ECLI:NL:RBAMS:2019:264

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 januari 2019
Publicatiedatum
17 januari 2019
Zaaknummer
18/4589
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de Ziektewetuitkering op basis van arbeidskundige gronden na eerstejaarsziektewetbeoordeling

Op 15 januari 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. A.B.B. Beelaard, en de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door J.G. Kramer. De zaak betreft de beëindiging van de Ziektewetuitkering van de eiser per 16 februari 2018, na een eerstejaarsziektewetbeoordeling door verweerder. Eiser was werkzaam als krantenbezorger en verzorgende en werd ziek na een val van zijn fiets op 9 januari 2017. Verweerder heeft de uitkering beëindigd op basis van de conclusie dat eiser, met inachtneming van zijn medische beperkingen, meer dan 65% van zijn maatmaninkomen kan verdienen.

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder, waarbij hij aanvoert dat er onvoldoende rekening is gehouden met vakantietoeslag en dat de geduide functies niet geschikt zijn vanwege onvoldoende afwisseling tussen zitten en staan. Tijdens de zitting heeft eiser meerdere medische stukken ingediend, maar hij heeft aangegeven dat deze enkel ter achtergrondinformatie dienen en dat hij het eens is met de beperkingen zoals opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML).

De rechtbank heeft vastgesteld dat de arbeidsdeskundige B&B voldoende gemotiveerd heeft dat er voldoende mogelijkheden zijn tot onderbreking van de zittende werkhouding in de geduide functies. De rechtbank concludeert dat de functies geschikt zijn voor eiser en dat de mediane loonwaarde correct is vastgesteld. Eiser krijgt geen gelijk en het beroep wordt ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.

Uitspraak

RECTl FI C A T I E

uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 18/4589

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 januari 2019 in de zaak tussen

[naam eiser] , te Amsterdam, eiser (gemachtigde: mr. A.B.B. Beelaard),

en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder (gemachtigde: J.G. Kramer).

