ECLI:NL:RBAMS:2019:2073

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 maart 2019
Publicatiedatum
21 maart 2019
Zaaknummer
C/13/662201 / KG ZA 19-174
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van beslag door goede doelen op nalatenschap en privégoederen

In deze zaak vorderden eisers, een echtpaar, de opheffing van conservatoire beslagen die door de Goede Doelen, te weten Stichting Terre des Hommes Nederland en de Nederlandse Stichting voor het Gehandicapte Kind, op hun privégoederen en de nalatenschap van hun overleden buurman waren gelegd. De voorzieningenrechter oordeelde dat het beslag moest worden opgeheven. De zaak draaide om de wilsbekwaamheid van de buurman ten tijde van het opmaken van zijn testament. Eisers stelden dat de buurman wilsbekwaam was, terwijl de Goede Doelen betoogden dat hij dat niet was en dat het testament om die reden nietig of vernietigbaar was. De voorzieningenrechter concludeerde dat de verklaringen van de notaris en de oud-huisarts, die bij het opmaken van het testament aanwezig waren, wezenlijk waren voor de beoordeling van de wilsbekwaamheid. De rechter oordeelde dat er geen reden was om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van de notaris en dat de Goede Doelen niet voldoende bewijs hadden geleverd voor hun stelling dat het testament ongeldig was. Daarom werden de beslagen opgeheven en werden de Goede Doelen veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/662201 / KG ZA 19-174 AB/EB
Vonnis in kort geding van 19 maart 2019
in de zaak van

1.[eiser] ,

2.
[eiseres],
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisers bij dagvaarding van 26 februari 2019,
advocaat mr. G.W.J. van Dijke te Middelburg,
tegen
1. de stichting
STICHTING TERRE DES HOMMES NEDERLAND,
gevestigd te Den Haag,
2. de stichting
NEDERLANDSE STICHTING VOOR HET GEHANDICAPTE KIND,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagden,
advocaat mr. R.J. Alderse Baas te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] , [eiseres] en de Goede Doelen worden genoemd.

1.De procedure

Ter zitting van 12 maart 2019 hebben [eiser] en [eiseres] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in kopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding.
De Goede Doelen hebben verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen. Beide partijen hebben producties in het geding gebracht en hun standpunten toegelicht, de Goede Doelen aan de hand van pleitnotities.
Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
Ter zitting waren [eiser] en [eiseres] aanwezig met mr. Van Dijke.
Aan de zijde van de Goede Doelen waren aanwezig [naam 1] en [naam 2] met
mr. Alderse Baas.

