ECLI:NL:RBAMS:2019:2229

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 maart 2019
Publicatiedatum
26 maart 2019
Zaaknummer
13/074441-16 (A) 13/654161-17 (B), 13/153039-18 (zaak C) en
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deels voorwaardelijke gevangenisstraf voor woninginbraak in vereniging en beledigen/bedreigen politieagenten

Op 26 maart 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1995, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder woninginbraak, openlijke geweldpleging, bedreiging en belediging van politieambtenaren. De rechtbank heeft de zaken, die onder verschillende parketnummers waren ingediend, gevoegd behandeld. Tijdens de zitting op 12 maart 2019 heeft de officier van justitie, mr. S. de Klerk, zijn vordering gepresenteerd, terwijl de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. C.W. Dirkzwager, hun verweer hebben gevoerd. De tenlastelegging omvatte onder andere een openlijke geweldpleging op 7 april 2016, een woninginbraak op 25 oktober 2017, bedreigingen en beledigingen van politieambtenaren op 17 mei 2018, en een poging tot inbraak bij de Burger King op 13 augustus 2018.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de openlijke geweldpleging en de belediging van een politieagent, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte bij deze feiten betrokken was. Echter, de rechtbank achtte de woninginbraak en de bedreiging van politieambtenaar [verbalisant 1] bewezen, evenals de belediging van de politieambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 3]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de feiten zoals ten laste gelegd, met uitzondering van de vrijgesproken feiten.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden, met daarbij een taakstraf van 120 uur. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die dakloos was en schulden had. De rechtbank heeft besloten om de verdachte een kans te geven om zijn leven op de rit te krijgen door hem te laten deelnemen aan reclasseringstoezicht en gedragsinterventies.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
VONNIS
Parketnummers: 13/074441-16 (A) 13/654161-17 (B), 13/153039-18 (zaak C) en
13/259268-18 (zaak D) (Promis)
Datum uitspraak: 26 maart 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres 1] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 maart 2019.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk als zaken A, B, C en D aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. de Klerk en van wat verdachte en raadsvrouw mr. C.W. Dirkzwager naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich
in zaak A schuldig heeft gemaakt aan:
1. een openlijke geweldpleging op 7 april 2016 te Amsterdam waarbij [persoon 1] het slachtoffer is geworden;
in zaak B:
1. een woninginbraak, samen met anderen, aan de [adres 2] te
[plaats] op 25 oktober 2017 dan wel de heling van de goederen die in die woning
zijn gestolen;
2. een bedreiging van de politieambtenaar [verbalisant 1] op 25 oktober 2017 te [plaats]
door tegen hem te zeggen “ ik sla al je tanden uit je bek, ouwe lul” en/of “Ik kom naar
je huis en ik maak je dood”;
In zaak C
1. het beledigen van de politieambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 3] op 17 mei 2018 te
Amsterdam door hen uit te schelden voor kankersukkel en/of kankerflikker;
2. een bedreiging van [verbalisant 2] en [verbalisant 3] op 17 mei 2018 te Amsterdam door te
zeggen: “ Ik maak je dood” en/of “Ik schiet je helemaal de kanker”;
In zaak D
1. een poging tot inbraak, samen met een ander, bij de Burger King aan het [adres 3]
te Amsterdam op 13 augustus 2018 dan wel de vernieling van deuren en/of kluizen
van die Burger King
2. een belediging van politieambtenaar [verbalisant 4] op 10 december 2018 door zijn
middelvinger tegen die [verbalisant 4] op te steken.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt op basis van de dossiers en de gedeeltelijk bekennende verklaringen van verdachte met betrekking tot de woninginbraak, de poging tot inbraak bij de Burger King en de beledigingen van de politieambtenaren, bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan
  • de openlijke geweldpleging op 7 april 2016 te Amsterdam (zaak A);
  • een woninginbraak in vereniging met anderen op 25 oktober 2017 in de [adres 2] te [plaats] en de bedreiging van politieambtenaar [verbalisant 1] (zaak B);
  • de belediging van politieambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 3] op 17 mei 2018 te Amsterdam en de bedreiging van [verbalisant 2] (zaak C);
  • de poging tot inbraak in vereniging met een ander bij de Burger King aan het [adres 3] te Amsterdam, op 13 augustus 2018 en dat hij politieambtenaar [verbalisant 4] op 10 december 2018 te Amsterdam heeft beledigd.
