In deze zaak heeft de politierechter van de Rechtbank Amsterdam op 29 maart 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling en bedreiging van zijn meerderjarige zoon. De tenlastelegging omvatte twee hoofdpunten: de verdachte zou op 19 december 2018 in Amsterdam zijn zoon hebben mishandeld door hem te slaan en/of te stompen, en hij zou hem bedreigd hebben met een mes door te zeggen dat hij hem zou steken of doden. Tijdens de zitting op 15 maart 2019 heeft de politierechter de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De verdediging voerde aan dat er sprake was van onherstelbare vormverzuimen in de getuigenverklaring van de echtgenote van de verdachte, wat zou moeten leiden tot bewijsuitsluiting. De politierechter oordeelde echter dat de dagvaarding geldig was en dat er geen gronden waren voor schorsing van de vervolging.
De politierechter heeft de verklaringen van de getuigen en de verdachte beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte inderdaad zijn zoon had mishandeld en bedreigd. Het beroep op noodweer werd verworpen, omdat de verdachte niet aannemelijk kon maken dat hij zich enkel had verdedigd tegen een aanval van zijn zoon. De politierechter oordeelde dat de verdachte strafbaar was voor de bewezenverklaarde feiten en legde een taakstraf op van 40 uren, waarvan 20 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De rechter hield rekening met de omstandigheden van de zaak, waaronder de aard van de feiten en de persoonlijke situatie van de verdachte.