Op 29 maart 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de Staatsanwaltschaft Aurich in Duitsland. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 4 januari 2019 en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar de opgeëiste persoon, geboren in 1977 en met de Nederlandse nationaliteit. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de feiten waarvoor overlevering wordt verzocht, zijn onderzocht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten ook naar Nederlands recht strafbaar zijn, waaronder poging tot zware mishandeling en wederrechtelijke dwang.
De rechtbank heeft ook de garantie beoordeeld die door het Openbaar Ministerie Aurich is gegeven, waarin wordt verzekerd dat de opgeëiste persoon, indien veroordeeld, zijn straf in Nederland zal ondergaan. De rechtbank concludeert dat aan de eisen van de Overleveringswet is voldaan en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering.
De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de overlevering van de opgeëiste persoon toe te staan, zodat het strafrechtelijk onderzoek in Duitsland kan worden voortgezet. De uitspraak is gedaan door mr. C. Klomp, voorzitter, en mrs. J.A.A.G. de Vries en H.G. van der Wilt, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. J.B.C. van der Veer. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.