2.De feiten

2.1.
Op 27 juli 2017 is [naam 3] overleden. Hij was alleenstaand en had geen kinderen. Vanaf 2011 hebben [eiser] en [eiseres] , die als buren bevriend met hem waren, [naam 3] in toenemende mate verzorgd. Zij hadden een algemene volmacht om hem in alle opzichten te vertegenwoordigen, die [naam 3] hun had verleend in een op 28 oktober 2011 opgemaakt “levenstestament”. Een eerdere notariële volmacht aan een oude vriend, [naam 4] , had [naam 3] ingetrokken.
2.2.
[Naam nicht] , een nicht van [naam 3] , heeft in januari 2015 verzocht om hem onder curatele te stellen. De kantonrechter heeft het verzoek afgewezen op 13 mei 2015. In hoger beroep heeft [Naam nicht] zich beroepen op een verklaring van
drs. R.W.A.M. Pessers, specialist ouderengeneeskunde, van 23 november 2016. Volgens dokter Pessers was [naam 3] op 28 oktober 2011 met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid door een onomkeerbare en progressieve hersenaandoening (Alzheimer) niet meer in staat zijn vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen te overzien en te behartigen. Die conclusie heeft hij getrokken uit informatie die hem ter beschikking was gesteld uit het medisch dossier van [naam 3] . Het hof Den Bosch heeft een deskundigenonderzoek gelast naar de wilsbekwaamheid van [naam 3] ten tijde van het opmaken van het ‘levenstestament’, maar dat onderzoek is niet afgerond. De procedure kwam voortijdig tot een eind door het overlijden van [naam 3] .
2.3.
In het laatste testament van [naam 3] , opgemaakt op 28 oktober 2011 tegelijk met het ‘levenstestament’, heeft hij zijn woonhuis aan de [adres] en alle roerende zaken die niet aan anderen waren gelegateerd, aan [eiser] en [eiseres] gezamenlijk gelegateerd, vrij van rechten en kosten. [naam 3] heeft de Goede Doelen in dit testament benoemd als enige erfgenamen, gezamenlijk en voor gelijke delen.
2.4.
In het voorlaatste testament van [naam 3] , opgemaakt op 18 juni 2008, waarin de Goede Doelen ook al tot erfgenaam waren benoemd, had [naam 3] zijn woonhuis nog aan [eiser] en [eiseres] gelegateerd onder de last van inbreng van de waarde in zijn nalatenschap.
2.5.
Het zuivere saldo van de nalatenschap is in de notariële boedelbeschrijving vastgesteld op € 1.698.635,38.
2.6.
De legaten zijn inmiddels allemaal afgegeven. [eiser] en [eiseres] hebben de aan hen gelegateerde woning in het laatste kwartaal van 2017 verkocht voor € 305.000,00.
2.7.
Tussen partijen is discussie ontstaan over de wilsbekwaamheid van [naam 3] ten tijde van het opmaken van het laatste testament. Bij het afgeven van de verklaring van executele heeft notaris [naam notaris] , die dat testament heeft opgemaakt, de Goede Doelen geïnformeerd dat de wilsbekwaamheid van [naam 3] in 2015/2016 ook al ter discussie had gestaan.
2.8.
In een brief van 29 mei 2018 hebben de Goede Doelen aan [eiser] en [eiseres] aangekondigd dat zij overwegen een verklaring voor recht te vragen dat het testament nietig is op grond van wilsonbekwaamheid van [naam 3] , althans vernietiging van het testament te vorderen omdat dit onder invloed van bedrog, bedreiging of onjuiste beweegredenen tot stand is gekomen. Zij hebben [eiser] en [eiseres] gesommeerd tot betaling aan hen van € 469.203,00 (de verkoopprijs van de gelegateerde woning en de daarover verschuldigde erfbelasting die uit de nalatenschap was voldaan). Aan deze sommatie hebben [eiser] en [eiseres] niet voldaan.
2.9.
[eiser] en [eiseres] hebben daarop notaris [naam notaris] verzocht om opening van zaken te geven over de totstandkoming van het testament. De notaris heeft aan dat verzoek voldaan, na daarover advies te hebben ingewonnen bij de vertrouwensnotaris. In een brief van 25 juni 2018, die in kopie aan de advocaat van de Goede Doelen is gestuurd, heeft de notaris onder meer het volgende geschreven:
“(…)
Vooropgesteld moet worden dat het volgen van een stappenplan een hulpmiddel is en geen verplichte weg bij het opmaken van akten. Naar aanleiding van uw brief heb ik het dossier van het opmaken van het testament laten lichten. Hieruit blijkt dat ik het Stappenplan Beoordeling ten behoeve van notariële dienstverlening heb gevolgd, dat is vastgesteld door de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (…) in mei 2006. De gespreksnotities en een afdruk van het stappenplan met mijn aantekeningen daarop bevinden zich in het dossier. Ik heb op vrijdag 21 oktober 2011 bij de heer [naam 3] thuis een bespreking gehad met hem in aanwezigheid van Dr. [oud-huisarts] , zijn oud-huisarts, die hem zeer lang als patiënt had gekend. Zijn toenmalige huisarts, mevrouw [huisarts] , mocht zich als zijn huisarts immers niet uitlaten over de wilsbekwaamheid van haar patiënt. Ik heb de heer [naam 3] ook onder vier ogen gesproken. Het blijft altijd aan de notaris om zelf de afweging te maken of testateur voldoende kan overzien wat de gevolgen zijn van het opmaken van de akte. Ik heb dat destijds (en zeker niet lichtzinnig) geconcludeerd. (…)
