Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek op de terechtzitting
- 31 januari 2019,
- 1 februari, 7 februari, 11 februari, 12 februari en 13 februari 2019.
2.Tenlastelegging
3.Waardering van het bewijs.
de Twentenaren) voor € 8 miljoen.
Nu in beide taxatierapporten staat vermeld dat uit wordt gegaan van de huidige gebruiksmogelijkheden en de huidige huurcontracten en in het taxatierapport van 2007 expliciet wordt benoemd dat niet is gekeken naar herontwikkeling, kan op basis van het enkele niet vermelden van eventuele herontwikkelingsmogelijkheden niet worden gezegd dat de in de tenlastelegging genoemde onderhandse verkoopwaardes daarmee vals zijn. (..) De rechtbank is van oordeel dat ten tijde van het opmaken van de taxatierapporten nog geen zekerheid bestond over de wijze waarop de gemeente de investeringskosten zou verhalen. Gelet op de onzekerheid kan niet worden aangenomen dat het opnemen van de aftrekpost “bijdrage infrastructuur parkeren” en het begroten daarvan op de helft van het met de investering gemoeide bedrag tot een valse taxatie heeft geleid. Dat de taxateurs andere variabelen onjuist zouden hebben ingevuld, zoals huurwaarden, acht de rechtbank om die reden evenmin bewezen. (..) De officier van justitie heeft in het licht van hetgeen door de verdediging over verschillende aannames en uitgangspunten is aangevoerd, niet overtuigend beargumenteerd waarom uit de andere taxaties desondanks volgt dat de door [medeverdachte 3] vastgestelde onderhandse verkoopwaardes valselijk zouden zijn getaxeerd. Het enkele feit dat andere waardes zijn vastgesteld rechtvaardigt die conclusie in ieder geval niet zonder meer. De andere taxatierapporten kunnen dan ook niet dienen als bewijs voor valsheid van de taxatierapporten van [medeverdachte 3] . (..) De rechtbank acht niet bewezen dat [medeverdachte 3] onjuiste informatie heeft opgenomen in de taxatierapporten van 2005 en 2007 als gevolg waarvan de onderhandse verkoopwaarde valselijk is getaxeerd(..)’.