8.3.Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft opzettelijk brand gesticht in een pizzeria. Als een soort van ‘grap’, mogelijk om stoer te doen, heeft hij een papieren servet in op de vloer gemorste benzine gedrenkt en daarna met een aansteker aangestoken. Toen het servet ontvlamde heeft hij het in de benzine laten vallen. Binnen enkele seconden was de pizzeria vol rook en vuur. Twee medewerkers van de pizzeria moesten veiligheid zoeken in de wc. Zij waren in paniek en hebben doodsangsten uitgestaan. Gelukkig zijn zij tijdig door de brandweer uit hun benarde positie bevrijd en hebben zij geen letsel opgelopen.
Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan een ernstig strafbaar feit waarbij de twee medewerkers van de pizzeria voor hun leven hebben moeten vrezen. Ook de bewoners van de boven- en naastgelegen woningen zijn in gevaar geweest.
Uit een Uittreksel Justitiële Documentatie van 4 maart 2019 blijkt dat verdachte op 19 oktober 2018 is veroordeeld voor een op 15 juli 2018 gepleegde opzetheling van een bromfiets. Buiten deze veroordeling is verdachte niet voor misdrijven veroordeeld. De bewezen verklaarde brandstichting staat daarom op zichzelf en is niet te verklaren vanuit een criminele levenswijze van verdachte.
Uit een psychologisch rapport van 14 september 2018, opgemaakt door S.A. Moonen, komt naar voren dat bij verdachte sprake is van een ingewikkelde familiedynamiek, waarbinnen de relatie tussen verdachte en zijn moeder ernstig verstoord is geraakt. Gedragsproblemen in het verleden lijken daarin hun oorsprong te vinden. De psycholoog concludeert dat geen sprake is van een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bij verdachte en adviseert om het bewezenverklaarde volledig aan verdachte toe te rekenen. Gezien de relatief jonge leeftijd van verdachte wordt een reclasseringstoezicht wenselijk geacht om zicht te houden op het reilen en zeilen van verdachte thuis, op school en in zijn vrije tijd. Ook zal een traject begeleid wonen moeten worden gestart.
In het Reclasseringsadvies van 18 maart 2019 is te lezen dat het recente verblijf van verdachte bij zijn oma voor rust, overzicht en stabiliteit zorgt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de met haar gemaakte afspraken. Verdachte is na zijn schorsing uit de voorlopige hechtenis met een schoolopleiding begonnen. Na een dip rond de jaarwisseling en een overplaatsing naar een andere klas lijkt dit nu goed te gaan. Hij krijgt ondersteuning om zijn schoolachterstand in te lopen. Verdachte lijkt enig zelfinzicht te hebben door aan te geven hoe hij tot bepaalde keuzes is gekomen. Hij houdt zich goed aan de met de Reclassering gemaakte afspraken in het kader van het bij de schorsing opgelegde reclasseringstoezicht.
Het risico op recidive wordt ingeschat als laag.
De Reclassering adviseert als bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel: een verplicht reclasseringscontact, een ambulante behandeling bij De Waag, meewerken aan begeleid wonen, het volgen van een opleiding en meewerken aan begeleiding bij financiën.
Anders dan de psycholoog en de Reclassering ziet de rechtbank voldoende aanknopingspunten voor het toepassen van het jeugdstrafrecht. Hoewel beiden tot een andere conclusie komen, geven zowel het advies van de Reclassering als dat van de psycholoog hier ook argumenten voor. De Reclassering schrijft in haar rapport van 18 maart 2019 dat verdachte een juridisch kader nodig heeft, zodat hij wordt aangespoord om zich te richten op zijn toekomst. Tevens leert hij hierdoor om concrete plannen te maken en zich hieraan te houden. Het ontbreekt betrokkene aan vaardigheden om zelfstandig te functioneren, aldus de Reclassering. Hij heeft ondersteuning en begeleiding nodig bij zijn groei naar zelfstandigheid. De psycholoog schrijft dat een pedagogische aanpak van verdachte wenselijk is. Een gezinsgerichte interventie zou op termijn wenselijk zijn om de verstoorde systeemverhoudingen bespreekbaar te maken. Verdachte gaat naar school en is in detentie gebaat bij een groepsgericht leefklimaat. De rechtbank maakt hieruit op dat een pedagogische aanpak zinvol is, en dat in het geval van een detentiestraf plaatsing in een JJI de voorkeur heeft boven plaatsing in een volwasseneninrichting.
De rechtbank constateert dat verdachte, die ten tijde van het plegen van het feit 18 jaar oud was, bij het plegen van het feit impulsief te werk lijkt te zijn gegaan en nauwelijks bij de mogelijke gevolgen van zijn handelen lijkt te hebben stilgestaan. Toen hem duidelijk werd wat hij had aangericht schrok hij hevig, waarna hij in paniek er vandoor is gegaan. Een dergelijke houding duidt er op dat de persoonlijkheid van verdachte zich nog in een ontwikkelingsfase bevond.
De rechtbank ziet bovendien geen contra-indicaties voor toepassing van het jeugdstrafrecht.
Verdachte heeft 33 dagen in voorarrest doorgebracht. De rechtbank vindt het niet nodig dat verdachte opnieuw vast komt te zitten. Gezien de ernst van het bewezenverklaarde en als ‘stok achter de deur’ zal de rechtbank wel een fors voorwaardelijk strafdeel opleggen. Het is belangrijk dat verdachte zo snel mogelijk met de door de Reclassering geadviseerde voorwaarden aan de slag gaat. Verdachte heeft gezegd dat hij deze voorwaarden zal naleven en dat hij zich daar voor zal inzetten.
School, stage, werk, De Waag, begeleid wonen en nog andere verplichtingen zullen veel tijd en energie van verdachte vragen. De rechtbank zal daarom, naast een gedeeltelijk voorwaardelijk jeugddetentie met de geadviseerde voorwaarden, niet ook nog een taakstraf aan verdachte opleggen. Het risico bestaat dat hij daarmee wordt overvraagd en dat daardoor het toezicht stukloopt. Als extra voorwaarde zal de rechtbank bepalen dat verdachte schriftelijk zijn excuses zal aanbieden aan het slachtoffer [medewerker 1] . Het andere slachtoffer [medewerker 2] heeft reeds excuses ontvangen van verdachte.
Aldus komt de rechtbank tot een andersoortige en minder zware straf dan geëist door de officier van justitie.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Met de Reclassering is de rechtbank van oordeel dat de kans op recidive laag is. Deze constatering staat in de weg aan de dadelijke uitvoerbaarheid van de aan verdachte op te leggen bijzondere voorwaarden. Er is immers niet voldaan aan de in artikel 77za Wetboek van Strafrecht genoemde voorwaarde dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De rechtbank acht het wel van belang dat, indien hoger beroep tegen dit vonnis wordt ingesteld, de in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis opgelegde voorwaarden van kracht blijven. De rechtbank zal daarom de geschorste voorlopige hechtenis niet opheffen maar de schorsing met de daaraan verbonden voorwaarden in stand laten.