In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is verdachte beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van 994 gram cocaïne en 398 gram hennep op 17 oktober 2013 in Amsterdam. De rechtbank heeft op 28 maart 2019 uitspraak gedaan na een onderzoek ter terechtzitting op 14 maart 2019. De officier van justitie, mr. F.R. Bons, vorderde een gevangenisstraf, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. D.C. Coppens, een niet-ontvankelijkheidsverweer voerde op basis van een vermeende schending van de beginselen van een behoorlijke procesorde. De rechtbank oordeelde dat het proces-verbaal van bevindingen niet volledig was, maar dat dit niet leidde tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan het aanwezig hebben van de drugs, maar sprak hem vrij van het witwassen van een geldbedrag van € 16.900,-, omdat er onvoldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid daarbij. De rechtbank legde een gevangenisstraf van drie maanden op, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure.