ECLI:NL:RBAMS:2019:263

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 januari 2019
Publicatiedatum
17 januari 2019
Zaaknummer
18/4647 en AMS 18/4671
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de ziektewetuitkering en afwijzing van de WIA-aanvraag na niet voldoen aan wachttijd

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 9 januari 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de beëindiging van de Ziektewet (ZW) uitkering en de afwijzing van de WIA-aanvraag. De eiser, die voorheen werkzaam was als postsorteerder, had zich in april 2016 ziek gemeld en ontving een ZW-uitkering. Het Uwv heeft op 18 januari 2018 besloten de ZW-uitkering per 19 februari 2018 te beëindigen, omdat eiser meer dan 65% van zijn maatmanloon kon verdienen. Dit besluit werd door het Uwv bevestigd na een bezwaarprocedure. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen deze besluiten.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat eiser niet meer in staat was om zijn eigen werk als postsorteerder te verrichten, maar dat hij met de vastgestelde beperkingen in staat was om andere functies te vervullen die hem in staat stelden om meer dan 65% van zijn maatmanloon te verdienen. De rechtbank heeft de medische rapporten van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen als zorgvuldig en voldoende gemotiveerd beoordeeld. Eiser heeft niet aangetoond dat de rapporten onjuist of onzorgvuldig zijn.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het Uwv terecht heeft geoordeeld dat eiser per 19 februari 2018 geen recht meer had op een ZW-uitkering en dat hij ook niet voldeed aan de wachttijd van 104 weken voor de WIA-uitkering. De beroepen van eiser zijn ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen gelijk heeft gekregen in zijn verzoeken. De rechtbank heeft geen ruimte gezien voor een proceskostenvergoeding of vergoeding van griffierechten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 18/4647 en AMS 18/4671

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 januari 2019 in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. H.A.F.C. Tack),
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv),verweerder
(gemachtigde: [naam] ).