De bedreiging van politieambtenaar [verbalisant 3] kan volgens de officier van justitie niet bewezen worden nu het dossier daartoe te weinig aanknopingspunten biedt. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte van dit deel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken moet worden van de openlijke geweldpleging op 6 april 2016 nu onvoldoende is komen vast te staan dat verdachte bij deze openlijke geweldpleging aanwezig is geweest. De politieagenten die verdachte later op de dag van het incident aan de hand van de niet heldere foto’s herkennen aan zijn kleding noemen geen specifieke kenmerken van verdachte zodat er geen betrouwbare herkenning heeft plaatsgevonden. Ook de herkenning door verbalisant [verbalisant 5] op basis van de foto’s van de getuige is niet betrouwbaar want [verbalisant 5] herkent verdachte onder andere aan zijn bril terwijl op de foto’s van de getuige geen persoon te zien is die een bril draagt.
De raadsvrouw heeft ook vrijspraak bepleit voor de bedreigingen van [verbalisant 1] (zaak B) [verbalisant 3] en [verbalisant 2] (zaak C) wegens het ontbreken van voldoende bewijs. Verdachte heeft erkend dat hij politieambtenaren heeft beledigd door hen uit te schelden maar niet dat hij ze heeft bedreigd. Ten aanzien van de bedreiging van [verbalisant 3] ontbreekt in het dossier een aangifte en de aangifte van [verbalisant 2] wordt, voor het gedeelte van de bedreiging, niet ondersteund door enig ander bewijs zodat dit feit niet bewezen kan worden. De raadsvrouw heeft ook vrijspraak bepleit ten aanzien van de belediging van politieambtenaar [verbalisant 4] in zaak D nu uit het dossier niet duidelijk wordt waar [verbalisant 4] verdachte aan heeft herkend en verdachte heeft ontkend dat hij zijn middelvinger naar [verbalisant 4] heeft opgestoken.
De woninginbraak in zaak B en de poging tot inbraak bij de Burger King in zaak D, beide in vereniging gepleegd, kunnen volgens de raadsvrouw bewezen worden nu verdachte deze feiten heeft bekend.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Zaak A en feit 2 in zaak D
De verdachte zal worden vrijgesproken van de openlijke geweldpleging en de belediging van agent [verbalisant 4] .
Ten aanzien van de openlijke geweldpleging op 7 april 2016 is op basis van de stukken in het dossier niet vast komen staat dat verdachte één van de betrokkenen is geweest bij de openlijke geweldpleging waarvan [persoon 1] het slachtoffer is geworden. De rechtbank is van oordeel dat op basis van de stukken in het dossier niet met zekerheid kan worden afgeleid dat verdachte één van de personen is die op de foto’s in het dossier te zien zijn.
De rechtbank acht evenmin bewezen dat verdachte agent [verbalisant 4] heeft beledigd door een middelvinger naar hem op te steken. Uit het dossier wordt niet duidelijk waarop de herkenning van verdachte door agent [verbalisant 4] is gebaseerd. Nu het dossier geen andere ondersteunende bewijsmiddelen bevat, zal verdachte ook van dit feit worden vrijgesproken.
3.3.2
Feit 1 primair en feit 2 in zaak B.
De rechtbank acht op basis van de bewijsmiddelen in het dossier en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de woninginbraak op 25 oktober 2017 in de [adres 2] in [plaats] .
De rechtbank acht ook bewezen dat verdachte politieagent [verbalisant 1] heeft bedreigd op 25 oktober 2017 in [plaats] door tegen hem te zeggen dat hij al zijn tanden uit zijn bek zou slaan, naar zijn huis zou komen en hem dood zou maken. Verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat hij [verbalisant 1] heeft beledigd door hem uit te schelden voor ‘ouwe lul’ maar dat van een bedreiging geen sprake is geweest. De rechtbank vindt dit niet geloofwaardig, onder meer omdat ook verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] verbaliseren dat zij hebben gehoord dat verdachte de tenlastegelegde, bedreigende woorden richting [verbalisant 1] heeft geuit. Dit maakt dat de bedreiging door verdachte van verbalisant [verbalisant 1] bewezen is.
3.3.3
Feit 1 en feit 2 in zaak C.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte politieagenten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] op 17 mei 2018 te Amsterdam heeft beledigd door hen kankersukkel en kankerflikker te noemen. Dit leidt de rechtbank af uit de aangiftes van [verbalisant 2] en [verbalisant 3] en de eigen verklaring van verdachte ter zitting dat hij deze agenten heeft beledigd.
