ECLI:NL:RBAMS:2019:2632

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 april 2019
Publicatiedatum
11 april 2019
Zaaknummer
13/701868-18 en 13/207507-16 (TUL)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot auto-inbraak door twee of meer verenigde personen met toepassing van jeugdstrafrecht

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 11 april 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een ander een poging tot auto-inbraak heeft gepleegd. De feiten vonden plaats op 30 mei 2018 in Amsterdam, waar de verdachte en zijn mededader geprobeerd hebben in te breken in een bestelauto. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 28 maart 2019 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. S. Sondermeijer, de vordering heeft gedaan en de verdediging werd gevoerd door mr. C. Crince Le Roy.

De tenlastelegging omvatte de poging tot inbraak in de bestelauto van een persoon, waarbij getuigen hebben verklaard dat zij de verdachte en zijn mededader hebben gezien. De rechtbank heeft de verklaringen van de getuigen als betrouwbaar beoordeeld, ondanks de tegenstrijdige verklaringen van de verdachten. De rechtbank oordeelde dat de poging tot auto-inbraak bewezen kon worden, omdat de gedragingen van de verdachten duidden op een opzet om goederen weg te nemen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van vier dagen, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, en een voorwaardelijke taakstraf van 60 uren met een proeftijd van één jaar. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan een gedragsinterventie. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer meegewogen in de strafoplegging, evenals het strafblad van de verdachte en de aanbevelingen van de reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/701868-18 en 13/207507-16 (TUL) (Promis)
Datum uitspraak: 11 april 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 maart 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Sondermeijer en van wat verdachte en zijn raadsman mr. C. Crince Le Roy naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort samengevat, na wijziging op de zitting – tenlastegelegd dat hij zich in Amsterdam op 30 mei 2018 samen met een ander heeft geprobeerd in te breken in de bestelauto van [persoon] .
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde bewezen kan worden. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij vanuit haar woning zag dat twee jongens probeerden in te breken in een voor haar woning geparkeerde bestelauto. Zij zag dat een van de jongens – de bestuurder van de scooter – achter de bestelauto stond, terwijl de andere jongen – de bijrijder – richting de bestelauto liep. Zij hoorde vervolgens een knal, alsof er een ruit werd ingetikt. Zij zag dat het alarm van de bestelauto afging, waarna de jongen weer achterop de scooter sprong en de twee jongens samen wegreden. De jongens zijn daarna nog enkele keren teruggekomen, maar werden telkens afgeschrikt door het alarm, aldus getuige [getuige 1] . Getuige [getuige 1] heeft ook een foto van de jongens gemaakt. Deze foto zit in het dossier. De verklaring van getuige [getuige 1] wordt bovendien ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 2] (haar zoon) die het voorval eveneens heeft gezien. Het gaat om betrouwbare getuigen. Zij waren namelijk alert vanwege een eerdere auto-inbraak in de straat. Daartegenover staan de niet betrouwbare verklaringen van verdachten. De verdachten geven weliswaar toe dat zij de personen zijn op de foto die getuige [getuige 1] heeft gemaakt, maar leggen verder wisselende en tegenstrijdige verklaringen af. Dat zouden zij niet doen als zij niets te verbergen hadden. Dat maakt dat de poging tot auto-inbraak bewezen kan worden.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Hij heeft daartoe het volgende betoogd.
