Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 januari 2019 in de zaak tussen
[eiser] , te Amsterdam, eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 januari 2019.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 9 januari 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de beëindiging van de Ziektewet (ZW) uitkering en de afwijzing van de WIA-aanvraag. De eiser, die voorheen werkzaam was als postsorteerder, had zich in april 2016 ziek gemeld en ontving een ZW-uitkering. Het Uwv heeft op 18 januari 2018 besloten de ZW-uitkering per 19 februari 2018 te beëindigen, omdat eiser meer dan 65% van zijn maatmanloon kon verdienen. Dit besluit werd door het Uwv bevestigd na een bezwaarprocedure. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen deze besluiten.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat eiser niet meer in staat was om zijn eigen werk als postsorteerder te verrichten, maar dat hij met de vastgestelde beperkingen in staat was om andere functies te vervullen die hem in staat stelden om meer dan 65% van zijn maatmanloon te verdienen. De rechtbank heeft de medische rapporten van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen als zorgvuldig en voldoende gemotiveerd beoordeeld. Eiser heeft niet aangetoond dat de rapporten onjuist of onzorgvuldig zijn.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat het Uwv terecht heeft geoordeeld dat eiser per 19 februari 2018 geen recht meer had op een ZW-uitkering en dat hij ook niet voldeed aan de wachttijd van 104 weken voor de WIA-uitkering. De beroepen van eiser zijn ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen gelijk heeft gekregen in zijn verzoeken. De rechtbank heeft geen ruimte gezien voor een proceskostenvergoeding of vergoeding van griffierechten.