Procesverloop

In zaak AMS 18/4671
Bij besluit van 18 januari 2018 (het primaire besluit 1) heeft het Uwv bepaald dat de uitkering van eiser op grond van de Ziektewet (ZW) per 19 februari 2018 wordt beëindigd omdat eiser meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd.
Bij besluit van 7 juni 2018 (het bestreden besluit 1) heeft het Uwv het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
In zaak AMS 18/4647
Bij besluit van 23 januari 2018 (het primaire besluit 2) heeft het Uwv eiser een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) geweigerd.
Bij besluit van 7 juni 2018 (het bestreden besluit 2) heeft het Uwv het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
In beide zaken
Eiser heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 januari 2019. De zaken zijn daar gevoegd behandeld. Eiser was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden
1. Eiser was voor het laatst werkzaam als postsorteerder voor 43,45 uur per week. Dit dienstverband is op 4 maart 2016 geëindigd. Eiser ontving een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) en heeft zich op eind april 2016 ziek gemeld. Het Uwv heeft aan eiser (na afloop van zijn WW-uitkering) een ZW-uitkering toegekend per 9 juni 2016.
2. In het kader van de eerstejaarsziektewetbeoordeling heeft het Uwv onderzoek verricht naar de medische situatie van eiser. De verzekeringsarts van het Uwv is van oordeel dat eiser – hoewel hij beperkingen heeft – per 28 april 2017 (een jaar na eisers eerste ziektedag) kan werken. Er is een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld waarin eisers beperkingen voor arbeid zijn vastgelegd. De arbeidsdeskundige heeft – met inachtneming van de door de verzekeringsarts opgestelde FML – functies gevonden die eiser met zijn beperkingen kan verrichten en berekend dat eiser € 11,48 per uur kan verdienen. Dat is 93,49% van zijn loon als postsorteerder (€ 12,28). Dit is meer dan 65% en daarom is bij het primaire besluit 1 eisers ZW-uitkering stopgezet.
3.1.
Bij het bestreden besluit 1 heeft het Uwv het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. De verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) heeft wel aanleiding gezien om de eerder opgestelde FML aan te passen. Ondanks de gewijzigde FML en eisers bezwaargronden heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) geoordeeld dat eiser de eerder gevonden functies nog steeds kan verrichten. Eiser is dus nog steeds in staat om meer dan 65% van zijn maatmanloon te kunnen verdienen. Dit betekent dat het primaire besluit 1 in stand blijft en eisers ZW-uitkering nog steeds beëindigd wordt per 19 februari 2018.
3.2.
Eiser heeft ook een WIA-uitkering aangevraagd. Het Uwv heeft deze aanvraag bij het primaire besluit 2 afgewezen. Bij het bestreden besluit 2 heeft het Uwv het bezwaar van eiser tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. Daaraan ligt ten grondslag dat iemand 104 weken achtereenvolgens ziek dient te zijn geweest om in aanmerking te komen voor een WIA-uitkering. Omdat het Uwv bij het bestreden besluit 1 heeft besloten dat eiser geen recht meer heeft op een ZW-uitkering per 19 februari 2018, is eiser dus sinds 26 april 2016 niet 104 weken achtereenvolgens ziek geweest. Daarom is de afwijzing van de WIA-uitkering terecht, aldus het Uwv.
Standpunt eiser in beroep
4. Eiser voert aan dat het bestreden besluit 1 genomen is in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, meer in het bijzonder het zorgvuldigheids- en het motiveringsbeginsel. Eiser is het wel eens met de vastgestelde beperkingen, maar hij vindt dat, gelet op zijn beperkingen, de geduide functies niet passend voor hem zijn. Op de zitting heeft eiser nog naar voren gebracht dat met name de functie productiemedewerker textiel, geen kleding, niet geschikt is. Dit omdat eiser beperkt is aan zijn voeten en in deze functie een pedaal moet worden bediend. Verder is als beperking trillingsbelasting aangenomen en het feit dat niet gewerkt moet worden met oneffen ondergrond. Eiser stelt tot slot dat – nu de FML is aangepast – zijn bezwaar in ieder geval deels gegrond verklaard had moeten worden.
De vragen die de rechtbank moet beantwoorden
5.1.
Er zijn twee met elkaar samenhangende procedures waarover de rechtbank moet oordelen. Het gaat allereerst om de vraag of het Uwv terecht heeft geoordeeld dat eiser per 19 februari 2018 volgens de regels van de ZW meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd. Niet in geschil is dat eiser ongeschikt is voor zijn eigen arbeid als postsorteerder. De rechtbank moet beoordelen of het Uwv terecht heeft geoordeeld dat eiser de door de arbeidsdeskundige geduide functies kan verrichten. Dat doet de rechtbank door eerst te toetsen of de medische beperkingen van eiser op de juiste wijze zijn vastgesteld. In dat kader onderzoekt de rechtbank of het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest en of de uitkomst van het medisch onderzoek juist is. Daarna beoordeelt de rechtbank of eiser met die vastgestelde beperkingen in theorie de functies kan verrichten die de arbeidsdeskundige heeft geselecteerd. Uit een vergelijking van die functies en eisers vroegere verdiensten als postsorteerder blijkt dan of eiser wel of niet meer dan 65% kan verdienen van zijn maatmanloon. Kan eiser meer dan 65% verdienen van zijn loon als postsorteerder, dan heeft eiser geen recht op een ZW-uitkering.
5.2.
Als het standpunt van het Uwv klopt dat eiser meer dan 65% van zijn loon kan verdienen, is zijn ZW-uitkering terecht per 19 februari 2018 beëindigd. Daarmee staat dan ook vast dat eiser sinds 29 april 2016 niet 104 weken achtereenvolgens ziek is geweest. Dat betekent dat het Uwv in dat geval ook terecht de door eiser aangevraagde WIA-uitkering heeft geweigerd.
Toepasselijke regelgeving
6. De rechtbank verwijst voor het wettelijke beoordelingskader naar de bijlage bij deze uitspraak.
De beoordeling van de rechtbank
7. De rechtbank stelt voorop dat het Uwv zijn besluiten omtrent de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen, indien deze rapporten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende duidelijk zijn. Dat betekent niet dat deze rapporten en de daarop gebaseerde besluiten (de beëindiging van de ZW-uitkering en de afwijzing van de aanvraag om een WIA-uitkering) niet kunnen worden aangevochten. Het is aan eiser om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat de rapporten niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, tegenstrijdigheden bevatten, niet voldoende duidelijk zijn, dan wel dat de in de rapporten gegeven beoordeling onjuist is.
8. Eiser heeft niet aangevoerd dat het rapport van de verzekeringsarts B&B onzorgvuldig of onjuist is; eiser is het eens met de medische grondslag van het besluit.
9. Eiser stelt dat het rapport van de arbeidsdeskundige B&B onzorgvuldig en onvoldoende gemotiveerd is, omdat de arbeidsdeskundige B&B niet heeft gemotiveerd waarom de functies geschikt zijn voor eiser en omdat de arbeidsdeskundige B&B ongeschikte functies heeft geselecteerd.
10. De rechtbank is dit niet met eiser eens. De arbeidsdeskundige B&B heeft overleg gepleegd met de verzekeringsarts B&B. Daaruit kwam naar voren dat de geselecteerde functies passen binnen de vastgestelde belastbaarheid van eiser. De rechtbank is ook niet gebleken dat in de geduide functies sprake is van een grove trillingsbelasting op de enkels (dát is de beperking die met betrekking tot trillingen is opgenomen in de FML) of een oneffen ondergrond. De rechtbank is van oordeel dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voldoende heeft gemotiveerd dat de geselecteerde functies voor eiser geschikt zijn. Dat betekent dat de ZW-uitkering terecht is beëindigd per 19 februari 2018. Hiermee staat ook vast dat eiser de wachttijd van 104 weken niet heeft volgemaakt zodat eiser geen recht heeft op een WIA-uitkering.
Bezwaar terecht ongegrond verklaard?
11. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat het bezwaar (deels) gegrond had moeten worden verklaard omdat de FML is aangepast. De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsarts B&B de FML heeft aangepast, maar dat – na arbeidsdeskundig onderzoek – is gebleken dat eiser onveranderd 93,49% van zijn maatmanloon kan verdienen. De beëindiging van de ZW-uitkering blijft in bezwaar daarom in stand en de aanpassing van de FML brengt dus niet met zich mee dat het primaire besluit wordt herroepen. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
12. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser heeft met ingang van 19 februari 2018 geen recht meer op een ZW-uitkering en hij heeft ook geen recht op een WIA-uitkering.
13. Bij deze uitkomst is geen ruimte voor een proceskostenvergoeding of vergoeding van het door eiser betaalde griffierecht.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. L.C. Trommel, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 januari 2019.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Bijlage met wettelijke bepalingen

