Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
'nieuwe
'verbod op hetzelfde gebied zag. De Geelvinckssteeg valt daar niet onder.
Rechtbank Amsterdam
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, stond de verdachte terecht voor het niet naleven van een gebiedsverbod. De centrale vraag was of het gebiedsverbod voldoende kenbaar was gemaakt, zodat de verdachte opzet kon worden verweten. De verdachte, geboren in 1963, had op 30 november 2017 in Amsterdam het bevel overtreden door zich in een gebied te bevinden waar hij zich niet mocht bevinden. Dit bevel was hem eerder opgelegd en hij had een aankondiging ontvangen dat dit bevel aan hem zou worden uitgevaardigd. De officier van justitie stelde dat de verdachte wetenschap had van de omvang van het verbod, maar de verdediging betoogde dat de verdachte niet op de hoogte was van de exacte grenzen van het verbod en dat er geen opzet was.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet op de hoogte was van de grenzen van het gebiedsverbod, omdat er geen duidelijke beschrijving of plattegrond was meegezonden met het bevel. De rechtbank concludeerde dat de verdachte, gezien zijn eerdere ervaringen met gebiedsverboden, redelijkerwijs kon aannemen dat de Geelvinckssteeg niet binnen het verboden gebied viel. Daarom kon niet worden vastgesteld dat de verdachte opzettelijk het verbod had overtreden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastelegging, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij op de hoogte was van de grenzen van het gebiedsverbod.