ECLI:NL:RBAMS:2019:2170

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 maart 2019
Publicatiedatum
25 maart 2019
Zaaknummer
AWB - 17 _ 5029
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens te vroege ingebrekestelling in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft eiser El-Marcouchi beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van een uitspraak op bezwaar door de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam. De rechtbank Amsterdam heeft op 27 maart 2019 uitspraak gedaan in deze bestuursrechtelijke procedure. Eiser had eerder een naheffingsaanslag parkeerbelasting ontvangen op 16 september 2015, waartegen hij bezwaar had gemaakt. Dit bezwaar werd ongegrond verklaard, waarna El-Marcouchi in beroep ging. De rechtbank verklaarde dit beroep op 2 juni 2016 gegrond, maar het gerechtshof Amsterdam bevestigde op 27 juni 2017 de uitspraak van de rechtbank.

Eiser stelde de heffingsambtenaar op 10 augustus 2017 in gebreke, omdat hij vond dat er niet tijdig een nieuwe uitspraak op bezwaar was gedaan. De rechtbank oordeelde dat de ingebrekestelling te vroeg was, omdat de wettelijke beslistermijn nog niet was verstreken. Volgens artikel 6:12 van de Algemene wet bestuursrecht kan een beroepschrift pas worden ingediend nadat het bestuursorgaan in gebreke is gesteld en er twee weken zijn verstreken. De rechtbank concludeerde dat de ingebrekestelling van El-Marcouchi niet rechtsgeldig was, waardoor zijn beroep prematuur en niet-ontvankelijk was.

De rechtbank heeft het beroep van El-Marcouchi dan ook niet-ontvankelijk verklaard en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 17/5029

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 maart 2019 in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. drs. J.M.C. Niederer),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. D.R. de Vries).

Procesverloop

Bij brief van 26 augustus 2017 heeft El-Marcouchi beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van een uitspraak op bezwaar.
De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 februari 2019. El-Marcouchi en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De heffingsambtenaar heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Voorgeschiedenis
1. Op 16 september 2015 heeft de heffingsambtenaar aan El-Marcouchi een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd, omdat zijn auto geparkeerd stond zonder dat er een geldig parkeerbewijs was geregistreerd.
2. El-Marcouchi heeft een bezwaarschrift ingediend. Dit bezwaar werd ongegrond verklaard door de heffingsambtenaar. Vervolgens ging El-Marcouchi in beroep. Dit beroep is door deze rechtbank op 2 juni 2016 gegrond verklaard en de heffingsambtenaar is opgedragen een nieuw besluit te nemen. Tegen de uitspraak van de rechtbank is El-Marcouchi in hoger beroep gegaan. In de uitspraak van 27 juni 2017 heeft het gerechtshof Amsterdam de uitspraak van de rechtbank bevestigd.
Deze procedure
3. El-Marcouchi betoogt dat de heffingsambtenaar heeft nagelaten op tijd een nieuwe uitspraak op bezwaar te doen. Op 10 augustus 2017 heeft El-Marcouchi daarom de heffingsambtenaar in gebreke gesteld. Vervolgens heeft El-Marcouchi beroep ingesteld wegens het niet tijdig nemen van de nieuwe uitspraak op zijn bezwaar. Hij verzoekt daarbij de rechtbank om de heffingsambtenaar te veroordelen tot een dwangsom.
Wettelijk kader
4. Op grond van artikel 6:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan een beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken na de dag waarop de belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
5. Op grond van artikel 28, zevende lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt de werking van de uitspraak van het gerechtshof, de rechtbank of de voorzieningenrechter opgeschort totdat de termijn voor het instellen van beroep in cassatie is verstreken of, indien beroep in cassatie is ingesteld, op het beroep in cassatie is beslist.
6. Op grond van artikel 236, tweede lid, van de Gemeentewet doet de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, bedoelde gemeenteambtenaar, in afwijking van artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, uitspraak op een bezwaarschrift dat niet is ingediend in de laatste zes weken van een kalenderjaar, in het kalenderjaar waarin het bezwaarschrift is ontvangen.
Beoordeling door de rechtbank
7. Omdat in de uitspraak van de rechtbank geen beslistermijn is genoemd, moet voor de beslistermijn aangesloten worden bij de wettelijke termijn. Die termijn ving zes weken na de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 27 juni 2017 aan, te weten 8 augustus 2017. Op dat moment was namelijk de termijn voor instellen van beroep in cassatie verstreken en werd de werking van de uitspraak van het gerechtshof niet langer opgeschort. Omdat de datum 8 augustus 2017 niet binnen zes weken voor het einde van het kalenderjaar ligt, was de heffingsambtenaar gehouden om in 2017 een uitspraak op bezwaar te doen. El-Marcouchi heeft de heffingsambtenaar op 10 augustus 2017 in gebreke gesteld. Dit was dus te vroeg, want de beslistermijn was nog niet afgelopen. Een premature ingebrekestelling kan niet als rechtsgeldige ingebrekestelling worden aangemerkt. Dit betekent dat het beroep van El-Marcouchi tevens prematuur is en dus niet-ontvankelijk.
Conclusie
8. Het beroep is niet-ontvankelijk.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Sullivan, rechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Pijpers, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2019.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam.