In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is op 2 april 2019 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van een poging tot diefstal van een motorfiets op 28 juni 2018 in Amsterdam. De rechtbank heeft het vonnis op tegenspraak gewezen na een zitting op 19 maart 2019, waarbij de officier van justitie, mr. A.J.M. Vreekamp, de vordering heeft ingediend. De verdachte, zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd samen met twee medeverdachten aangehouden na een getuigenverklaring die hen op de plaats delict identificeerde. De rechtbank oordeelde dat de getuigenverklaring, in combinatie met het feit dat de verdachten zich verdacht gedroegen en probeerden te vluchten, voldoende bewijs bood voor de bewezenverklaring van de poging tot diefstal.
De rechtbank overwoog dat de rol van elke verdachte in de poging tot diefstal min of meer inwisselbaar was, wat leidde tot de conclusie dat er sprake was van medeplegen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van twee maanden op, naast een taakstraf van zestig uur, en wees de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 130,- voor materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank motiveerde de strafmaat door te verwijzen naar de ernst van het feit, de recidive van de verdachte en de impact van dergelijke misdrijven op de maatschappij. De beslissing werd genomen in overeenstemming met de geldende wettelijke voorschriften.