ECLI:NL:RBAMS:2019:2044

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 maart 2019
Publicatiedatum
20 maart 2019
Zaaknummer
13/127397-17, 13/257175-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling en vernieling van een slagboom

Op 20 maart 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling en vernieling van een slagboom. De zaak betreft twee afzonderlijke incidenten, aangeduid als zaak A en zaak B. In zaak A wordt de verdachte verweten dat hij op 26 juli 2016 in Amsterdam, samen met een passagier, opzettelijk een slagboom van het Best Western Hotel heeft vernield. De rechtbank oordeelt dat de verdachte, door met zijn auto tegen de slagboom aan te rijden terwijl de passagier deze omhoog duwde, zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van vernieling.

In zaak B wordt de verdachte beschuldigd van het opzettelijk in gevaar brengen van een verbalisant, hoofdagent [naam verbalisant 1], door op 25 oktober 2017 met een auto met hoge snelheid achteruit te rijden in de richting van de verbalisant. De rechtbank concludeert dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling, omdat hij willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de verbalisant zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. De verdachte heeft ter terechtzitting ontkend de bestuurder van de auto te zijn geweest, maar de rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig. De rechtbank legt een taakstraf van 180 uren op, met vervangende hechtenis van 90 dagen, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden, alsook een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/127397-17 (A), 13/257175-17 (B)
Datum uitspraak: 20 maart 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1992,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het [BRP-adres]
.

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 maart 2019.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. F.R. Bons, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M.L. van Gaalen, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zaak A:
hij op of omstreeks 26 juli 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk een slagboom, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s), te weten aan Best Western Hotel (gevestigd aan de [locatie] ) toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
zaak B:
primair:
hij op of omstreeks 25 oktober 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam verbalisant 1] (hoofdagent bij politie Eenheid Amsterdam), opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet als bestuurder van een (personen)auto (kenteken [nummer] ) roekeloos en/of met een (te) hoge snelheid in de richting van voornoemde [naam verbalisant 1] achteruit is gereden, als gevolg waarvan
voornoemde [naam verbalisant 1] ternauwernood opzij/weg kon springen om een aanrijding met voornoemde (personen)auto te voorkomen;
subsidiair:
hij op of omstreeks 25 oktober 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [naam verbalisant 1] (hoofdagent bij politie Eenheid Amsterdam) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door (dreigend) als bestuurder van een (personen)auto (kenteken [nummer] ) roekeloos en/of met een (te) hoge snelheid in de richting van voornoemde [naam verbalisant 1] achteruit te rijden.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de tenlastegelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
ten aanzien van het in zaak A tenlastegelegde:
Op het moment dat de passagier [naam passagier] de slagboom naar boven duwde, reed verdachte met zijn auto naar voren tegen de slagboom aan. De slagboom is vervolgens afgebroken. Daarom kan bewezen worden verklaard dat verdachte tezamen en in vereniging met de passagier de slagboom van het Best Western Hotel heeft vernield. Voor medeplegen is niet vereist dat beiden dezelfde handelingen verrichten.
ten aanzien van het in zaak B tenlastegelegde:
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte met de auto hard achteruit richting verbalisant [naam verbalisant 1] is gereden. [naam verbalisant 1] kon nog net naar links wegspringen, waarna de auto precies over de plek waar hij had gestaan, heen reed. Daarmee heeft hij zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van deze verbalisant.
Ter terechtzitting heeft verdachte een kennelijk leugenachtige verklaring afgelegd dat hij ten tijde van het feit lag te slapen op de achterbank en derhalve niet de bestuurder van de auto kan zijn geweest. Deze verklaring is afgelegd om de waarheid te bemantelen en kan bijdragen aan het bewijs dat verdachte het feit heeft gepleegd.
4.2.
