Op 29 maart 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Municipal Criminal Court in Zagreb, Kroatië. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 10 januari 2019 en betreft strafbare feiten die de opgeëiste persoon zou hebben gepleegd in Kroatië, waaronder vervalsing van administratieve documenten en handel in valse documenten. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de relevante feiten onderzocht, waarbij werd vastgesteld dat de opgeëiste persoon geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland heeft en thans gedetineerd is in een Huis van Bewaring.
Tijdens de openbare zitting op 15 maart 2019 is de vordering behandeld. De officier van justitie, mr. M. Diependaal, was aanwezig, evenals de raadsman van de opgeëiste persoon, mr. J-H.L.C.M. Kuijpers. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd om voldoende tijd te hebben voor het nemen van een beslissing over de overlevering. De raadsman voerde aan dat de overlevering moest worden geweigerd op grond van artikel 9 van de Overleveringswet (OLW), omdat de opgeëiste persoon in Nederland al was veroordeeld voor feiten die verband hielden met de feiten waarvoor de overlevering werd verzocht.
De rechtbank heeft het verweer van de raadsman verworpen, oordelend dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht niet aan de orde zijn geweest in de Nederlandse strafzaak. De rechtbank concludeerde dat het EAB voldeed aan de eisen van de OLW en dat er geen weigeringsgronden waren. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan, waarmee de rechtbank de vordering van de officier van justitie heeft gehonoreerd. De uitspraak is gedaan door mr. C. Klomp, voorzitter, en mrs. J.A.A.G. de Vries en H.G. van der Wilt, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. J.B.C. van der Veer.