Verdachte heeft ter zitting ontkend dat hij [verbalisant 3] en [verbalisant 2] heeft bedreigd. De rechtbank acht desondanks bewezen dat verdachte die dag [verbalisant 2] heeft bedreigd met een misdrijf tegen het leven gericht. Verbalisant [verbalisant 2] relateert in zijn op ambtseed opgemaakte proces-verbaal dat hij door verdachte is bedreigd, en wel met de woorden: “Kanker sukkel ik maak je dood. Wat ik met je collega [verbalisant 8] heb gedaan ga ik met jou doen alleen nog tien keer erger. Die collega [verbalisant 8] heb ik ook zo gevonden. (…) Ik maak je dood. (…) Schiet je helemaal de kanker in.” De rechtbank heeft geen aanleiding te twijfelen aan de inhoud van dit op ambtseed opgemaakt proces-verbaal. Dat verbalisant [verbalisant 3] de bedreigende woorden niet heeft gehoord maakt dit niet anders. De rechtbank wordt zelfs in haar overtuiging gesterkt door de bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 9] en [verbalisant 10] alsmede de webcambeelden.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte ook [verbalisant 3] heeft bedreigd. [verbalisant 3] heeft in zijn aangifte niet verklaard dat hij door verdachte is bedreigd. Uit de aangifte van [verbalisant 2] leidt de rechtbank af dat de bedreigende woorden die verdachte heeft geuit alleen gericht waren tegen [verbalisant 2] . Dat verdachte ook [verbalisant 3] op deze wijze heeft bedreigd kan de rechtbank op basis van het dossier niet vaststellen. Verdachte zal van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
3.3.4
Feit 1 primair in zaak D.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte samen met een ander heeft geprobeerd om in te breken bij de Burger King aan het [adres 3] te Amsterdam op 13 augustus 2018. Van verdachte is een bloedspoor aangetroffen op een kluis die in het pand is aangetroffen. Verdachte heeft dit feit bij de rechter-commissaris bekend en ter terechtzitting verklaard dat hij een moker bij zich had en dat hij met een medeverdachte was.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 1 primair in zaak B
op 25 oktober 2017 te [plaats] tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan de [adres 2] , heeft weggenomen 3 portable computers, een tablet en een paspoort, toebehorend aan [persoon 2] , waarbij hij, verdachte, en zijn mededaders zich de toegang tot die woning hebben verschaft doorn middel van braak;
ten aanzien van feit 2 in zaak B:
hij op 25 oktober 2017 te [plaats] [verbalisant 1] (werkzaam bij de politie eenheid Amsterdam) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door die [verbalisant 1] dreigend de woorden toe te voegen "Ik sla al je tanden uit je bek, ouwe lul" en "Ik kom naar je huis en ik maak je dood";
ten aanzien van feit 1 in zaak C:
hij op 17 mei 2018 te Amsterdam, opzettelijk ambtenaren, te weten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , beiden hoofdagent van politie Eenheid Amsterdam, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten belast met fietssurveillance, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hen de woorden toe te voegen: "Kankersukkel" en "Kankerflikker";
ten aanzien van feit 2 in zaak C:
hij op 17 mei 2018 te Amsterdam, [verbalisant 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [verbalisant 2] dreigend de woorden toe te voegen: "Ik maak je dood" en "Ik schiet je helemaal de kanker";
ten aanzien van feit 1 primair in zaak D
hij op 13 augustus 2018 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat toebehoorde aan Burger King (locatie [adres 3] ), weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar in zaak A onder 1, zaak B onder 1 primair en 2, in zaak C onder 1 en in zaak D onder 1 primair bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met aftrek van voorarrest en een proeftijd van 2 jaren met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Tevens heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een taakstraf wordt opgelegd van 120 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen. De officier van justitie heeft ten aanzien van de voorwaarden de dadelijke uitvoerbaarheid gevorderd.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft ten aanzien van de belediging van politieambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 2] verzocht verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van een straf of maatregel. De raadsvrouw heeft ten aanzien van de andere bewezen geachte feiten verzocht een taakstraf op te leggen of een voorwaardelijke straf met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft samen met anderen ingebroken in een woning en daar verschillende persoonlijke bezittingen van de bewoner gestolen. Inbreken in een woning van een ander is een zeer ernstig feit. Woninginbraken laten een grote indruk achter bij bewoners die daar slachtoffer van worden, als vreemden in hun privédomein komen, hun persoonlijke bezittingen doorzoeken en deze wegnemen. Woninginbraken zorgen bij de slachtoffers daarvan daarom voor gevoelens van onveiligheid op een plaats waar men zich juist veilig moet kunnen voelen.
