ECLI:NL:RBAMS:2019:2408

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 maart 2019
Publicatiedatum
2 april 2019
Zaaknummer
13/684384-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal uit een woning met medeplegen en bewijswaardering

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 maart 2019 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die samen met een ander een woninginbraak heeft gepleegd op 14 september 2018. De verdachte was niet aanwezig tijdens de zitting op 14 maart 2019. De officier van justitie, mr. R.A. Kloos, heeft de vordering gedaan, terwijl de verdediging werd vertegenwoordigd door mr. K.A. Kieft. De tenlastelegging omvatte het inbreken in een woning door middel van braak. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs is voor de diefstal van een kluisje en een fles parfum, maar niet voor het inslaan van het raam. De rechtbank heeft de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van de tenlastelegging, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan diefstal. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van zeven maanden opgelegd, rekening houdend met de ernst van het feit en het strafblad van de verdachte. Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, [persoon 1], voor materiële schade, maar niet voor immateriële schade, aangezien deze niet voldoende was onderbouwd. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 177,21 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/684384-18
Datum uitspraak: 28 maart 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het (post)adres
[adres 1] , [woonplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 maart 2019. Verdachte was daarbij niet aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. R.A. Kloos, en van wat de gemachtigd raadsvrouw van verdachte, mr. K.A. Kieft, naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort samengevat – tenlastegelegd dat hij
op 14 september 2018 samen met een ander, althans alleen, een woninginbraak heeft gepleegd, waarbij hij zich de toegang tot de woning heeft verschaft door middel van braak.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage I bij dit vonnis.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het tenlastegelegde bewezen kan worden en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Vaststaat dat in de woning van aangeefster (hierna: [persoon 1] ) is ingebroken. Een aantal getuigen die bij de school aan de overkant van de straat stonden, hebben de inbraak zien gebeuren. Daarnaar gevraagd beschrijven zij twee mannen die uit de ingeslagen ruit stappen en zij zien een man als bestuurder zitten in een auto met draaiende motor. Eén van de mannen die uit het raam stapte, wordt beschreven als gekleed in grijze sportkleding en met een opvallende kale plek op het achterhoofd. Verdachte wordt korte tijd na de inbraak aangehouden op basis van dit signalement. Bij hem wordt een parfumfles van het merk Guess aangetroffen. De aangifte vermeldt onder andere dat een parfumfles van Guess is gestolen. Gelet op de feiten en omstandigheden die uit het procesdossier zijn gebleken, kan worden bewezen dat een voltooide woninginbraak heeft plaatsgevonden, waarbij verdachte zich de toegang tot de woning heeft verschaft door middel van braak.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen bewijs is voor de inbraak. Zij heeft daartoe aangevoerd dat getuige [naam getuige] twee mannen aan ziet komen lopen, en ziet dat het raam op dat moment al kapot is. De andere getuigen zien pas later wat zich heeft afgespeeld. Er wordt gezien dat verdachte uit het raam stapt, maar niet dat het raam wordt ingeslagen of vernield. Niemand ziet dat verdachte betrokken is geweest bij de verbreking van het raam. Ook zijn er geen goederen aangetroffen bij verdachte waarmee hij het raam zou kunnen hebben ingetikt. Nu aan verdachte geen diefstal ten laste wordt gelegd, moet hij worden vrijgesproken.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Gedeeltelijke vrijspraak van het ten laste gelegde
De rechtbank acht met de raadsvrouw niet bewezen dat verdachte het raam heeft ingeslagen of heeft verbroken nu hiervoor wettig en overtuigend bewijs ontbreekt. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
3.3.2
Waardering van het bewijs
De rechtbank is echter wel van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een kluisje en parfum, die volgens de aangifte toebehoren aan de zoon van aangeefster, [persoon 2] . Daartoe is redengevend dat getuigen twee mannen uit het - op dat moment al verbroken raam - hebben zien stappen. Zij beschrijven één van hen als een man met een grijze ‘hoodie’ en met een kale plek op zijn achterhoofd, die een kluisje onder zijn arm hield. Verdachte wordt vervolgens aangehouden op basis van het door de getuigen beschreven signalement. Bij zijn aanhouding werd de fles Guess parfum aangetroffen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 14 september 2018 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [adres 2] , heeft weggenomen een kluisje en een flesje parfum van het merk Guess, toebehorend aan een ander dan aan hem, verdachte of zijn mededader.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Motivering van de straf

