ECLI:NL:RBAMS:2019:2524

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 april 2019
Publicatiedatum
8 april 2019
Zaaknummer
13-702818-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Winkeldiefstal door veelpleger met ISD-maatregel gericht op repatriëring

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 maart 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan winkeldiefstal. De verdachte, geboren in 1993 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, werd beschuldigd van het stelen van een horloge uit een winkel in Amsterdam op 14 december 2018. Tijdens de zitting heeft de verdachte de diefstal bekend, en de rechtbank heeft op basis van de aangifte en de bekentenis van de verdachte geoordeeld dat het feit wettig en overtuigend bewezen is.

De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) opgelegd zou krijgen voor de duur van twee jaar. De verdediging pleitte voor een kortere duur van één jaar, gezien de omstandigheden van de verdachte en zijn wens om terug te keren naar zijn geboorteland. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de verdachte niet kan resocialiseren in Nederland, omdat zijn EU-rechten zijn ingetrokken en hij geen recht heeft op sociale voorzieningen.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de ISD-maatregel voor de duur van één jaar op te leggen, met de nadruk op repatriëring naar het land van herkomst. De rechtbank zal de voortgang van de maatregel na zes maanden toetsen. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 38m en 310 van het Wetboek van Strafrecht, waarbij de rechtbank rekening heeft gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/702818-18 (Promis)
Datum uitspraak: 19 maart 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1993,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 maart 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.L.E. McGivern en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. K.A. Kieft naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan diefstal van een horloge bij de winkel [naam winkel] in Amsterdam op 14 december 2018.
De tekst van de gehele tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht het onder 1. tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. Zij heeft hiertoe verwezen naar de aangifte en de bekennende ‘verklaring’ van verdachte.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft ter terechtzitting duidelijk gemaakt dat hij het feit bekent. De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit bewezen. In het dossier bevindt zich immers een aangifte en verdachte heeft ter terechtzitting te kennen gegeven dat hij het feit heeft gepleegd.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II opgesomde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 14 december 2018 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een horloge, toebehorende aan de [naam winkel] (filiaal [adres] ).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het feit en de strafbaarheid van verdachte

Het bewezenverklaarde feit is strafbaar. Ook kan verdachte worden verweten dat hij dit feit heeft gepleegd.