Standpunt van de verdediging
ten aanzien van het in zaak A tenlastegelegde:
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat [naam passagier] hem in de vroege ochtend van 26 juli 2016 had gevraagd om hem naar de parkeergarage van het Best Western Hotel te brengen omdat [naam passagier] daar zijn auto had staan. [naam passagier] was op dat moment heel erg dronken. Bij het naar binnen rijden van de parkeergarage heeft verdachte een uitrijkaartje uit de automaat genomen. In de parkeergarage is [naam passagier] uitgestapt, maar hij kon zijn auto niet vinden. [naam passagier] is vervolgens weer als passagier in de auto gestapt. Omdat ze kort in de parkeergarage waren geweest, dacht verdachte dat hij zonder te betalen met het uitrijkaartje de parkeergarage kon verlaten. Dat lukte niet en vervolgens heeft hij op de intercomknop gedrukt. De persoon die antwoordde was echter niet te verstaan. [naam passagier] stapte toen uit de auto en duwde de slagboom naar boven. De slagboom brak af en viel op de grond. Verdachte is daarop de parkeergarage uitgereden.
De raadsman bepleit vrijspraak. Er is geen bewijs dat de slagboom is afgebroken door een gedraging van verdachte. Dat verdachte zelf de slagboom heeft vernield kan niet worden vastgesteld. De slagboom is kennelijk afgebroken omdat [naam passagier] deze naar boven heeft getild. Dit lijkt een spontane actie van [naam passagier] te zijn geweest en er kan niet worden vastgesteld dat verdachte op de hoogte was van het plan van [naam passagier] en dat hij daarmee had ingestemd. Ook van medeplegen is daarom geen sprake.
ten aanzien van het in zaak B tenlastegelegde:
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 25 oktober 2017 niet de bestuurder is geweest van de auto met kenteken [nummer] .
Die dag zijn hij en drie andere mannen in de auto van de vader van verdachte naar de H.J.E. Wenckebachweg te Amsterdam gereden omdat ze eten wilden halen bij [naam eetgelegenheid] . Verdachte had alcohol gedronken en had een joint gerookt. Daarom reed een van de andere mannen. Verdachte is in de auto gebleven toen de drie andere mannen naar [naam eetgelegenheid] liepen. Hij zat op de achtbank, achter de bestuurderstoel. Verdachte heeft niet echt gemerkt dat de drie mannen weer terugkwamen bij de auto. Hij was een beetje weggedut op de achterbank. Hij heeft wel gemerkt dat de auto achteruit reed maar dat was niet heel hard. Het gebeurde allemaal in een paar seconden en voordat hij het wist waren de bestuurder en de man rechts van hem op de achterbank weggerend. Verdachte wil de namen van deze mannen niet noemen. [naam passagier] zat tijdens het gebeuren op de bijrijdersstoel. Omdat het een driedeursauto was, is verdachte via de voordeur uit de auto gestapt. Tijdens dit uitstappen heeft hij de sleutel van de auto uit het contactslot gepakt en in zijn zak gestopt.
De raadsman bepleit vrijspraak. Er is geen bewijs dat verdachte de bestuurder van de auto is geweest. Verbalisanten zijn niet zeker of verdachte de auto heeft bestuurd. Uitgaande van de verklaring van verdachte zaten er vier personen in de auto en zijn er na het gebeuren twee van hen weggerend. Verdachte lag op de achterbank en was van buiten de auto niet goed te zien. Het is verder niet duidelijk op grond waarvan de getuige [naam getuige] denkt dat de dikkige korte jongen de bestuurder van de auto is geweest. Dit lijkt meer een conclusie van hem te zijn geweest, dan een waarneming.
Zo de rechtbank verdachte niettemin als bestuurder ziet, doet de raadsman het voorwaardelijk verzoek om [naam passagier] en [naam getuige] als getuigen te horen.
De raadsman merkt voorts op dat de snelheid waarmee de auto achteruit is gereden niet objectief is vastgesteld. Bewijs voor een hoge of te hoge snelheid ontbreekt. Evenmin is duidelijk waar verbalisant [naam verbalisant 1] zich ten tijde van het achteruit rijden precies bevond. Voorwaardelijk opzet op de dood of op zwaar lichamelijk letsel kan daarom niet worden aangenomen. Evenmin is er bewijs voor een bedreiging van verbalisant [naam verbalisant 1] .
4.3.
