ECLI:NL:RBAMS:2019:2563

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 april 2019
Publicatiedatum
9 april 2019
Zaaknummer
13/751257-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake Europees Aanhoudingsbevel en detentieomstandigheden in Bulgarije

Op 4 april 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een rekestprocedure met betrekking tot een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Resortsparket in Kardzhali, Bulgarije. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1972, die wordt verdacht van een strafbaar feit volgens het Bulgaarse recht. De rechtbank heeft de behandeling van de vordering in verschillende zittingen gevolgd, waarbij de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon aanwezig waren. Tijdens de zitting op 7 juni 2018 werd de zaak aangehouden in afwachting van antwoorden van de Bulgaarse autoriteiten over de detentieomstandigheden in Bulgarije. Op 8 januari 2019 werd de termijn voor uitspraak verlengd, en op 22 januari 2019 werd het onderzoek heropend om nadere vragen te stellen aan de Bulgaarse autoriteiten.

Tijdens de zitting op 21 maart 2019 heeft de rechtbank de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en zijn detentieomstandigheden besproken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon in een cel van 4.96 m² zal worden geplaatst, wat volgens de normen van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) mogelijk in strijd is met de vereisten voor humane detentieomstandigheden. De rechtbank heeft de zaak voor onbepaalde tijd geschorst in afwachting van de beantwoording van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak Dorobantu (C-128/18). De rechtbank heeft ook de oproeping van de opgeëiste persoon en een tolk bevolen voor een nader te bepalen datum.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751257-17
RK-nummer: 17/5751
Datum uitspraak: 4 april 2019
TUSSENUITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 18 augustus 2017 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 30 september 2016 door het Resortsparket in Kardzhali (Bulgarije) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Bulgarije) op [geboortedag] 1972,
wonende op het adres [adres] ,
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1.Procesgang

Zitting van 7 juni 2018
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 7 juni 2018. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes.
De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. Y. Quint, advocaat te Eindhoven, en door een tolk in de Bulgaarse taal. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak voor onbepaalde tijd aangehouden in afwachting van de antwoorden van de Bulgaarse autoriteiten op de door het IRC gestelde vragen over de detentieomstandigheden in Bulgarije.
Zitting van 8 januari 2019
De behandeling van de vordering is voortgezet op de openbare zitting van 8 januari 2019. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. F.T.C. Dölle, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Bulgaarse taal. De rechtbank heeft op die zitting de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd en heeft vervolgens de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, derde lid, OLW uitspraak moet doen voor onbepaalde tijd verlengd omdat zij die verlengingen nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen. De rechtbank heeft het onderzoek op 8 januari 2019 gesloten.
Tussenuitspraak van 22 januari 2019
Bij tussenuitspraak van 22 januari 2019 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en voor onbepaalde tijd geschorst om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de uitvaardigende justitiële autoriteit nadere vragen te stellen over de penitentiaire inrichting in Kardzhali.
Zitting van 21 maart 2019
De behandeling van de vordering is vervolgens voortgezet op de openbare zitting van 21 maart 2019. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie U.E.A. Weitzel. De opgeëiste persoon is opnieuw bijgestaan door mr. Dölle en door een tolk in de Bulgaarse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Bulgaarse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een nationaal arrestatiebevel, te weten een beschikking van 28 september 2016 van het Ressortsparket in Kardzhali.
De overlevering wordt verzocht voor een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek met betrekking tot het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar het recht van Bulgarije strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Tussenuitspraak van 22 januari 2019 / detentieomstandigheden in Bulgarije

