Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- het tussenvonnis van 18 juli 2018 waarbij een comparitie van partijen is gelast, en de daarin genoemde processtukken,
- het proces-verbaal van comparitie van 13 december 2018, en de daarin opgenomen proceshandelingen en processtukken,
- de brief van 31 december 2018 zijdens de bank met opmerkingen op het proces-verbaal,
- de brief van 3 januari 2019 zijdens Edudelta, met aanvullingen op het proces-verbaal.
2.De feiten
FSR06) afgesloten van ieder € 1,6 miljoen met looptijden van 10, 15 en 20 jaar, swaprentes van 4,17%, 4,22% en 4,23% en een ingangsdatum van 1 januari 2009.
- U heeft uw rente vastgelegd en ondervindt geen nadeel van een opgaande rente.
- Er wordt geen premie betaald.
- De transactie wordt los van een lening(portefeuille) afgesloten. (…).
- (…)
- Bij aflossing van de onderliggende financiering resteert er een verplichting uit hoofde van de renteruil.
- U heeft uw rentelasten vastgelegd en bent niet meer onderhevig aan rentefluctuaties.
- U profiteert niet meer van rentedalingen.
- De renteruil is eenvoudig verhandelbaar en kan zowel in waarde toe- als afnemen.
- Er wordt geen premie betaald.
- (…)
- Bij aflossing van de onderliggende financiering resteert er een verplichting uit hoofde van de renteruil.
FSR08) gesloten ter afdekking van het toekomstig renterisico op een variabelrentende lening van € 5 miljoen. De FSR08 heeft een looptijd 30 jaar vanaf ingangsdatum 1 januari 2011 en een vaste swaprente van 4,8%.
3.Het geschil
4.De beoordeling
“Er zal met 95% zekerheid een nieuwe investering plaatsvinden in een nieuwe locatie”) heeft laten geruststellen (
“Gezien de urgentie voor de nieuwbouw en betrokkenheid van de relevante partijen in het project (…) was er geen twijfel bij [naam 3] dat dit project doorgang zou vinden. In dat verband is ook het belang besproken van het doorgaan van de financiering als een renteswap is overeengekomen. Daarbij zijn ook de risico’s besproken als de toekomstige financiering niet door zou gaan. (…) Voor ons waren er geen signalen om te twijfelen aan het niet doorgaan van het project. Mocht dit echter toch onverhoopt het geval zijn dan zou volgens [naam 3] uitgeweken moeten worden naar een alternatief waar ook financiering voornodig zou zijn en derhalve ook afdekking van het renterisico. Linksom of rechtsom, de renteswap zou hoe dan ook nodig zijn.”, aldus de medewerker van de bank, zie 2.5). Bij een renteswap met een looptijd van 30 jaar voor een financiering, waarvan de totstandkoming afhankelijk was van de medewerking van een derde (i.c. de gemeente), is de rechtbank niet tot de overtuiging gekomen dat de waarschuwing voor het risico van niet-totstandkoming van de financiering voldoende indringend is geweest. De bij de advisering betrokken medewerker van de bank kon ter zitting desgevraagd geen verdere details geven van de wijze waarop voor dit risico gewaarschuwd is, terwijl daaromtrent ook uit de gedingstukken niets blijkt.