Procesverloop

Bij besluit van 15 januari 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de uitkering van eiser op grond van de Ziektewet (ZW) beëindigd per 16 februari 2018.
Bij besluit van 11 juni 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 januari 2019.
Eiser was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is laatstelijk werkzaam geweest als krantenbezorger en verzorgende. Hij is op 9 januari 2017 na een val van zijn fiets ziek geworden.
2. Verweerder heeft een zogenoemde eerstejaarsziektewetbeoordeling uitgevoerd. Naar aanleiding daarvan heeft verweerder de hierboven onder 'Procesverloop' beschreven besluiten genomen. Aan het bestreden besluit heeft verweerder de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van
1mei 2018 en de rapportage van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van4 juni 2018 ten grondslag gelegd. Bij het bestreden besluit stelt verweerder zich op het standpunt dat eiser geen recht meer heeft op een ZW-uitkering, omdat uit de beoordeling is gebleken dat eiser per 16 februari 2018, met inachtneming van de vastgestelde medische beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 4 mei 2018, meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd. Verweerder acht eiser ongeschikt voor zijn eigen werk (de combinatie van de functies krantenbezorger en verzorgende), maar geschikt voor de functies van samensteller elektronische apparatuur, wikkelaar (SBC 267050), samensteller kunststof en rubberproducten (SBC 271130) en productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (SBC 111180). De theoretische verdiencapaciteit is € 11,87 per uur en eiser kan meer dan 65% verdienen van het maatmaninkomen. Eisers ZW-uitkering is daarom per toekomende datum (16 februari 2018) terecht beëindigd, aldus verweerder.
Standpunt eiser, zoals ter zitting gehandhaafd
3. Eiser voert aan dat bij de maatmanloonberekening geen rekening is gehouden met vakantietoeslag. Eiser stelt dat voor de drie geduide functies geldt dat onduidelijk is of er voldoende kan worden vertreden en of er voldoende keuze in het zitten of staan is.
Het oordeel van de rechtbank
4. Eiser heeft voor de zitting meerdere medische stukken ingediend. Ter zitting heeft eiser gezegd dat de medische stukken uitsluitend dienen ter achtergrondinformatie en dat hij het eens is met de beperkingen zoals die zijn opgenomen in de FML. De rechtbank gaat daarom uit van de juistheid van de op 4 mei 2018 opgestelde FML en de daarin voor eiser opgenomen beperkingen bij arbeid.
5. In geschil is de geschiktheid van de functies. Eiser voert aan dat de geduide functies niet geschikt zijn omdat er onvoldoende afwisseling van het zitten is, althans dat daaraan getwijfeld kan worden omdat de afwisseling tussen zitten en staan steeds minimaal is. Dit betekent dat niet duidelijk gemotiveerd is of de functies wel voldoen op het aspect zitten, aldus eiser.
6. De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsarts B&B in de FML van 4 mei 2018 de volgende, in dit kader relevante, opmerking heeft gemaakt: "ten aanzien van statische houdingen is eiser niet beperkt op zitten tijdens werk" (waarbij als toelichting is gegeven: vertreden moet mogelijk zijn of naar keuze zitten of staan).
7. De rechtbank is van oordeel dat de arbeidsdeskundige B&B in zijn rapport 30 augustus 2018 voor de functies wikkelaar en montagemedewerker voldoende gemotiveerd heeft dat er voldoende mogelijkheden zijn tot vertreding en dus onderbreking van de zittende werkhouding . Zo heeft de arbeidsdeskundige B&B overwogen dat bij de functie samensteller elektronische apparatuur, wikkelaar (SBC 267050) geldt dat er na iedere vijftien minuten sprake is van een onderbreking van de zittende werkhouding. Voor de functie van montagemedewerker productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (SBC 111180) geldt dat uit de omschrijving door de arbeidsdeskundig analist blijkt dat er voldoende mogelijkheden zijn tot onderbreking van het zitten. Er is ook geen sprake van een gedwongen werkhouding. Ieder uur is sprake van lopen (vier maal per uur) en staan (vier maal per uur). De rechtbank acht verder van belang dat de arbeidsdeskundige B&B ook overleg heeft gevoerd met de verzekeringsarts B&B. De verzekeringsarts B&B heeft aangegeven de belasting op zitten bij deze geduide functies niet bezwaarlijk te vindvan
8. Met betrekking tot de functie samensteller kunststof en rubberproducten (SBC 271130) overweegt de rechtbank dat de arbeidsdeskundige B&B heeft overwogen dat in de functie assembleur, sprake is van een overschrijdende belasting op het aspect "staan/ lopen tijdens het werk". Daarom heeft hij deze functie verworpen. Binnen de SBC code 271130 kan volgens de arbeidsdeskundige B&B wel de functie van productiemedewerker B als passend worden aangemerkt. De arbeidsdeskundige B&B heeft toegelicht dat in deze functie na twee uur van werkplek wordt gewisseld. Verder wordt er dagelijks acht uur gewerkt waarbij na maximaal dertig minuten de zittende werkhouding wordt onderbroken. Daarnaast blijkt dat in die functie ook bakken met onderdelen worden opgehaald, wat betekent dat er nog meer mogelijkheden zijn voor vertreding. Verder blijkt uit de lijst met functiebelastingen en selectiegegevens dat er sprake is van lopen, knielen, zitten en staan. Ook over deze functie is overleg gepleegd met de verzekeringsarts B&B die aangeeft dat er voldoende onderbrekingen zijn in de zittende werkhouding. Dat eiser daaraan twijfelt is onvoldoende om afbreuk te doen aan de gemotiveerde beoordeling door de arbeidsdeskundige B&B na overleg met de verzekeringsarts B&B. De rechtbank is van oordeel dat voldoende gemotiveerd is dat er voldoende onderbrekingen zijn in de zittende werkhouding en deze functie dus geschikt is voor eiser. Dit betekent dat de mediane loonwaarde juist is vastgesteld op€ 11,87 per uur en eiser meer dan 65% van zijn maatmanloon kan verdienen. Daarbij is niet van belang dat de vakantietoeslag in het maatmanloon van eiser buiten beschouwing is gelaten, want ook als het maatmanloon met 1,08 zou worden vermenigvuldigd blijft het maatman loon lager (namelijk€ 10,60 * 1,08 = € 11,45) dan de theoretische verdiencapaciteit van€ 11,87. Dit betekent dat eisers gronden tegen de arbeidskundige onderbouwing van het bestreden besluit daarom niet kunnen slagen.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen gelijk. Verweerder heeft terecht de ZW- uitkering van eiser beëindigd per 16 februari 2018.
10. Bij deze uitkomst bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling dan wel een vergoeding van het griffierecht.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. L.C. Trommel, griffier.. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 januari
20182019.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.