6.Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

6.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaren zonder aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft als strafmaatverweer naar voren gebracht dat aan verdachte de ISD-maatregel moet worden opgelegd, maar wel voor de duur van één jaar. Kijkend naar de status van verdachte en het feit dat hij geen aanspraak kan maken op enige sociale voorziening, is een extramurale fase niet aan de orde en zal de ISD-maatregel zich richten op uitzetting. Een termijn van één jaar zou ruim voldoende moeten zijn om verdachte naar [geboorteland] terug te geleiden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank overweegt dat diefstal een ernstig en hinderlijk feit is waarbij vaak financiële schade voor de winkelier ontstaat. Ook zorgt het voor veel overlast in de maatschappij en bij het winkelend publiek in het bijzonder.
De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Zo heeft de rechtbank kennisgenomen van het ISD Trajectconsult van het NIFP van 1 februari 2019, opgemaakt door J. Julsing. Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in. Verdachte spreekt niet, maar knikt of schudt alleen maar met zijn hoofd om aan te geven dat hij Engels begrijpt. Het is een normaal verzorgde man die goed oogcontact maakt en met vlakke blik naar rapporteur luistert. Op formele vragen antwoordt hij door ja-knikken of nee-schudden, maar op inhoudelijke vragen reageert hij niet. Er is geen hallucinatoir gedrag en de psychomotoriek lijkt soepel. Het gedrag van verdachte is niet direct passend bij een acuut psychiatrisch toestandsbeeld, maar dit is ook niet geheel uit te sluiten. Er is geen noodzaak voor nader onderzoek. Bij oplegging van de ISD-maatregel is het raadzaam (en gebruikelijk) in dat kader verdere diagnostiek te verrichten.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het rapport van Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering van 1 maart 2019, opgemaakt door M. Hamels en het strafblad van verdachte. Hieruit blijkt dat sprake is van een delictpatroon ten aanzien van vermogensdelicten. Er blijft veel onduidelijk met betrekking tot de risicofactoren die hebben geleid tot de winkeldiefstal, omdat verdachte niet spreekt. Hij knikt enkel met zijn hoofd wanneer er vragen worden gesteld. Of aan het genoemde gedrag psychische problematiek aan ten grondslag ligt, is niet duidelijk. Verdachte verblijft momenteel in [detentieplaats] op de “Extra zorg”-afdeling. Ook is onbekend of sprake is van alcohol- of drugsproblematiek. De leefsituatie van verdachte is instabiel: hij heeft geen inkomen en geen verblijfplaats. Een forensisch kader is niet haalbaar en uitvoerbaar vanwege de complexe problematiek, het feit dat betrokkene niet spreekt en het feit dat zijn EU-verblijfsrecht is ingetrokken. De kans op recidive schat de reclassering in als hoog. Het ontbreekt verdachte aan eerste levensbehoeften als onderdak en inkomen. Gezien de huidige EU-status van verdachte heeft hij geen recht om hier te werken. Hij kan bovendien geen aansprak maken op sociale voorzieningen. De kans dat verdachte zich kan conformeren aan afspraken, wordt ingeschat als laag. In vrijwillig kader is het niet gelukt om hem in een hulpverleningstraject te krijgen en het feit dat hij niet spreekt is een contra-indicatie voor het uitvoeren van een toezicht. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een ISD-maatregel. Het doel van de ISD-maatregel zal repatriëring zijn naar het land van herkomst. Hiertoe zal verdachte worden geplaatst in [detentieplaats 2] . Hier kan zowel intramuraal als extramuraal (psychische) zorg worden verleend. Resocialisatie zal gericht zijn op het land van herkomst. In het kader van de ISD-maatregel kan gewerkt worden aan de volgende interventies:
  • psychiatrisch-, persoonlijkheids- en IQ-onderzoek;
  • indien geïndiceerd, extramurale plaatsing bij [naam kliniek] .
De reclassering plaatst als kanttekening bij de interventies dat de haalbaarheid afhangt van de bereidwilligheid of reden van het niet willen spreken van verdachte. Indien hij tijdens de ISD-maatregel niet spreekt, zal de kans groot zijn dat de interventies niet uitgevoerd kunnen worden. Een gevangenisstraf draagt niet bij aan gedragsverandering of stabilisering van de risicogebieden en een voorwaardelijke straf met (bijzondere) voorwaarden wordt bemoeilijkt doordat verdachte geen EU-rechten (meer) heeft.
De deskundige M. Hamels heeft voornoemd rapport ter terechtzitting bevestigd en waar nodig aangevuld.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de bewezen geachte feiten aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel justitiële documentatie (het strafblad) van 22 februari 2019 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan 14 december 2018 meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl het in dit vonnis bewezen verklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mede moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Gelet op voornoemd strafblad is ook voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten. De rechtbank ziet geen reden om deze maatregel niet op te leggen. Zij zal daarom de officier van justitie op dit punt van de vordering volgen.
Ten aanzien van de duur van de ISD-maatregel overweegt de rechtbank als volgt. Met de ISD-maatregel wordt enerzijds de maatschappij beschermd tegen de overlast die verdachte veroorzaakt door het plegen van strafbare feiten. Anderzijds wordt binnen de maatregel geprobeerd een bijdrage te leveren aan een oplossing van de problematiek van verdachte, waardoor hij, na afloop van de maatregel, een delictvrij bestaan kan opbouwen in de maatschappij.
Door aan verdachte de ISD-maatregel op te leggen wordt de maatschappij beschermd tegen de delicten die verdachte pleegt. In zoverre is oplegging van de maatregel dan ook gerechtvaardigd. Het is echter ook gebleken dat verdachte niet kan resocialiseren in Nederland. Zijn EU-verblijfsrechten zijn ingetrokken en hij mag hier (ook na tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel) niet werken. Ook kan hij geen enkele aanspraak maken op enige sociale voorziening, zoals een woning of een uitkering. De ISD-maatregel zal dan ook enkel gericht zijn op repatriëring naar zijn land van herkomst, te weten [geboorteland] . De rechtbank ziet niet in waarom het langer dan één jaar zou moeten duren voordat verdachte kan worden uitgezet. Ten aanzien hiervan merkt de rechtbank op dat verdachte ter terechtzitting heeft aangegeven zo snel mogelijk terug naar [geboorteland] te willen. Bovendien overweegt de rechtbank uitdrukkelijk dat de ISD-maatregel voortijdig kan worden beëindigd op het moment dat verdachte kan worden uitgezet.
Al met al ziet de rechtbank, anders dan de officier van justitie, niet in op grond waarvan deze maatregel voor de maximale termijn van twee jaar zou moeten worden opgelegd. De rechtbank zal de ISD-maatregel dan ook opleggen voor de duur van één jaar.
Tussentijdse beoordeling
De rechtbank ziet ten slotte aanleiding om uiterlijk zes maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel, de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel te toetsen. De rechtbank wil zich laten informeren over de stand van uitvoering van de ISD-maatregel en de mogelijkheden van repatriëring naar het land van herkomst.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

8.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Diefstal
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Legt op de
maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
1 (één) jaar.
Bepaalt dat het Openbaar Ministerie binnen
6 (zes) maandenna aanvang van de tenuitvoerlegging van de maatregel de rechtbank zal berichten over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.F. Ferdinandusse, voorzitter,
mrs. G.H. Marcus en L. Voetelink, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. J.B.P. Terwindt en S.D. van der Heiden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 maart 2019.