De verdachten zijn – nadat de autoruit is ingetikt – in de omgeving van de bestelauto geweest, dat blijkt uit de foto van getuige [getuige 1] . Dat betekent echter niet dat zij de ruit hebben ingetikt. Dat de verklaringen van verdachten niet helemaal op elkaar aansluiten, maakt deze verklaringen nog niet onbetrouwbaar. Aangever [persoon] heeft van de inbraak niets waargenomen. Daarnaast komen de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] niet met elkaar overeen. Getuige [getuige 1] heeft aangegeven dat de verdachten drie keer zijn teruggekomen. Ook heeft zij verklaard dat ze een knal heeft gehoord, terwijl getuige [getuige 2] daarover niets verklaart. Hieruit kan worden afgeleid dat de verdachten pas zijn waargenomen nadat de autoruit al was ingetikt. Het is goed mogelijk dat de getuigen verdachten verwarren met andere jongens. Mocht al bewijsbaar zijn dat verdachten degenen zijn die de autoruit hebben vernield, dan nog is geen sprake van een poging tot auto-inbraak, maar van een vernieling. Verdachten hebben immers niet geprobeerd om iets weg te nemen. Gelet op het voorgaande moet verdachte van de poging tot auto-inbraak worden vrijgesproken.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
Vooropgesteld kan worden dat de ruit van de bestelauto van aangever [persoon] is ingeslagen op 30 mei 2018, terwijl deze stond geparkeerd aan de [straat] te Amsterdam. Buurtbewoners zijn hiervan getuige geweest. Getuige [getuige 1] heeft direct na het voorval een gedetailleerde verklaring afgelegd omtrent hetgeen zij heeft waargenomen, welke verklaring bovendien wordt ondersteund door de verklaring van haar zoon, getuige [getuige 2] . Zij heeft ook een foto gemaakt van de jongens die volgens haar de autoruit insloegen. Verdachten zijn naar aanleiding van die foto aangehouden. Dat de verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] als tegenstrijdig en daarmee onbetrouwbaar terzijde moeten worden geschoven – zoals aangevoerd door de raadsman – wordt niet gevolgd. De verklaringen zijn immers niet tegenstrijdig; zij volgen elkaar juist op en vinden aldus steun in elkaar. Getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hebben daarnaast ook geen reden om niet naar waarheid te verklaren, hetgeen anders ligt voor de verdachten. De verdachten hebben bovendien telkens wisselende verklaringen afgelegd. Eerst geven zij aan dat zij in het geheel niet in de buurt van de bestelbus zijn geweest. Later zeggen beiden wel langs de bestelbus te zijn gereden en dat zij daar glas hebben zien liggen. De rechtbank acht de verklaringen van de verdachten dan ook niet aannemelijk en gaat uit van de verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] . Verder is de rechtbank van oordeel dat uit de gedragingen van de verdachten – zoals die blijken uit de verklaringen van getuigen [getuige 2] en [getuige 1] – kan worden afgeleid dat zij de autoruit insloegen met het kennelijke doel om iets weg te nemen. Door het afgaan van het alarm zijn zij vertrokken, maar zij zijn meermalen teruggekeerd naar de bestelbus. In het geval een vernieling het doel was geweest, zouden zij niet zijn teruggekeerd. Dat maakt het tenlastegelegde bewezen kan worden.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 30 mei 2018 te Amsterdam, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goederen uit een bestelauto (Mercedes Benz, voorzien van kenteken [kenteken] ) toebehorend aan [persoon] en zich daarbij de toegang tot die bestelauto te verschaffen door middel van braak, opzettelijk naar die bestelauto is toegegaan, waarna hij, verdachte, met kracht met een hard en/of zwaar voorwerp de ruit van die bestelauto heeft ingeslagen;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om het adolescentenrecht toe te passen en verdachte voor het door haar bewezen geachte feit te veroordelen tot voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 3 weken met een proeftijd van 2 jaar. Verder vordert zij dat de bijzondere voorwaarden worden opgelegd zoals geadviseerd door de reclassering, te weten een meldplicht, gedragsinterventie en dagbesteding.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij een eventuele strafoplegging rekening te houden met het feit dat verdachte goed meewerkt aan de schorsingsvoorwaarden. Hij verzoekt om aansluiting te zoeken bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS) en een geheel voorwaardelijke taakstraf op te leggen.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een poging tot auto-inbraak. Zij hebben op klaarlichte dag een autoruit ingeslagen. Dat is zeer hinderlijk voor met name het slachtoffer, al was het alleen al vanwege de schade aan zijn auto. Ook weegt de rechtbank bij de strafoplegging mee dat verdachte en zijn mededader met hun handelen gevoelens van onveiligheid in de buurt hebben veroorzaakt.
