ECLI:NL:RBAMS:2019:2066

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 maart 2019
Publicatiedatum
21 maart 2019
Zaaknummer
13-669075-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in strafzaak met betrekking tot diefstal en wapenbezit

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, stond de verdachte terecht voor meerdere feiten, waaronder diefstal van een auto en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank heeft op 19 maart 2019 uitspraak gedaan na een zitting op 5 maart 2019. De officier van justitie, mr. K. Duker, eiste een gevangenisstraf van 14 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank oordeelde dat de tenlastegelegde feiten niet bewezen konden worden. De verdachte, die ontkende betrokken te zijn bij de diefstal, werd aangetroffen in de gestolen auto, maar er was onvoldoende bewijs om zijn schuld vast te stellen. De rechtbank concludeerde dat het signalement van een getuige niet specifiek genoeg was en dat er geen DNA of vingerafdrukken van de verdachte op de gevonden wapens waren aangetroffen. De verdachte werd integraal vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. Daarnaast werd een vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling afgewezen, omdat niet was gebleken dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan een nieuw strafbaar feit. De rechtbank hefte het bevel tot voorlopige hechtenis op.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/669075-18
Datum uitspraak: 19 maart 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ) op [geboortedag] 1987,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [BRP-adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 maart 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. K. Duker en van wat verdachte en zijn raadsman mr. E.G.S. Roethof naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is onder feit 1 – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 9 september 2018 te Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan diefstal van een auto, een Volkswagen Transporter, in vereniging met een of meer anderen, door middel van een weggenomen autosleutel.
Aan verdachte is onder feiten 2, 3 en 4 – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 10 september 2018 te Beverwijk heeft schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen, een patroonmagazijn en diverse munitie.
De tekst van de gehele tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Vrijspraak

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van feit 1 heeft zij aangevoerd dat het signalement dat getuige [naam] heeft gegeven van de man die hij heeft waargenomen op acht meter afstand van de auto, ongeveer zeven minuten voordat de auto werd gestolen, volledig overeenkomt met het signalement van verdachte. Het enige verschil is het door [naam] genoemde geelkleurige shirt. Verdachte droeg een groen shirt, maar het is goed voorstelbaar dat dit verward kan worden met geel. Verdachte wordt bovendien anderhalf uur nadat de auto is gestolen, aangehouden in de auto. Op grond van de jurisprudentie wordt in zo’n geval van een verdachte een duidelijke verklaring verwacht. Verdachte komt echter met een vage verklaring en heeft weinig losgelaten over wat er precies is gebeurd. Hij wil geen namen noemen van de personen die zijn verklaring zouden kunnen bevestigen.
Ten aanzien van feiten 2, 3 en 4 heeft de officier van justitie aangevoerd dat de verbalisanten die de auto volgden, hebben gezien dat er iets uit het rechterraam van de auto werd gegooid, hetgeen later een wapen, een patroonmagazijn en munitie bleek te zijn. Verdachte is aangetroffen op de bijrijdersstoel, de rechterkant van de auto. De verklaring van verdachte dat hij daarmee niets te maken heeft, is ongeloofwaardig.
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Zij heeft gevorderd daarbij de bijzondere voorwaarden op te leggen zoals geadviseerd door de reclassering.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte ontkent de tenlastegelegde feiten. Hij was op 9 september 2018 op een festival in [plaats] . Hij was daar samen met een vriend, van wie hij de naam niet wil noemen. Verdachte is na het festival met deze vriend (en een meisje) naar [plaats 2] gereden. Eenmaal daar besloot zijn vriend in [plaats 2] te blijven. Zijn vriend heeft toen aan een jongen daar gevraagd of hij verdachte een lift naar de [plaats 3] kon geven. Deze jongen was medeverdachte [naam 2] . Verdachte kende [naam 2] verder niet, maar hij vertrouwde zijn vriend en is bij [naam 2] in de auto gestapt.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van feit 1 geldt dat door getuige [naam] een persoon wordt omschreven die hij voorafgaand aan de diefstal in de buurt van de gestolen auto ziet. Die persoon droeg volgens [naam] een telefoon bij zich. De telefoon van verdachte is onderzocht. Uit dat onderzoek is niet gebleken dat verdachte op de bewuste locatie was. Het signalement dat door [naam] wordt gegeven is niet zodanig onderscheidend dat dit als bewijsmiddel tegen verdachte kan worden gebruikt. Het signalement kan op vele personen van toepassing zijn, waaronder op medeverdachte [naam 2] . Het feit dat verdachte werd aangehouden op de bijrijdersstoel is ontlastend. Dit past namelijk in de verklaring van verdachte dat hij een lift kreeg van [naam 2] . [naam 2] heeft bovendien zelf ook verklaard dat verdachte niets met de auto te maken heeft. Daarnaast is de tijdspanne tussen de diefstal en de aanhouding niet dusdanig kort dat het onmogelijk is dat verdachte later is ingestapt. Uit het dossier volgt immers ook dat men binnen die tijdspanne een scooter in de auto heeft kunnen laden.
Ten aanzien van feiten 2, 3 en 4 geldt als enige logische uitleg voor de waargenomen stuurbeweging dat [naam 2] het wapen in handen heeft gehad en uit het raam heeft gegooid. Het is logisch dat het wapen uit de rechterkant van de auto werd gegooid, nu de auto op de meest rechterrijstrook reed en het wapen dan in de berm terecht zou komen. De kans dat het wapen uit het zicht blijft, is dan het grootst. Er is bovendien geen DNA van verdachte op het wapen aangetroffen, terwijl verdachte geen handschoenen droeg. Er is evenmin bewijs voor het ten laste gelegde medeplegen.
De raadsman heeft subsidiair een strafmaatverweer gevoerd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de tenlastegelegde feiten niet bewezen.
De rechtbank stelt voorop dat verdachte onder zeer bedenkelijke omstandigheden is aangehouden. Hij zat in een auto, die – blijkens de aangifte – anderhalf uur daarvoor was gestolen. In de auto bevonden zich een overgespoten scooter zonder kenteken, twee helmen en een jerrycan met benzine. Uit de betreffende auto werd bovendien – direct voor de aanhouding –een doorgeladen vuurwapen gegooid, tezamen met een patroonmagazijn met munitie.
De rechtbank overweegt verder het volgende. Het door getuige [naam] gegeven signalement sluit verdachte niet uit, maar de rechtbank is – met de raadsman – van oordeel dat het signalement niet dusdanig specifiek is om daaraan enige conclusie te kunnen verbinden omtrent de persoon die de auto heeft gestolen. Daarnaast is de tijdspanne tussen de diefstal en de aanhouding van verdachte niet dusdanig kort dat daarmee zijn betrokkenheid bij die diefstal vaststaat. Verdachte ontkent verder dat het vuurwapen, het patroonmagazijn en de munitie van hem waren. Hierop zijn ook geen DNA of vingerafdrukken van verdachte aangetroffen. Het enkele feit dat hij in de auto zat van waaruit de betreffende voorwerpen werden gegooid, is – mede gelet op de verklaring van verdachte dat hij de medeverdachte niet kende en ook niet wist dat er een wapen, patroonmagazijn en munitie in de auto aanwezig waren – onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen.
Hoewel het scenario dat door verdachte is geschetst veel vraagtekens oproept en de rechtbank het moeilijk te geloven vindt dat verdachte geen enkele betrokkenheid bij de ten laste gelegde feiten heeft gehad, ontbreekt concreet bewijs dat het tegendeel aantoont.
Verdachte zal daarom integraal worden vrijgesproken.

4.Vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling

Bij onherroepelijk geworden vonnis is aan verdachte een gevangenisstraf van 1461 dagen opgelegd door het Crown Court te Canterbury in Engeland en erkend door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Dit heeft plaatsgevonden door middel van een erkenningsbeslissing van 3 augustus 2017 onder parketnummer 13-147377-17.
Verdachte is bij besluit van 26 januari 2018 op grond van artikel 15, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) voorwaardelijk in vrijheid gesteld onder de algemene voorwaarde dat de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke invrijheidstelling kan worden herroepen als verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt (artikel 15a lid 1 onder a Sr).
Bij de stukken bevindt zich de op 19 september 2018 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, met v.i.-zaaknummer 99/000046-58.
De vordering van de officier van justitie strekt tot het herroepen van de voorwaardelijke invrijheidstelling van 1001 dagen, de gehele voorwaardelijke invrijheidstelling.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toe te wijzen aangezien verdachte de algemene voorwaarde heeft overtreden door zich – voor het einde van de proeftijd – wederom schuldig te maken aan strafbare feiten.
De verdediging heeft verzocht de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling af te wijzen, gelet op de bepleitte vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging verzocht rekening te houden met alle positieve ontwikkelingen in het leven van verdachte.
Nu niet is gebleken dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan enig strafbaar feit, is eveneens geen sprake van het niet-naleven van de genoemde algemene voorwaarde. De rechtbank zal de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling dan ook afwijzen.

5.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Wijst af de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling.
Heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.P.C.M. Waarts, voorzitter,
mrs. B.M. Visser en E.G.M.M. van Gessel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. B. Pünt, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 maart 2019.
[...]