ECLI:NL:RBAMS:2019:2558

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 april 2019
Publicatiedatum
9 april 2019
Zaaknummer
13/751061-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een opgeëiste persoon aan Griekenland op basis van een Europees aanhoudingsbevel

Op 4 april 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Griekenland op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 30 januari 2019. De opgeëiste persoon, geboren in Syrië in 1973, was gedetineerd in een justitieel complex in Nederland en had geen vaste woon- of verblijfplaats. Tijdens de openbare zitting op 21 maart 2019 werd de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en werd vastgesteld dat hij de Syrische nationaliteit heeft. De rechtbank verlengde de termijn voor uitspraak met dertig dagen om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen.

Het EAB, uitgevaardigd door de Griekse autoriteiten op 21 november 2018, verzocht om de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van 10 jaar, waarvan nog 6 jaar en 26 dagen resteerden. De rechtbank onderzocht de grondslag van het EAB en concludeerde dat de opgeëiste persoon zich schuldig had gemaakt aan hulp bij illegale binnenkomst en verblijf, wat onder de Nederlandse wetgeving valt. De rechtbank oordeelde dat de overlevering kon plaatsvinden, omdat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en er geen weigeringsgronden waren.

De opgeëiste persoon voerde verweer, stellende dat hij door de Griekse autoriteiten was gedwongen om Griekenland te verlaten. Dit verweer werd echter verworpen, omdat de rechtbank oordeelde dat de opgeëiste persoon zijn stelling niet had onderbouwd. De rechtbank besloot uiteindelijk de overlevering toe te staan, en dit werd uitgesproken door de voorzitter en de rechters in aanwezigheid van de griffier. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751061-19
RK nummer: 19/710
Datum uitspraak: 4 april 2019
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 30 januari 2019 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 21 november 2018 door de
Public Prosecutor’s Office of the Court of Appeal of Kalamata, Hellenic Republic(Griekenland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Syrië) op [geboortedag] 1973,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in Justitieel Complex ‘ [naam Justitieel Complex] ’ te [plaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 21 maart 2019. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. J.J.M. Asbroek. De opgeëiste persoon is bijgestaan door een tolk in de Arabische taal en heeft bijstand van een advocaat ter zitting uitdrukkelijk geweigerd.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Syrische nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een arrest, gewezen door
the Three-Member-Court of Appeal for Felonies of Kalamata, Greece,te weten een ‘
Decision No 98/17.09.2014’.
Uit een e-mailbericht van 19 maart 2019 van een
Public Prosecutor of the Court of Appeal of Kalamatablijkt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot dit arrest heeft geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 10 jaren, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog 6 jaren en 26 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest.
Dit arrest betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

4.1.
Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van feit 1 waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 13, te weten:
hulp bij illegale binnenkomst en illegaal verblijf.
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op dit feit naar het recht van Griekenland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.
4.2.
Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft feit 2 niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden, dat hij op grond van een wettelijk voorschrift tot ongewenste vreemdeling is verklaard of tegen hem een inreisverbod is uitgevaardigd met toepassing van art. 66a, zevende lid, van de Vreemdelingenwet 2000.

5.Verweer

De opgeëiste persoon heeft aangevoerd dat hij door de Griekse autoriteiten is gedwongen om Griekenland te verlaten, en dat het daarom niet kan kloppen dat Griekenland wil dat de opgeëiste persoon terugkomt om het restant van de gevangenisstraf uit te zitten. Ter onderbouwing van zijn verweer heeft de opgeëiste persoon ter zitting een document gedateerd 14 oktober 2016 overgelegd dat is opgesteld in de Griekse taal. De inhoud van dat document, waarvan bladzijde 1 en 2 ontbreken, zou volgens hem – kort gezegd – luiden dat de opgeëiste persoon tot ongewenst vreemdeling is verklaard en dat hij een gevaar vormt voor de algemene veiligheid.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat dit verweer niet kan slagen, nu de opgeëiste persoon zijn stelling dat hij Griekenland is uitgezet, niet heeft onderbouwd. Het door de opgeëiste persoon ter zitting overhandigde document ziet op de afwijzing van een asielaanvraag, zoals blijkt uit de tekst op de laatste pagina van het document, die als volgt luidt:
‘Your application for international protection (refugee status or subsidiary protection) is rejected. You have the right to appeal this decision before the Appeals Authority in 30 days from its notification. In case the decision is not appealed in the above deadline, you will have to leave the country the soonest possible unless you possess other documents legalizing your status in Greece.’
De rechtbank verwerpt dit verweer.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

Artikel 197 Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Public Prosecutor’s Office of the Court of Appeal of Kalamata, Hellenic Republic(Griekenland) ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, wegens de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. J.A.A.G. de Vries, voorzitter,
mrs. E.G. Fels en J.H. Beestman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N.M. van Trijp, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 4 april 2019.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.