5.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte moet worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden.
5.2
Het strafmaatverweer van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om de geëiste straf te matigen en aan te sluiten bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en een gevangenisstraf op te leggen, gelijk aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, met daarbij een voorwaardelijk strafdeel.
5.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan diefstal uit een woning. Hiermee heeft verdachte geen enkel respect getoond voor andermans eigendom noch voor de persoonlijke leefomgeving van anderen en heeft hij uitsluitend oog gehad voor zijn persoonlijk financieel gewin. Bovendien is dit een feit, dat naast onrustgevoelens ook financiële schade voor de bewoners met zich meebrengt. Daarnaast brengen dergelijke vermogensmisdrijven in de samenleving in het algemeen angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeg.
Ook heeft de rechtbank gekeken naar het strafblad van verdachte van 19 februari 2019 waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Daarnaast heeft de rechtbank gekeken naar de LOVS. Genoemde oriëntatiepunten dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging en worden regelmatig geactualiseerd. Bij de toepassing van deze oriëntatiepunten is uitgegaan van “een woninginbraak” met veelvuldige recidive waar een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op staat voor de duur van zeven maanden. De rechtbank ziet geen reden om hiervan af te wijken.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd.
De rechtbank acht een gevangenisstraf gerechtvaardigd van zeven maanden.

6.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[persoon 1] heeft een totaalbedrag van € 3304,39 aan schadevergoeding gevorderd, bestaande uit € 3004,39 aan materiële schade en € 300,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
6.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering ten aanzien van de materiële schadeposten die zien op de kluis, het noodraam en het werkverzuim dient te worden toegewezen. Ten aanzien van de nep Rolex is de vordering onvoldoende onderbouwd en voor wat betreft de schadepost die ziet op de reparatiekosten van het raam en het kozijn dient het bedrag te worden gematigd tot een bedrag van € 1.000,-. Het toewijsbare bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte] zijn hiervoor hoofdelijk aansprakelijk. Voor het overige dient [persoon 1] niet-ontvankelijk in haar vordering te worden verklaard.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, gelet op de door haar bepleitte vrijspraak, aangevoerd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering. Subsidiair refereert zij zich ten aanzien van de kluis, het noodraam en de gederfde inkomsten. Voor het overige dient de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard nu deze onvoldoende is onderbouwd en daarmee een onevenredige belasting voor het strafgeding oplevert.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij rechtstreekse schade is toegebracht voortvloeiende uit het bewezenverklaarde feit. De rechtbank acht de schadeposten die zien op de kluis en het noodraam voldoende onderbouwd en toewijsbaar. Het gaat dan om een bedrag van € 177,21. De rechtbank zal dit bedrag dan ook hoofdelijk toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 14 september 2018 tot aan de dag der algehele voldoening. De rechtbank verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering ten aanzien van de posten die zien op de nep Rolex en het noodraam nu verdachte is vrijgesproken van de onderdelen die zien op de diefstal van het nep Rolex horloge en de braak van het raam. Daarnaast zal de benadeelde partij tevens niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering ten aanzien van de gevorderde immateriële schade aangezien [persoon 1] niet thuis was ten tijde van de diefstal en niet is vastgesteld dat de psychische klachten die zij stelt te hebben een rechtstreeks gevolg zijn van de diefstal.
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [persoon 1] , naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de materiële schade die door het bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 177,21 (honderdzevenenzeventig euro en eenentwintig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 september 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 47 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van diefstal.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
7 (zeven) maanden.
Wijst de vordering van [persoon 1] toetot een bedrag van € 177,21 (honderdzevenenzeventig euro en eenentwintig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 september 2018 tot aan de dag der algehele voldoening. Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Verklaart [persoon 1] voor het overige
niet-ontvankelijkin haar vordering.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van
[persoon 1]€ 177,21 (honderdzevenenzeventig euro en eenentwintig cent) aan de Staat te betalen. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting vervangen door hechtenis van
3 (drie) dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. A. Eichperger en J.A.A.G. de Vries, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.A. Mud, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 maart 2019.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
[...]
  • [...]
  • [...]
[...]