeelde hoofdelijk aansprakelijk voor de totale schade.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [persoon] , naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 70,- (zeventig euro).

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 45 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
een poging tot diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 5 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Vordering van de benadeelde partij
Wijst de vordering van [persoon] toe tot € 70,- (zeventig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (23 augustus 2018) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [persoon] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [persoon] aan de Staat € 70,- (zeventig euro), vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 23 augustus 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening, te betalen. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting vervangen door hechtenis van één dag. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Als daarnaast een ander of anderen worden veroordeeld om dezelfde schade te vergoeden, hoeft verdachte alleen het bedrag te betalen dat niet al door of namens die ander of anderen is betaald.
Voorlopige hechtenis
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.W. Pieters, voorzitter,
mrs. O.P.M. Fruytier en E. Laanen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.J.M. van der Hooft, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 april 2019.
[...]

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld wordt in de voetnoten hierna telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2018171315-9 van 23 augustus 2018, doorgenummerde pag. 08, 2e alinea, 1e-2e en 5e zin.
3.Idem, doorgenummerde pag. 08, 2e alinea, 3e zin.
4.Idem, doorgenummerde pag. 09, laatste alinea, 7e-12e en 16e-18e zin.
5.Idem, doorgenummerde pag. 08, 4e alinea, 4e,7e-8e en 11e-laatste zin.
6.Proces-verbaal van aanhouding met nummer PL1300-2018171315-2 van 23 augustus 2018, doorgenummerde pag. 57.
7.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2018171315-10 van 23 augustus 2018, doorgenummerde pag. 17, 4e alinea, 2e zin.
8.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2018171315-9 van 23 augustus 2018, doorgenummerde pag. 08, laatste alinea, 1e, 3e, 4e, 7e, 8e en 10e zin en doorgenummerde pag. 09, 1e alinea, 6e zin.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer PL1300-2018171315-18 van 23 augustus 2018, doorgenummerde pag. 41-47 en proces-verbaal van aanhouding met nummer PL1300-2018171315-2 van 23 augustus 2018, doorgenummerde pag. 57.
10.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2018171315-9 van 23 augustus 2018, doorgenummerde pag. 09, 1e alinea, laatste zin.
11.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2018171315-9 van 23 augustus 2018, doorgenummerde pag. 08, laatste alinea, 5e zin.
12.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2018171315-10 van 23 augustus 2018, doorgenummerde pag. 17, 2e alinea, 1e zin, 3e alinea 2e zin en 4e alinea 3e, 4e, 7e en 8e zin en Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2018171315-4 van 23 augustus 2018, doorgenummerde pag. 14, laatste alinea, laatste zin
13.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2018171315-4 van 23 augustus 2018, doorgenummerde pag. 14, 7e-8e alinea en doorgenummerde pag. 15, 1e en 4e alinea.
14.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2018171315-7, doorgenummerde pag. 20 , 2e alinea, 3e alinea 2e zin, 6e alinea 1e zin en 8e alinea, 1e-2e zin.
15.Rapport NFI (zaaknummer 2018.09.05.108) van 21 september 2018 en proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2018171315-32 van 31 januari 2019.
16.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2018171315-8, doorgenummerde pag. 18, 3e alinea 5e zin, 4e alinea en 6e alinea.