ECLI:NL:RBAMS:2019:2414

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 maart 2019
Publicatiedatum
2 april 2019
Zaaknummer
13/669079-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet met betrekking tot cocaïne

Op 28 maart 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 20 september 2018 in Amsterdam werd aangetroffen met bijna 57 kilo cocaïne. De verdachte, geboren in 1984 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was op dat moment gedetineerd. Tijdens de zitting op 14 maart 2019 was de verdachte aanwezig, en de rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S.M. Hoogerheide, en de verdediging door zijn raadsman, mr. V.A. Groeneveld.

De tenlastelegging omvatte het opzettelijk aanwezig hebben van 57,52 kilo cocaïne en het voorhanden hebben van een pistool, een alarmpistool en munitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wetenschap had van de cocaïne in de woning, vooral door zijn DNA op de hengsels van de tassen waarin de drugs waren verpakt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon worden vrijgesproken van het aanwezig hebben van de cocaïne in de boodschappentassen, maar sprak hem vrij van het voorhanden hebben van het pistool en de munitie, omdat er onvoldoende bewijs was voor zijn wetenschap en beschikkingsmacht over deze wapens.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft rekening gehouden met de schadelijke effecten van cocaïne op de volksgezondheid en de rol van de verdachte in de drugshandel. De rechtbank heeft ook de omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, zoals zijn verlies van werk in Hongarije en zijn status als Albanees, wat invloed heeft op zijn detentie.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/669079-18
Datum uitspraak: 28 maart 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats ] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1984,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in [plaats detentie] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
14 maart 2019. Verdachte was daarbij aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. S.M. Hoogerheide, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. V.A. Groeneveld, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort samengevat – tenlastegelegd dat hij op 20 september 2018 samen met een ander, althans alleen
1.opzettelijk 57,52 kilo cocaïne aanwezig heeft gehad;
2.een pistool, een alarmpistool en munitie voorhanden heeft gehad.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage I bij dit vonnis.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 1 kan worden bewezen. Daartoe heeft zij het volgende aangevoerd. Op het moment dat de politie op de deur klopt, zet medeverdachte [medeverdachte] de tassen met daarin meer dan 50 kilogram cocaïne op het balkon van de buurvrouw terwijl verdachte de deur opent en tegen de politie zegt dat hij de enige persoon in de woning is. Verdachte verbleef enige tijd in de woning en was zich voldoende bewust van de merkwaardige inhoud van de tassen die in de woonkamer bij de tv stonden zoals ook wordt ondersteund door de verklaring van [persoon] , die heeft verklaard dat medeverdachte [medeverdachte] de tassen heeft laten zien aan de anderen in de woning, waaronder verdachte, en daarbij heeft gezegd: “Kijk wat ik hier heb.” Voor [persoon] , en ook voor de anderen, dus ook voor verdachte, was het hiermee overduidelijk dat die tassen drugs bevatten. Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van het handelen van verdachte, kan het niet anders dan dat verdachte wetenschap van de inhoud van de tassen had en hierover beschikkingsmacht had.
Verdachte dient te worden vrijgesproken van het aanwezig hebben van de cocaïne die is aangetroffen in de afzuigkap, nu uit het dossier niet blijkt dat verdachte wetenschap had van deze drugs.
Feit 2 kan ten aanzien van het voorhanden hebben van het alarmpistool ook worden bewezen. Verdachte had wetenschap en beschikkingsmacht over het nepwapen, zoals ook blijkt uit zijn eigen verklaring. Hij heeft gezien dat medeverdachte [medeverdachte] de onderdelen van het alarmpistool bekeek en het nepwapen rond liet gaan onder de andere aanwezigen in de woning.
Verdachte dient te worden vrijgesproken van het voorhanden hebben van het pistool dat is aangetroffen in de oven, nu uit het dossier niet blijkt dat verdachte wetenschap had van dit pistool.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte van het onder 1 en 2 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken omdat de enkele aanwezigheid van verdachte in de woning geen wetenschap van de drugs en de wapens oplevert. Verdachte heeft verklaard dat het verklaarbaar is waarom zijn DNA op de hengsels van de boodschappentassen met drugs is aangetroffen, namelijk omdat dit de lege opgevouwen plastic tassen waren die hij opzij heeft gelegd in de kast in de slaapkamer. Dit alternatieve scenario is niet onaannemelijk nu hij zelf met de verklaring is gekomen dat hij tassen in de kast heeft verplaatst, voordat hem iets bekend was over DNA-sporen. Bovendien heeft medeverdachte [medeverdachte] verklaard dat verdachte niets te maken had met de tassen waarin de drugs zaten. Ook is het niet belastend dat verdachte niet direct de deur voor de politie heeft geopend, nu hij niet de bewoner was van de woning. En zelfs als wetenschap wordt aangenomen, dan is die enkele wetenschap onvoldoende om tevens beschikkingsmacht aan te nemen, aldus de raadsman.