ECLI:NL:RBAMS:2019:2647

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 april 2019
Publicatiedatum
12 april 2019
Zaaknummer
13/674204-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanbieden van een gift aan een ambtenaar met het oogmerk om hem te bewegen iets te doen binnen een penitentiaire inrichting

Op 12 april 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vrouw die een medewerker van een penitentiaire inrichting (P.I.) geld had aangeboden om een mobiele telefoon de gevangenis in te smokkelen. De zaak werd behandeld in meervoudige kamer en het vonnis volgde na een terechtzitting op 29 maart 2019. De verdachte, geboren in 1995 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd beschuldigd van het aanbieden van een gift aan een ambtenaar, met het doel deze te bewegen om een telefoon binnen de P.I. te brengen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, op basis van de bewijsmiddelen, schuldig was aan het ten laste gelegde feit. De officier van justitie had een gevangenisstraf van twee maanden voorwaardelijk geëist, met een proeftijd van twee jaar en een taakstraf van 100 uren. De verdediging pleitte voor een geheel voorwaardelijke taakstraf, verwijzend naar de druk waaronder de verdachte had gehandeld door haar ex-vriend. De rechtbank legde uiteindelijk een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden op, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 100 uren. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit, gezien de mogelijke gevolgen voor de veiligheid binnen de P.I. en de continuïteit van het systeem. De rechtbank verklaarde het bewezen verklaarde strafbaar en legde de straffen op, met de mogelijkheid van tenuitvoerlegging indien de verdachte zich tijdens de proeftijd opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/674204-17
Datum uitspraak: 12 april 2019
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
verblijvende op het adres [verblijfadres] , [verblijfplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 maart 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. W.J. de Graaf, en van wat verdachte en haar raadsman, mr. R. Lonterman, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt ervan beschuldigd dat:
zij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 juli 2017 tot en met 28 juli 2017 te Westzaan en/of Uithoorn en/of Aalsmeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, een ambtenaar, te weten [medeverdachte] , in zijn hoedanigheid van medewerker in [naam Justitieel Complex] , een of meer gift(en) en/of (een) belofte(n) en/of (een) dienst(en), te weten, zakelijk weergegeven:
- ( een gift van) 100,00 euro en/of
- ( een gift van) 200,00 euro en/of
- ( een gift van) 300,00 euro en/of
- een of meer andere geldbedragen
althans enige gift en/of belofte en/of dienst, heeft gedaan en/of verleend en/of aangeboden,
1° (telkens) met het oogmerk om die [naam Justitieel Complex] te bewegen in zijn bediening, al dan niet in strijd met zijn plicht, iets te doen en/of na te laten, en/of
2° (telkens) ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door die [naam Justitieel Complex] in zijn huidige of vroegere bediening, al dan niet in strijd met zijn plicht, is gedaan of nagelaten;
te weten, het kopen, aanschaffen, verwerven en/of ophalen van een mobiele telefoon (van het merk Alcatael) en/of een of meerdere (andere) mobiele telefoon(s) en/of een of meer hoeveelhe(i)d(en) hasjiesj en/of andere op de lijsten I of II voorkomende strafbare drugs/stoffen en/of het binnenbrengen van dit/deze voorwerp(en) in [naam Justitieel Complex] .
(artikel 177 Wetboek van Strafrecht)

3.Waardering van het bewijs

3.1
Oordeel over het feit
De rechtbank vindt, net als de officier van justitie en de raadsman, op grond van de wettige bewijsmiddelen (waaronder de bekennende verklaring van verdachte) bewezen dat verdachte een ambtenaar een gift heeft aangeboden met het oogmerk hem te bewegen in zijn bediening een telefoon binnen de penitentiaire inrichting te brengen.
3.2
Bewijs
De rechtbank baseert haar beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.
3.3
Bewezenverklaring
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte:
op tijdstippen in de periode van 1 juli 2017 tot en met 28 juli 2017 te Uithoorn tezamen en in vereniging met een ander een ambtenaar, te weten [medeverdachte] , in zijn hoedanigheid van medewerker in [naam Justitieel Complex] , een gift, te weten een geldbedrag, heeft gedaan met het oogmerk om die [naam Justitieel Complex] te bewegen in zijn bediening iets te doen te weten, het ophalen van een mobiele telefoon (van het merk Alcatel) en het binnenbrengen van dit voorwerp in [naam Justitieel Complex] .

4.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen verklaarde feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

6.Motivering van de straffen

6.1
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf van 100 uren subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van het voorarrest.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om oplegging van een geheel voorwaardelijke taakstraf. Daartoe heeft hij verzocht rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte het feit heeft gepleegd onder druk van haar gedetineerde ex-vriend.
6.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden opleggen, met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast zal zij verdachte een taakstraf opleggen. Deze straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft een ambtenaar een gift aangeboden om in ruil daarvoor als medewerker van het [naam Justitieel Complex] een telefoon binnen die P.I. te brengen. Smokkelpraktijken kunnen de ongestoorde gang van zaken en de veiligheid in een P.I. ondermijnen. Het naar binnen smokkelen van een telefoon vindt de rechtbank bijzonder ernstig: de beschikking over een telefoon kan in de hand werken dat gedetineerden hun criminele gedrag voortzetten. Verdachte heeft met haar handelen meegewerkt aan de ontwrichting van het systeem binnen de P.I.
De rechtbank vindt dit een dermate ernstig feit dat de oplegging van een gevangenisstraf de enige passende straf is. Omdat het smokkelen van een telefoon in de P.I. niet het idee van verdachte was, maar zij slechts haar ex-vriend hielp in de uitvoering van dit plan, ziet de rechtbank aanleiding slechts een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Wel is de rechtbank van oordeel dat verdachte de consequenties van haar handelen moet ondervinden. Daarom zal zij ook de geëiste taakstraf van 100 uren opleggen.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 177 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

8.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3.3 vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
een ambtenaar een gift aanbieden met het oogmerk om hem te bewegen in zijn bediening iets te doen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Beveelt dat deze straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafbestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van
100 (honderd) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 50 (vijftig) dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Overbosch, voorzitter,
mrs. R.A. Sipkens en E. Laanen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.P. Jit, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 april 2019.