Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.De vordering
- de feiten waarvoor veroordeelde in onderliggende strafzaak is veroordeeld
- feiten soortgelijk aan waarvoor veroordeelde in de onderliggende strafzaak is veroordeeld.
3.Grondslag van de vordering
4.Het wederrechtelijk verkregen voordeel
- ten aanzien van feit 1 : € 1.250,-
- ten aanzien van feit 2 : € 1.250,-
- ten aanzien van feit 3 : € 1.250,-
- ten aanzien van feit 4 : € 1.692,20
- ten aanzien van feit 5 : € 1.250,-.
- ten aanzien van zaak 6, een oplichting, gepleegd op 24 oktober 2017 : € 1.000,-
- ten aanzien van zaak 14, een oplichting, gepleegd op 30 november 2017 : € 1.250,-
- ten aanzien van zaak 26, een oplichting, gepleegd op 25 oktober 2017 : € 1.884,70.
- ten aanzien van feit 10 : € 6.300,-
- ten aanzien van feit 11 : € 990,-
- ten aanzien van feit 12 : € 1.250,-.
- [benadeelde partij 1] € 900,-
- [benadeelde partij 2] € 150,- +
5.De verplichting tot betaling
6.Toepasselijke wettelijke voorschriften
7.Beslissing
[veroordeelde]de verplichting tot betaling van
€ 9.128,45. (negenduizend honderd achtentwintig euro en vijfenveertig eurocent)aan de Staat.