4.1
Beantwoording van de nadere vragen
Bij tussenuitspraak van 22 januari 2019 (ECLI:NL:RBAMS:2019:372) heeft de rechtbank het onderzoek heropend om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de uitvaardigende justitiële autoriteit nadere vragen te stellen over de omstandigheden in de penitentiaire inrichting in Kardzhali. De rechtbank heeft de volgende vragen gesteld:
Kunnen de Bulgaarse autoriteiten garanderen dat de opgeëiste persoon de periode van voorlopige hechtenis zal doorbrengen in het detentiecentrum in Kardzhali?
Hoe groot zijn de cellen in Kardzhali (exclusief sanitair)?
Hoeveel personen zitten er in Kardzhali gedetineerd in één cel?
Wat is de hoeveelheid personal space die de opgeëiste persoon in zijn cel in Kardzhali minimaal tot zijn beschikking zal hebben (exclusief sanitair)?
Deze vragen zijn door de
Deputy Minister of Justicevan het Bulgaarse Ministerie van Justitie bij brief van 18 februari 2019 als volgt beantwoord:
Taking into account our national legislation the accused parties should be detained in the arrest of the court’s region where the criminal proceeding takes place. For that reason the Bulgarian national [opgeëiste persoon] should be detained in the arrest – Kardzhali after his surrender awaiting and during the preliminary proceedings.
The actual size of the dormitories in the arrest – Kardzhali is as follows:
-
Total number of cells – 11 (eleven), including 1 (one) cell for female detainees, 1 (one) cell for minors and 1 (one) cell for foreign national;
-
10 (ten) of the cells are 4.96 square meters each;
-
1 (one) cell has a size of 8.68 square meters;
-
The total area of the accommodation facilities for detained persons in the arrest – Kardzhali is 58.28 square meters;
-
The heating system in the arrest – Kardzhali is a part of the main heating system of the District Directorate of the Ministry of Interior – Kardzhali, as well as the air condition heating system and the ventilation.
3.
Given the current occupancy rates in the arrest – Kardzhali (as of 06.02.2019) there are 9 (nine) detainees including 1 (one) female detainee. All of the detained persons are Bulgarian nationals.
4.
The detained Bulgarian national [opgeëiste persoon] should be placed in a separate cell. His personal space (excluding sanitary facilities and in accordance with the number of the detained persons placed in the same dormitory) in the cell in the arrest – Kardzhali should be 4.96 square meters.
Furthermore during the time spent in the arrest – Kardzhali to the detained Bulgarian national [opgeëiste persoon] should be guaranteed the right of: cooked foods, visits, receiving eating products and other permitted stuff, limitless correspondence, land lines phone calls, and access to medical services.
4.2
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat de overlevering moet worden geweigerd, nu artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest) aan overlevering in de weg staat. Op basis van de antwoorden van de Bulgaarse autoriteiten bestaat een sterk vermoeden dat de opgeëiste persoon in Kardzhali een inhumane behandeling tegemoetziet.
Op vraag 1 hebben de Bulgaarse autoriteiten geantwoord dat de opgeëiste persoon
‘should be detained in the arrest – Kardzhali’. Dit is geen garantie, terwijl de rechtbank wel om een garantie heeft gevraagd. Dit valt met name op nu de Bulgaarse autoriteiten na het antwoord op vraag 4 wel
garanderendat de opgeëiste persoon (onder meer) recht heeft op gekookt voedsel en bezoek.
Belangrijker is dat uit de aanvullende antwoorden van de Bulgaarse autoriteiten blijkt dat de opgeëiste persoon onvoldoende
personal spacezal hebben in het detentiecentrum in Kardzhali. De opgeëiste persoon zal alleen in een cel komen te zitten. De oppervlakte van deze cel zal 4.96 m2 zijn (exclusief sanitair). Dit is in strijd met de absolute minimumstandaarden die het CPT hanteert voor een éénpersoonscel. Een éénpersoonscel moet volgens het CPT een oppervlakte van ten minste 6 m2 hebben.
Bovendien hebben de Bulgaarse autoriteiten niet gemotiveerd en gedetailleerd uiteengezet welke factoren het gebrek aan voldoende
personal spacecompenseren. Een groot aantal vragen, bijvoorbeeld over buitencelse activiteiten, daglicht, frisse lucht en sanitaire voorzieningen in de cel, is onbeantwoord gebleven.
Tot slot is van belang dat de opgeëiste persoon momenteel aan ernstige medische klachten lijdt. Zijn psychiater heeft in januari 2019 geschreven dat hij van mening is dat de opgeëiste persoon ontoerekeningsvatbaar is op basis van zijn lage intellectuele capaciteit, ernstige depressiviteit en extreem hoog angstniveau. De inschatting van de psychiater is dat de detentie kan leiden tot een gevaarlijke escalatie met toename van suïcidaliteit. Eerder heeft een GZ-psycholoog geconcludeerd dat de opgeëiste persoon niet in staat is om langdurig in gesloten ruimtes te zitten.