Verdachte heeft ook samen met een ander geprobeerd in te breken bij de Burger King. Hoewel dit niet gelukt is heeft verdachte veel schade aangebracht aan en in het pand en de Burger King daarmee veel overlast bezorgd.
Tenslotte heeft verdachte drie politieagenten beledigd en twee daarvan ook bedreigd.
Uit het dossier blijkt dat er rondom de aanhouding van verdachte door [verbalisant 3] en [verbalisant 2] sprake moet zijn geweest van een zeer heftige situatie. De aanhouding van verdachte, nadat hij de agenten op agressieve wijze verschillende malen had beledigd gebeurde midden op de dag, op een druk plein waar op dat moment veel volwassenen en kinderen aanwezig waren. Vrienden van verdachte hebben de aanhouding gefilmd en ook vanuit het toegestroomde omstanders werden de agenten uitgescholden die zich daardoor geroepen voelden om versterking op te roepen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij boos is geworden op de agenten omdat één van hen hem bij de voornaam aansprak terwijl hij hem had gevraagd dit niet te doen. Dit is geen rechtvaardiging voor het gedrag van verdachte. Uit de verklaringen van de agenten blijkt dat zij verdachte benaderden om te vragen hoe het met hem ging omdat de vorige dag een vriend van hem was neergeschoten. De beledigingen van [verbalisant 3] en [verbalisant 2] die daarop volgden getuigen van een groot gebrek aan respect voor de politie en maken inbreuk op hun integriteit als politieambtenaar. Met het bedreigen van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] heeft verdachte het openbaar gezag op onaanvaardbare wijze ondermijnd, de politieambtenaren belemmerd in de uitoefening van hun taak en hen angst aangejaagd.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij één keer eerder veroordeeld is voor het beledigen van een ambtenaar en dat hij ook een keer een werkstraf heeft gekregen voor heling.
De rechtbank heeft acht geslagen op het voortgangsverslag van 8 maart 2019, opgemaakt door E. Borm van Reclassering Nederland in het kader van het schorsingstoezicht in zaak D. De heer E. Borm, die naast mevrouw G. Karacaer van AMSTA aanwezig was op de zitting, heeft geadviseerd aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen. Borm heeft ook geadviseerd dat aan die straf een meldplicht, de verplichtingen om mee te werken aan begeleid wonen of maatschappelijke opvang, meewerken aan schuldhulpverlening en meewerken aan een structurele dagbesteding zullen worden gekoppeld. Ter zitting heeft Borm ook aangegeven dat verdachte gebaat zou zijn bij een deelname aan een agressieregulatietraining.
Uit het rapport van Borm en wat hij en Karacaer ter zitting naar voren hebben gebracht blijkt, kort gezegd, dat verdachte dakloos is, dat hij geen dagbesteding heeft en dat er sprake is van schulden. Dit zijn ook de grootste risico’s voor recidive. Deze problemen kunnen met de begeleiding vanuit reclassering goed worden aangepakt. Er vinden nu wekelijks gesprekken met verdachte plaats zowel met de reclassering als met AMSTA. Er wordt gezocht naar een begeleid woonplek voor verdachte en AMSTA zal een agressieregulatietraining kunnen begeleiden. Verdachte solliciteert regelmatig en de schuldhulpverlening is op gang gebracht. Verdachte is inmiddels gemotiveerd voor de samenwerking met de reclassering en AMSTA en heeft dit ter zitting ook bevestigd.
De rechtbank legt voor feiten zoals die in deze zaak bewezen zijn in de regel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van meerdere maanden op, en dat zou ook in deze zaak een passende straf zijn. Daarvan wordt echter afgezien, gelet op de positieve ontwikkelingen tijdens het schorsingstoezicht van verdachte. Nu blijkt dat de begeleiding van de reclassering en AMSTA goed aanslaat en verdachte gemotiveerd is zijn leven een positieve wending te geven, wil de rechtbank hem de kans geven zijn leven op de rit te krijgen. De rechtbank zal daarom aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen gelijk aan het voorarrest en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Daarnaast zal aan verdachte ook een werkstraf opgelegd worden van 120 uur. De rechtbank vindt dat met deze straffen recht wordt gedaan aan de ernst van de bewezen feiten en probeert op deze manier te bereiken dat verdachte geen strafbare feiten meer zal plegen zodat niet alleen verdachte maar ook de maatschappij daarbij gebaat is.
Omdat verdachte wordt vrijgesproken van de openlijke geweldpleging komt de rechtbank tot een lagere voorwaardelijke gevangenisstraf dan de officier van justitie. Vanwege deze vrijspraak zal de rechtbank ook niet bevelen dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.