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte de wapens en munitie voorhanden heeft gehad. Uit het procesdossier is niet gebleken dat verdachte wetenschap van, en beschikkingsmacht had over het wapen en de daarbij behorende munitie in de oven. Weliswaar volgt uit het dossier wel dat verdachte wetenschap had van het nepwapen, nu dit hem door medeverdachte [medeverdachte] is getoond, maar volgt niet dat hij hierover ook beschikkingsmacht heeft gehad. Verdachte zal van feit 2 dus worden vrijgesproken.
3.3.2
Gedeeltelijke vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte de in de afzuigkap aangetroffen cocaïne aanwezig heeft gehad, nu uit het procesdossier niet blijkt dat verdachte wetenschap had van en beschikkingsmacht had over het blok cocaïne. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het aanwezig hebben van deze hoeveelheid cocaïne, te weten 680 gram.
3.3.3
Waardering van het bewijs
Op grond van de bewijsmiddelen die in bijlage II zijn opgenomen, is de rechtbank van oordeel dat het onder feit 1 tenlastegelegde ten aanzien van het medeplegen van het aanwezig hebben van cocaïne in de boodschappentassen, kan worden bewezen. Zij overweegt daartoe het volgende.
In de woning waar verdachte verbleef, zijn verboden spullen gevonden, onder andere cocaïne. Verdachte heeft verklaard dat hij pas één dag in de woning verbleef die hem door medeverdachte [medeverdachte] was aangeboden als slaapplaats. Hij wist, zo heeft verdachte verklaard, niet wat zich in die woning bevond. Naar eigen zeggen, heeft hij de opgevouwen plastic tassen in de kast in de slaapkamer aangeraakt en opzij gelegd, waardoor zijn DNA op de hengels van de met drugs gevulde bigshopper boodschappentassen terecht is gekomen.
De rechtbank schuift dit alternatieve scenario terzijde nu zijn verklaring niet strookt met de overige bewijsmiddelen in het dossier. Zo is uit de doorzoeking ter inbeslagname gebleken dat in de kast waarover verdachte verklaart, alleen opgevouwen kleine plastic tasjes lagen, geen grote bigshopper tassen zoals de boodschappentassen waarin de drugs zijn aangetroffen. Daarnaast heeft verdachte verklaard dat medeverdachte [medeverdachte] ’s middags even de deur uit ging en dat hij vervolgens met de vijf gevulde bigshopper boodschappentassen de woning weer binnenkwam. Deze bigshopper tassen, die gevuld met de drugs zijn binnengebracht, kunnen onmogelijk dezelfde tassen zijn geweest als de opgevouwen plastic tasjes die door verdachte zijn aangeraakt en de woning nooit hebben verlaten.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte – gelet op het DNA van verdachte op de hengsels van de bigshopper boodschappentassen – de tassen heeft aangeraakt die met drugs waren gevuld.
Op grond van het voorgaande, acht de rechtbank het onwaarschijnlijk dat verdachte niet wist dat in de bigshopper boodschappentassen pakketten met drugs zaten, te meer nu verdachte heeft verklaard de boodschappentassen te hebben zien staan in de woonkamer, naast de tv. Daarnaast heeft medeverdachte [persoon] verklaard dat medeverdachte [medeverdachte] , vlak voordat de politie kwam, de boodschappentassen aan de andere aanwezigen in de woning heeft laten zien en daarbij heeft gezegd: “Kijk wat ik hier heb.” Uit zijn woorden en de manier waarop de medeverdachte dit zei, begreep [persoon] dat er in de tassen drugs zat. In ieder geval heeft verdachte door deze uitlating van medeverdachte [medeverdachte] en ook door zijn eigen handelen, op zijn minst genomen de aanmerkelijke kans op de aanwezigheid van drugs bewust aanvaard. Uit deze aanvaarding leidt de rechtbank ook de beschikkingsmacht af, nu verdachte in de woning verbleef en zelfstandig handelingen met de drugs kon verrichten. Gelet op het handelen van verdachte kan het immers niet anders dan dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] de drugs heeft proberen te verbergen. Verdachte heeft namelijk tijd gecreëerd voor medeverdachte [medeverdachte] om de drugs op het balkon te plaatsen door niet meteen de deur te openen en vervolgens tegen de politie te zeggen dat hij de enige persoon in de woning was.
Deze beschikkingsmacht, al was het misschien maar kort, is voldoende voor de bewezenverklaring van het voorhanden hebben. Daarnaast volgt hieruit dat sprake is van een zodanig nauwe en bewuste samenwerking dat dit moet worden aangemerkt als medeplegen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 1:
op 20 september 2018 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van 56,84 kilo, bruto totaalgewicht 45 blokken, van een materiaal bevattende cocaïne.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Motivering van de straf