De rechtbank heeft ook gekeken naar het strafblad van verdachte van 4 maart 2019. Hieruit volgt dat verdachte recent nog is veroordeeld voor een vermogensdelict. Dat zal de rechtbank in het nadeel van verdachte meewegen. Ook is gebleken dat verdachte na het plegen van dit feit in andere zaken is veroordeeld. Dat betekent dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Verder is acht geslagen op het reclasseringsrapport van 20 november 2018. Geadviseerd wordt om het jeugdstrafrecht toe te passen. Verdachte woont bij zijn ouders en is ontvankelijk voor pedagogische beïnvloeding. Verdachte heeft niet eerder trajecten binnen de jeugdreclassering doorlopen en wordt nu begeleid door de volwassenreclassering in het kader van een schorsingstoezicht. Gelet op het voorgaande, wordt geadviseerd om toezicht uit te laten voeren door de volwassenreclassering. Ook wordt geadviseerd om verdachte te verplichten een CoVa-training te volgen, zodat hij leert assertieve oplossingen te bedenken, die goed zijn voor hemzelf en een ander en hem op het rechte pad houden. Een (deels) voorwaardelijke straf wordt dan ook geadviseerd met oplegging van bijzondere voorwaarden, bestaande uit: een meldplicht bij de reclassering, een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden en het verkrijgen en behouden van dagbesteding. De rechtbank neemt de conclusies over en zal het advies van de reclassering volgen.
Ook is gekeken naar de oriëntatiepunten voor jeugdigen die Nederlandse strafrechters toepassen. Bij een diefstal met braak of verbreking uit een auto is het uitgangspunt een taakstraf van 60 uur. De rechtbank neemt dat als uitgangspunt bij de straf en houdt verder rekening met het feit dat het om een poging ging.
De rechtbank is van oordeel dat een jeugddetentie voor de duur van 4 dagen met aftrek in combinatie met een voorwaardelijke taakstraf van 60 uren met een proeftijd van 1 jaar passend is. Ook zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden opleggen, zoals geadviseerd door de reclassering. De rechtbank hoopt dat de forse strafdreiging die uitgaat van een voorwaardelijke taakstraf van 60 uren, verdachte er in de toekomst van weerhoudt opnieuw strafbare feiten te plegen. Er is afgeweken van de eis van de officier van justitie omdat de rechtbank van oordeel is dat een voorwaardelijke taakstraf meer past bij de jeugdige leeftijd en de relatief geringe ernst van het feit dan een voorwaardelijke jeugddetentie. De rechtbank merkt op dat verdachte reeds 4 dagen in voorarrest heeft gezeten, en verdachte dus niet opnieuw detentie hoeft te ondergaan.

8.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 5 juni 2018 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/207507-16, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 12 februari 2018 van de kinderrechter te Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een werkstraf van 40 uren, waarvan 20 uur voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis.
De officier van justitie heeft om de voorwaardelijk opgelegde straf geheel ten uitvoer te leggen.
De raadsman heeft verzocht om de proeftijd te verlengen.
Nu verdachte zich, ondanks de voorwaardelijke straf die hij heeft gekregen, opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, ziet de rechtbank aanleiding om de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke strafdeel te gelasten. Dat betekent dat de rechtbank de vordering van de officier van justitie zal toewijzen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 45, 47, 63, 77c, 77g, 77i, 77n, 77p, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 311van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievan
4 (vier) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Veroordeelt verdachte verder tot een
taakstrafbestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van
60 (zestig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende
jeugddetentiezal worden toegepast van
30 (dertig) dagen.
Stelt daarbij een
proeftijd van 1 (één) jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich gedurende de proeftijd zal melden bij Reclassering Nederland, op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig vindt;
  • actief deelneemt aan de gedragsinterventie Cognitieve Vaardigheden of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training dit wordt. Veroordeelde zal zich houden aan de afspraken en aanwijzingen van zijn trainer/begeleider;
  • meewerkt aan het realiseren en behouden van een dagbesteding. Ook als dit betekent dat hij verplicht wordt om mee te werken aan een werk-, leertraject vanuit het WPI.
Geeft aan genoemde instelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Gelast de
tenuitvoerlegging van de strafin de zaak met parketnummer 13/207507-16, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij vonnis van 12 februari 2018, zijnde een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
20 (twintig) uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
10 (tien) dagen.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.M. Jongkind, voorzitter,
mrs. M. Vaandrager en E.G.M.M. van Gessel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.N. Greeven, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 april 2019.
[...]