Een medisch oordeel kan een van de factoren zijn die een rol spelen bij de bepaling van de wilsbekwaamheid als de notaris twijfel heeft over die wilsbekwaamheid Dat is ook de reden geweest dat in dit concrete geval Dr. [oud-huisarts] bij de eerste bespreking aanwezig is geweest. Hij heeft destijds mijn eigen indruk bevestigd dat de heer [naam 3] voldoende in staat was om de gevolge van het tekenen van de akte te kunnen overzien. Sterker nog: De heer [naam 3] was in staat, in zijn eigen bewoordingen, zijn bedoelingen duidelijk te maken. Wat ook een factor speelt is wat een cliënt wil regelen. Is het een radicale breuk met eerder ingenomen standpunten of eerdere handelwijzen, of is het een tamelijk logische aanvulling daarop?(…)”
2.10.
Op 28 augustus 2018 heeft de notaris een schriftelijke verklaring van dokter [oud-huisarts] van 9 augustus 2018 aan de advocaat van Goede Doelen gestuurd, waarin onder meer het volgende staat:
“Op vrijdag 21 oktober 2011 ben ik als oud-huisarts om 13.30 uur, op verzoek van
mr. [naam notaris] , aanwezig geweest bij diens bespreking met de heer [naam 3] (…).
De bespreking vond plaats bij de heer [naam 3] aan huis. Bij de bespreking waren behalve de heer [naam 3] , de notaris en ondergetekende geen andere personen aanwezig.
Mijn aanwezigheid was gewenst, omdat het de eigen huisarts van de heer [naam 3] , mevrouw [huisarts] , niet vrijstond zich uit te spreken over de wilsbekwaamheid van haar patiënt.
Ik ben vóór mevrouw [huisarts] de huisarts geweest van de heer [naam 3] , kende hem al lange tijd als patiënt en was op de hoogte met zijn medische conditie.
Ik heb aan genoemde notaris [naam notaris] mijn oordeel gegeven dat de heer [naam 3] voldoende handelingsbekwaam was om zijn bestaande testament te laten aanpassen aan zijn wensen op dat moment, die de heer [naam 3] voldoende duidelijk zelf onder woorden kon brengen.”
2.11.
Op 8 november 2018 hebben de Goede Doelen aan de voorzieningenrechter van deze rechtbank verlof gevraagd voor conservatoire beslaglegging ten laste van [eiser] en [eiseres] , welk verlof hun is verleend op 9 november 2019. In het beslagrekest is over het standpunt van [eiser] en [eiseres] het volgende opgenomen:
“(…)
52. Zoals reeds blijkt uit de in dit verzoekschrift omschreven feiten en omstandigheden, betwisten gerekwestreerden dat het laatste testament van erflater nietig/vernietigbaar is. Zij zijn van mening dat erflater ten tijde van het opmaken van zijn testament wilsbekwaam was. Daarnaast weigeren zij om de nalatenschapsgoederen aan verzoekers af te geven.
53. De weerlegging van het standpunt van gerekwestreerden blijkt genoegzaam uit de in dit verzoekschrift omschreven feiten en omstandigheden. Een onafhankelijk arts heeft na bestudering van het medisch dossier verklaard dat erflater ten tijde van het opmaken van zijn laatste testament “met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid” wilsonbekwaam was. Daarnaast hebben de familieleden van erflater verklaard dat de geestelijke gezondheid van erflater zeer slecht was. Tenslotte hebben verzoekers inzage gekregen in het medisch dossier en bleek daaruit dat erflater op 4 januari 2012 slechts een MMSE-score van 12 haalde (waar een score van 22 of minder volgens de Goede Doelen al kan worden beschouwd al een vermindering van cognitieve functies, vzr.). (…)”
2.12.
Op 12 november 2018 hebben de Goede Doelen beslag doen leggen op de tot de nalatenschap behorende goederen, op de woning van [eiser] en [eiseres] en op hun privérekeningen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] en [eiseres] vorderen, kort gezegd, opheffing van de derdenbeslagen en het beslag op hun woning. Zij vragen in goede justitie te oordelen over het conservatoir beslag op de tot de nalatenschap behorende goederen.
Alles met veroordeling van de Goede Doelen in de proceskosten.
3.2.
De Goede Doelen voeren verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De opheffing van een conservatoir beslag kan onder meer worden bevolen, indien op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen zijn verzuimd, summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag, of, zo het beslag is gelegd voor een geldvordering, indien voor deze vordering voldoende zekerheid is gesteld.
4.2.