Op grond van artikel 19aa, eerste lid, van de ZW heeft een verzekerde zonder werkgever, na 52 weken ongeschiktheid tot werken, recht op ziekengeld als hij nog steeds ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid en hij als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Op grond van artikel 19aa, vijfde lid, van de ZW wordt onder het maatmaninkomen verstaan hetgeen gezonde personen met soortgelijke opleiding en ervaring, ter plaatse waar hij arbeid verricht of het laatst heeft verricht, of in de omgeving daarvan met arbeid gewoonlijk verdienen.
Op grond van artikel 19ab, eerste en derde lid, van de ZW wordt het percentage van het maatmaninkomen dat de verzekerde kan verdienen, bedoeld in artikel 19aa van de ZW, vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek en wordt onder arbeid als bedoeld in artikel 19aa van de ZW verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe een verzekerde met zijn krachten en bekwaamheden in staat is. Voor de beoordelingssystematiek waarmee de verdiencapaciteit na het eerste ziektejaar wordt bepaald, wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de huidige uitvoeringssystematiek van de Wet WIA, waarbij aan de hand van geschikte functies wordt vastgesteld of de betrokkene beschikt over resterende verdiencapaciteit.
In artikel 23, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat voordat de verzekerde aanspraak kan maken op een uitkering voor hem een wachttijd geldt van 104 weken.