Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
Ter zitting waren, voor zover van belang, aanwezig:
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak vorderden de eiseressen in conventie, bestaande uit meerdere vennootschappen, de opheffing van conservatoire beslagen die door de gedaagde in conventie, een investeringsvehikel, waren gelegd. De voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam oordeelde dat het Turks recht van toepassing was op de vorderingen van de gedaagde, die primair stelde dat de eiseressen onrechtmatig hadden gehandeld door hun vermogensbestanddelen te verschuiven en zo hun verhaalsmogelijkheden te ondermijnen. De voorzieningenrechter concludeerde dat de gestelde groepsaansprakelijkheid naar Turks recht niet bestond, waardoor de beslagen ten laste van de eiseressen in conventie sub 2, 3, 4 en 5 moesten worden opgeheven. Echter, de beslagen ten laste van eiseres in conventie sub 1 werden gehandhaafd, omdat de gedaagde aannemelijk had gemaakt dat er een vordering bestond op basis van wanprestatie. De voorzieningenrechter oordeelde dat de belangen van de eiseressen in conventie bij opheffing van de beslagen niet opwogen tegen het belang van de gedaagde bij handhaving daarvan. De vordering tot het stellen van zekerheid door de gedaagde werd afgewezen, evenals de vordering tot inzage in documenten. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.