De vordering waarvoor het beslag is gelegd, is gebaseerd op de veronderstelling dat het testament nietig, althans vernietigbaar is vanwege wilsonbekwaamheid van [naam 3] . Uitgangspunt is dat het tot de beoordelingsvrijheid van een notaris behoort om te bepalen of een testateur al dan niet wilsbekwaam is. Doorslaggevend is hoe zorgvuldig de notaris te werk is gegaan bij het opmaken van het testament. De verklaringen van notaris [naam notaris] en dokter [oud-huisarts] zullen in de bodemprocedure dan ook van cruciaal belang zijn.
4.3.
Voorshands is er geen reden om te twijfelen aan de verklaring van de notaris dat hij het Stappenplan beoordeling wilsbekwaamheid heeft gevolgd. Dat hij daarvan voor het eerst in juni 2018 melding heeft gemaakt, is daarvoor onvoldoende. In 2014 heeft de notaris met een beroep op zijn geheimhoudingsplicht geweigerd te voldoen aan een verzoek van de advocaat van [Naam nicht] om informatie over de totstandkomingsgeschiedenis van het ‘levenstestament’. Destijds was, anders dan nu, het medische dossier van [naam 3] nog niet bekend bij alle betrokkenen. In 2017, toen de notaris bekend werd met de verklaring van dokter Pessers, bestond er voor hem geen noodzaak om daarop te reageren en gesteld noch gebleken is dat hem dat toen is gevraagd. Dat is hem pas weer gevraagd medio 2018, toen de Goede Doelen het standpunt innamen dat het testament niet rechtsgeldig is. Na raadpleging van de vertrouwensnotaris heeft hij toen besloten de gevraagde informatie wél te verstrekken. Dat de notaris pas medio 2018 heeft laten weten het stappenplan te hebben gevolgd, is dan ook alleszins begrijpelijk.
4.4.
De bezwaren van de Goede Doelen tegen het inschakelen van dokter [oud-huisarts] zijn voorshands eveneens ongegrond. Volgens het stappenplan kan, indien de notaris van mening is dat wilsbekwaamheid ontbreekt, ter verificatie een onderzoek worden uitgevoerd door een niet-behandelend arts. De notaris was echter niet van mening dat wilsbekwaamheid ontbrak, zodat de inschakeling van een arts strikt genomen niet vereist was. Dokter [oud-huisarts] is gedurende een lange periode de behandelend huisarts van [naam 3] geweest, maar hij was dat ten tijde van het opmaken van het testament niet meer. Dat dokter [oud-huisarts] onvoldoende gekwalificeerd was om zich uit te laten over de wilsbekwaamheid van [naam 3] , hebben de Goede Doelen niet aannemelijk gemaakt.
4.5.
Notaris [naam notaris] en dokter [oud-huisarts] hebben [naam 3] destijds bezocht, speciaal met het doel om zich ervan te overtuigen of hij wilsbekwaam was ten tijde van het opmaken van het testament. Beiden zijn zij vervolgens tot de conclusie gekomen dat dit het geval was. Het is hoogst onwaarschijnlijk dat de bodemrechter de verklaring van dokter Pessers, die [naam 3] nooit heeft gezien en vijf jaar later op grond van een test die [naam 3] twee maanden ná het opmaken van het testament heeft afgelegd, tot een andere conclusie is gekomen, zwaarder zal laten wegen dan die van de notaris en de voormalige huisarts. Al met al is het dan ook hoogst onaannemelijk dat het testament nietig, althans vernietigbaar is. De vordering waarvoor de beslagen zijn gelegd, is daarmee summierlijk ondeugdelijk.
4.6.
Zoals gezegd, zijn de verklaringen van notaris [naam notaris] en dokter [oud-huisarts] van cruciaal belang voor de beoordeling van de rechtsgeldigheid van het testament. De Goede Doelen hebben deze verklaringen in het geheel niet genoemd in het beslagrekest. Door deze verklaringen weg te laten, hebben de Goede Doelen de indruk gewekt dat het standpunt van [eiser] en [eiseres] dat het testament rechtsgeldig is, ongefundeerd is, terwijl dat nu heel anders blijkt te liggen. Het niet noemen van de verklaringen van notaris [naam notaris] en dokter [oud-huisarts] levert een schending op van de verplichting om alle voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Dat zou op zichzelf genomen al voldoende grond zijn voor opheffing van de gelegde beslagen.
4.7.
De slotsom is dat alle beslagen zullen worden opgeheven.
4.8.
De Goede Doelen zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] en [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 209,08 (2 x € 104,54)
- griffierecht 297,00
- salaris advocaat
980,00
Totaal € 1.486,08

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
heft op de door de Goede Doelen ten laste van [eiser] en [eiseres] gelegde beslagen,
5.2.
veroordeelt de Goede Doelen in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] en [eiseres] tot op heden begroot op € 1.486,08,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Beukenhorst, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. E. van Bennekom, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2019. [1]

Voetnoten

1.type: eB