8.De vorderingen van de benadeelde partijen

8.1
De benadeelde partij [persoon 1] (zaak A)
De benadeelde partij [persoon 1] vordert € 395,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat verdachte wordt vrijgesproken van het feit waarvan hij slachtoffer is geworden.
8.2
De benadeelde partij [verbalisant 2] en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [verbalisant 2] vordert € 300,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voor toewijzing tot een bedrag van € 200,- in aanmerking komt.
De raadsvrouw van verdachte heeft de hoogte van de vordering betwist. Gelet op de feiten en omstandigheden ten aanzien van de belediging van de politieambtenaren moet de vordering volgens de raadsvrouw niet-ontvankelijk worden verklaard.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het in zaak C feit 1 bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit in zijn eer of goede naam is aangetast.
Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken plegen te worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 150,-.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering omdat de vordering voor dit deel onvoldoende is toegelicht en onderbouwd. Nader onderzoek naar mogelijke toewijzing van dit deel van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij kan dit deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [verbalisant 2] , naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de bewezen geachte feiten is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 150,-.
8.3
De benadeelde partij [verbalisant 3] en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [verbalisant 3] vordert € 200,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voor toewijzing tot een bedrag van € 200,- in aanmerking komt.
De raadsvrouw van verdachte heeft de hoogte van de vordering betwist. Gelet op de feiten en omstandigheden ten aanzien van de belediging van de politieambtenaren moet de vordering volgens de raadsvrouw niet-ontvankelijk worden verklaard.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het in zaak C onder 1 bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit in zijn eer of goede naam is aangetast.
Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken plegen te worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 150,-.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering omdat de vordering voor dit deel onvoldoende is toegelicht en onderbouwd. Nader onderzoek naar mogelijke toewijzing van dit deel van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij kan dit deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [verbalisant 3] , naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 150,-.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 45, 57, 63, 266, 267, 311 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10. Beslissing

Verklaart het in zaak A en feit 2 in zaak D ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak B onder 1 primair en 2, het in zaak C onder 1 en 2 en het in zaak D onder 1 primair, ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van zaak B onder 1 primair:
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak:
ten aanzien van zaak B onder 2 en zaak C onder 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
ten aanzien van zaak C onder 1:
eenvoudige belediging terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
ten aanzien van het in zaak D onder 1 primair:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
126 (honderdzesentwintig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte groot 120 (honderdentwintig) dagen van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen
van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de
Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
en
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van
het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht
Veroordeelde moet zich melden bij Reclassering Nederland op het adres [adres 4] en blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren.
Gedragsinterventie
Veroordeelde moet, onder begeleiding van AMSTA, deelnemen aan een gedragsinterventie, bestaande uit een agressieregulatietraining waarbij veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens AMSTA (of de instelling waarbij veroordeelde de training volgt) aan veroordeelde zullen worden gegeven.
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Veroordeelde verblijft in een nader door de reclassering te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang. Het verblijf start zodra veroordeelde in een passende voorziening geplaatst kan worden. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt en veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma die de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Meewerken aan schuldhulpverlening
Veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen en geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
Andere voorwaarden het gedrag betreffende
Veroordeelde is verplicht een structurele dagbesteding in de vorm van werk te realiseren en te behouden en stelt zich hierin controleerbaar op.
Geeft aan genoemde instelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt verdachte voorts tot een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van
120 (honderdtwintig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 (zestig) dagen.
Gelast de teruggave aan [verdachte] van:
1. Zaktelefoon Kleur: blauw, NOKIA, 5472612
1. Zaktelefoon Kleur: zwart, NOKIA, 5472617
Verklaart de benadeelde partij [persoon 1] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Wijst de vordering van [verbalisant 2] , toe tot € 150,- (honderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (17 mei 2018).tot aan de dag van de algehele voldoening
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [verbalisant 2] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [verbalisant 2] , € 150,- (honderdvijftig euro) aan de Staat te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (17 mei 2018) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting door hechtenis van 3 (drie) dagen vervangen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van [verbalisant 3] , toe tot € 150,- (honderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (17 mei 2018) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [verbalisant 3] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [verbalisant 3] , € 150,- (honderdvijftig euro) aan de Staat te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (17 mei 2018) tot aan de dag van de algehele voldoening. . Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting door hechtenis van 3 (drie) dagen vervangen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis in zaak D.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. C.C.M. Oude Hengel en E.G. Fels, rechters,
in tegenwoordigheid van L. Jaakke-van den Berg, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 maart 2019.