ECLI:NL:RBAMS:2019:2386

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 maart 2019
Publicatiedatum
1 april 2019
Zaaknummer
13/752097-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel in strafzaak tegen opgeëiste persoon

Op 29 maart 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Municipal Criminal Court in Zagreb, Kroatië. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 10 januari 2019 en betreft strafbare feiten die de opgeëiste persoon zou hebben gepleegd in Kroatië, waaronder vervalsing van administratieve documenten en handel in valse documenten. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de relevante feiten onderzocht, waarbij werd vastgesteld dat de opgeëiste persoon geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland heeft en thans gedetineerd is in een Huis van Bewaring.

Tijdens de openbare zitting op 15 maart 2019 is de vordering behandeld. De officier van justitie, mr. M. Diependaal, was aanwezig, evenals de raadsman van de opgeëiste persoon, mr. J-H.L.C.M. Kuijpers. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd om voldoende tijd te hebben voor het nemen van een beslissing over de overlevering. De raadsman voerde aan dat de overlevering moest worden geweigerd op grond van artikel 9 van de Overleveringswet (OLW), omdat de opgeëiste persoon in Nederland al was veroordeeld voor feiten die verband hielden met de feiten waarvoor de overlevering werd verzocht.

De rechtbank heeft het verweer van de raadsman verworpen, oordelend dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht niet aan de orde zijn geweest in de Nederlandse strafzaak. De rechtbank concludeerde dat het EAB voldeed aan de eisen van de OLW en dat er geen weigeringsgronden waren. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan, waarmee de rechtbank de vordering van de officier van justitie heeft gehonoreerd. De uitspraak is gedaan door mr. C. Klomp, voorzitter, en mrs. J.A.A.G. de Vries en H.G. van der Wilt, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. J.B.C. van der Veer.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/752097-18
RK nummer: 19/601
Datum uitspraak: 29 maart 2019
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 10 januari 2019 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 27 november 2018 door de
Municipal Criminal Court in Zagreb(Kroatië) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Joegoslavië) op [geboortedag] 1969,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans uit andere hoofde gedetineerd in het Huis van Bewaring [detentieplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 15 maart 2019. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. J-H.L.C.M. Kuijpers, advocaat te Amsterdam alsmede, na weigering door de opgeëiste persoon van bijstand door de opgeroepen en verschenen tolk in de Servische taal, door een tolk in de Kroatische taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd en heeft vervolgens de termijn waarbinnen zij op grond van 22, derde lid, OLW uitspraak moet doen voor onbepaalde tijd verlengd, omdat zij die verlengingen nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Kroatische nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
detention ordervan de
Municipal Criminal Court in Zagreb(Kroatië) van 20 juli 2018, referentienummer KOV-524/18.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar het recht van Kroatië strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 23, te weten:
vervalsing van administratieve documenten en handel in valse documenten;
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op deze feiten naar het recht van Kroatië een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.Artikel 9 van de OLW: lopende vervolging in Nederland

De raadsman van de opgeëiste persoon heeft betoogd dat de overlevering moet worden geweigerd, omdat de opgeëiste persoon in Nederland mede is veroordeeld voor feiten die verband houden met de feiten waarvoor om overlevering wordt verzocht.
De raadsman heeft daartoe gewezen op de overwegingen van deze rechtbank in het vonnis bij de veroordeling van de opgeëiste persoon. Zijn Nederlandse strafzaak had onder meer betrekking op de in het EAB genoemde kinderen en er is voor enkele van deze kinderen, te weten [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] , gebruik gemaakt van valse identiteitspapieren. Formeel is het aanvragen van vervalste paspoorten weliswaar een afzonderlijk strafbaar feit, maar materieel is het door de rechtbank in Nederland wel beoordeeld en betrokken bij haar beslissing in de strafzaak tegen verdachte. Als het aanvragen van deze documenten ook in die strafzaak ten laste zou zijn gelegd en bewezen verklaard, dan zou de rechtbank geen hogere straf hebben opgelegd dan zij nu heeft gedaan. In die strafzaak is door de opgeëiste persoon inmiddels hoger beroep ingesteld. Een en ander vormt op grond van artikel 9, eerste lid onder a, van de OLW een beletsel voor de overlevering.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat dit verweer moet worden verworpen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat in het door de raadsman bedoelde vonnis de feiten waarvoor thans om overlevering wordt verzocht niet als zodanig aan de orde zijn geweest. De opgeëiste persoon is veroordeeld voor – kort gezegd – onttrekking van minderjarigen, mensenhandel en witwassen. Het gaat om feiten met andere pleegplaatsen en –data en een heel ander beschermd belang, nu het EAB betrekking heeft op valsheid in geschrift, nog los van de omstandigheid dat Nederland geen rechtsmacht zou hebben gehad voor deze Kroatische verdenking. De vraag of de opgeëiste persoon in Nederland al dan niet een hogere straf zou hebben gekregen is niet relevant en dus niet aan de orde, aldus de officier van justitie.
De rechtbank verenigt zich met het standpunt van de officier van justitie en verwerpt het verweer. Nu de opgeëiste persoon in Nederland in hoger beroep niet wordt vervolgd voor feiten ter zake waarvan de overlevering is verzocht, is er geen sprake van een weigeringsgrond als bedoeld in artikel 9, lid 1 onder a, van de OLW.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Municipal Criminal Court in Zagrebten behoeve van het in Kroatië tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en H.G. van der Wilt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.B.C. van der Veer, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 29 maart 2019.
De jongste rechter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.