Nu uit de antwoorden van de Bulgaarse autoriteiten blijkt dat de opgeëiste persoon vrijwel constant in een te kleine ruimte zal zitten, vergroot dit volgens de raadsvrouw het risico op een onmenselijke en vernederende behandeling. In het detentiecentrum in Kardzhali krijgt de opgeëiste persoon geen psychologische en psychiatrische hulp. Nu er niet alleen een algemeen en reëel gevaar bestaat dat in Bulgarije gedetineerden een onmenselijke of vernederende behandeling ondergaan, maar er ook een concreet gevaar bestaat dat specifiek de opgeëiste persoon dit gevaar loopt, dient de overlevering te worden geweigerd. Subsidiair dient de officier van justitie niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering, omdat er op dit moment onvoldoende garanties zijn geboden en de redelijke termijn om vragen te stellen, is verstreken.
Meer subsidiair heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht opnieuw vragen te stellen aan de Bulgaarse autoriteiten over de detentieomstandigheden in Kardzhali.
4.3
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat vraag 1 toereikend is beantwoord, nu uit de bewoordingen blijkt dat het de bedoeling is dat gedetineerden worden gedetineerd in een penitentiaire inrichting zo dicht mogelijk bij de plaats waar het strafproces zal plaatsvinden. Het antwoord op vraag 1 moet worden beschouwd als een garantie.
De officier van justitie heeft verder opgemerkt dat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM) zich in het arrest Muršić en andere arresten niet heeft uitgelaten over de minimale oppervlakte van éénpersoonscellen. Gelet echter op de van de Bulgaarse autoriteiten ontvangen aanvullende informatie komt de officier van justitie tot de conclusie dat de toegezegde 4.96 m2
personal spacevoldoende is. De overlevering kan worden toegestaan. Nu de Bulgaarse autoriteiten de vragen van de rechtbank steeds voortvarend hebben beantwoord, is er geen reden om de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren.
Ten aanzien van de medische omstandigheden van de opgeëiste persoon heeft de officier van justitie gewezen op artikel 35 OLW.
4.4
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat in geval van
‘multi-occupancy accommodation’een hoeveelheid van minder dan 3 m2
‘personal space’een
‘strong presumption’oplevert dat de detentieomstandigheden vernederend zijn in de zin van artikel 3 EVRM (Muršić/Kroatië, § 124).
In dit arrest overweegt het EHRM ook:
91. The Court is frequently called upon to rule on complaints alleging a violation of Article 3 of the Convention on account of insufficient personal space allocated to prisoners. In the present case, the Court finds it appropriate to clarify the principles and standards for the assessment of the minimum personal space per detainee in multi-occupancy accommodation in prisons under Article 3 of the Convention.
92. The Court would further note that different questions might arise in the context of single-occupancy accommodation, isolation or other similar detention regimes, or waiting rooms or similar spaces used for very short periods of time (such as police stations, psychiatric establishments, immigration detention facilities), which are however not in issue in the present case (see paragraph 50 above; and Georgia v. Russia (I) [GC], no. 13255/07, §§ 192-205, ECHR 2014 (extracts)).
Hetgeen het EHRM in het arrest Muršić/Kroatië heeft overwogen over een minimale
personal spacevan 3 m2 heeft betrekking op
multi-occupancy accommodations, terwijl in de brief van 18 februari 2019 van de
Deputy Minister of Justicevan het Bulgaarse Ministerie van Justitie staat dat de opgeëiste persoon zal worden gedetineerd in een
separate cell.
De rechtbank heeft na sluiting van het onderzoek geconstateerd dat het
Hanseatisches Oberlandesgericht Hamburg(Duitsland) in de zaak Dorobantu (C-128/18) prejudiciële vragen heeft gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie. Twee van deze vragen luiden als volgt:
  • Geldt met name in het licht van het Unierecht een „absolute” ondergrens voor celafmetingen, bij niet-inachtneming waarvan altijd sprake is van schending van artikel 4 van het Handvest?
  • Is het bij het bepalen van de individuele celruimte relevant of het om een eenpersoons- dan wel een meerpersoonscel gaat?
De rechtbank acht beantwoording van deze vragen relevant voor de beoordeling van het overleveringsverzoek betreffende [opgeëiste persoon] . De rechtbank ziet daarom aanleiding het onderzoek te heropenen en dit voor onbepaalde tijd te schorsen in afwachting van beantwoording van bovengenoemde prejudiciële vragen.

5.Beslissing

De rechtbank
HEROPENThet gesloten onderzoek en
SCHORSTdit voor onbepaalde tijd in afwachting van beantwoording van de prejudiciële vragen in de zaak Dorobantu (C-128/18) door het Hof van Justitie van de Europese Unie.
De rechtbank
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nader te bepalen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving aan zijn raadsvrouw.
Ook
BEVEELTde rechtbank de oproeping van een tolk in de Bulgaarse taal.
Aldus gedaan door
mr. J.A.A.G. de Vries, voorzitter,
mrs. E.G. Fels en J.H. Beestman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N.M. van Trijp, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 4 april 2019.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.