5.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van veertig maanden, met aftrek van voorarrest.
5.2
Het strafmaatverweer van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat rekening dient te worden gehouden met het feit dat verdachte door deze zaak zijn werk in Hongarije is verloren. Bovendien heeft te gelden dat detentie per definitie zwaarder is voor niet-Nederlandse veroordeelden die niet in Nederland wonen/verblijven, bijvoorbeeld omdat familie zich niet in hetzelfde land bevindt. Daarnaast dient rekening te worden gehouden met het feit dat verdachte als Albanees niet in aanmerking komt voor voorwaardelijke invrijheidstelling (VI), en daardoor binnen de reikwijdte van de regeling strafonderbreking voor vreemdelingen valt. Dit houdt in dat hij, bij straffen tot en met 36 maanden, na de helft van de straf te hebben uitgezeten wordt uitgezet, met als voorwaarde dat hij niet naar Nederland terugkeert, aldus de raadsman.
5.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte is aangetroffen in een woning met bijna 57 kilo cocaïne die – gezien die hoeveelheid – bestemd was voor de handel. Cocaïne is niet alleen zeer schadelijk voor de volksgezondheid, maar werkt ook verslavend met alle gevolgen van dien voor de maatschappij. De handel in cocaïne gaat bovendien gepaard met zeer gewelddadige criminaliteit. Met zijn handelen heeft verdachte een rol gehad in die keten van de handel.
De rechtbank houdt rekening met de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd en zoekt aansluiting bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) waarbij een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zesendertig tot achtendertig maanden passend wordt geacht. Vervolgens beoordeelt de rechtbank of er omstandigheden zijn op grond waarvan in het voordeel of het nadeel van verdachte van dit uitgangspunt moet worden afgeweken.
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van verdachte van 19 februari 2019 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder in Nederland is veroordeeld voor een strafbaar feit. Dit strafblad vormt dus geen reden om aan verdachte een hogere of lagere straf op te leggen.
De rechtbank heeft het zwaartepunt laten liggen op het aanwezig hebben van de grote hoeveelheid drugs, hierdoor komt de rechtbank tot oplegging van dezelfde straf als aan medeverdachte [medeverdachte] .
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 36 maanden met aftrek van voorarrest passend en geboden.

6.Beslag

Onder verdachte is het volgende in beslag genomen:
  • Geld Euro 5633458 EUR 950,00
  • Geld buitenlands 5633462 USD EUR 86,28
  • Geld buitenlands 5633462 gbp EUR 109,15
  • Geld buitenlands 5633462 chf EUR 183,02
  • Geld buitenlands 5633462 hrk EUR 12,46
  • Geld buitenlands 5633736 cad EUR 3,17
  • Geld buitenlands 5633462 huf EUR 8,74
  • Geld buitenlands 5633736 alb EUR 0,00
Teruggave aan verdachte
Omdat niet kan worden vastgesteld dat de inbeslaggenomen goederen zijn benut bij het misdrijf, kunnen deze worden teruggeven aan verdachte, voor zover dit niet al is gebeurd.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht, en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

8.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet
gegeven verbod.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
36 (zesendertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast de
teruggaveaan verdachte van:
  • Geld Euro 5633458 EUR 950,00
  • Geld buitenlands 5633462 USD EUR 86,28
  • Geld buitenlands 5633462 gbp EUR 109,15
  • Geld buitenlands 5633462 chf EUR 183,02
  • Geld buitenlands 5633462 hrk EUR 12,46
  • Geld buitenlands 5633736 cad EUR 3,17
  • Geld buitenlands 5633462 huf EUR 8,74
  • Geld buitenlands 5633736 alb EUR 0,00
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. A. Eichperger en A.R.P.J. Davids, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.A. Mud, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 maart 2019.
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]