In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is de verdachte beschuldigd van witwassen van een geldbedrag van € 5.000,-. De rechtbank heeft op 15 februari 2019 uitspraak gedaan na een onderzoek ter terechtzitting op 18 januari 2019 en 15 februari 2019. De verdachte, geboren in 1988 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, heeft verklaard dat hij op 29 oktober 2014 een bedrag van € 5.000,- op zijn bankrekening heeft ontvangen, dat hij vervolgens contant heeft opgenomen en aan derden heeft afgegeven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het verbergen en verhullen van de herkomst van dit geldbedrag, waarvan hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het afkomstig was uit een misdrijf.
De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, mr. A. Kerkhoff, gevolgd en de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 750,-, bij gebreke van betaling te vervangen door hechtenis van 15 dagen. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn van meer dan één jaar, wat heeft geleid tot een afwijking van de gebruikelijke strafmaat. Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, die € 5.004,20 vorderde, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vordering van de benadeelde partij niet onrechtmatig of ongegrond was en heeft deze hoofdelijk toegewezen.
De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding aan de benadeelde partij, met de mogelijkheid van hechtenis bij gebreke van betaling. De beslissing is gegrond op de artikelen 24, 24c, 36f, 47, en 420bis van het Wetboek van Strafrecht. Het vonnis is uitgesproken door mr. F. Dekkers, voorzitter, en mrs. N.J. Koene en A.C.J. Klaver, rechters, in aanwezigheid van mr. F.F. van Lier, griffier.