Oordeel van de rechtbank
ten aanzien van het in zaak A tenlastegelegde:
Ter terechtzitting heeft verdachte een niet erg overtuigende verklaring gegeven waarom hij en [naam passagier] in de vroege ochtend van 26 juli 2016 in de parkeergarage van het Best Western Hotel waren. De rechtbank laat deze verklaring onbesproken. Voor de beoordeling van het tenlastegelegde feit speelt immers de reden van zijn aanwezigheid aldaar geen rol.
De rechtbank acht op grond van de verklaring van verdachte ter terechtzitting, de aangifte en het proces-verbaal omschrijving camerabeelden bewezen dat verdachte, als bestuurder van de auto, tezamen en in vereniging met de passagier [naam passagier] , de slagboom van de parkeergarage van het Best Western Hotel heeft vernield.
Op de camerabeelden is te zien dat de door verdachte bestuurde auto bij de uitgang van de parkeergarage voor de slagboom stilstaat. Verdachte voert handelingen uit bij de kaartinvoer maar dit leidt er niet toe dat de slagboom omhoog gaat. Vervolgens stapt de passagier uit de auto, loopt naar de slagboom en beweegt deze omhoog. Verdachte rijdt vervolgens met de auto naar voren, richting de half open slagboom. De slagboom is op dat moment nog niet afgebroken. Evenmin is de slagboom dan hoog genoeg om onderdoor te rijden. De rechtbank is van oordeel dat verdachte met het naar voren rijden van de auto zich heeft aangesloten bij de door de passagier begonnen actie om de slagboom handmatig te openen en dat hij deze actief heeft ondersteund. Op het moment dat de auto bij de slagboom is, breekt de slagboom af. Op grond van de camerabeelden kan niet ondubbelzinnig worden vastgesteld of de slagboom uiteindelijk is bezweken door het duwen door de passagier of door het er tegenaan rijden met de auto, dan wel een combinatie daarvan. Voor de beoordeling van het tenlastegelegde maakt dit echter geen verschil. Verdachte en de passagier hebben in nauwe en bewuste samenwerking de slagboom die hen de onbetaalde doorgang belette, vernield. Welke handeling uiteindelijk het resultaat heeft bewerkstelligd is van ondergeschikt belang.
ten aanzien van het in zaak B tenlastegelegde:
Verdachte was bestuurder [nummer]
Verbalisanten hebben gezien dat drie mannen richting de auto met kenteken [nummer] liepen en deze auto instapten. Eén van de mannen ging op de stoel achter de bijrijdersstoel zitten. De twee andere mannen zaten voorin.
Zeer kort na het gebeuren, nadat de auto een stukje was doorgereden, troffen verbalisanten verdachte en [naam passagier] bij de auto aan. Verdachte stond toen bij de bestuurderszijde van de auto. De derde persoon was verdwenen. Na fouillering bleek verdachte de autosleutel van de auto in zijn linker broekzak te hebben. Deze auto was van zijn vader.
Ook de getuige [naam getuige] spreekt over drie jongens. Eén van die jongens zou hem en een vriend op een eerder moment mishandeld hebben. Deze persoon was rechtsachter in de auto is gaan zitten. Dat is de jongen die na het gebeuren was weggerend. De rechtbank stelt vast dat deze man in ieder geval niet de bestuurder is geweest.
[naam getuige] heeft verklaard dat de twee jongens die staande zijn gehouden (te weten verdachte en [naam passagier] ) de bestuurder en de bijrijder van de auto zijn geweest. [naam getuige] heeft tevens signalementen gegeven van de bestuurder en de bijrijder. Op basis van deze signalementen is vervolgens door verbalisant [naam verbalisant 2] vastgesteld dat het door [naam getuige] gegeven signalement van de bestuurder past bij verdachte.
De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte op 25 oktober 2017 de bestuurder is geweest van de auto met kenteken [nummer] .
De rechtbank acht de ter terechtzitting door verdachte afgelegde verklaring, dat er niet drie maar vier personen in de auto zaten, volstrekt ongeloofwaardig. Deze verklaring is in strijd met de waarnemingen van de verbalisanten en van de getuige [naam getuige] . Niemand heeft een tweede persoon zien wegrennen.
In de lezing van verdachte zou hij op de achterbank hebben liggen dutten en – naar de rechtbank begrijpt – zodoende niet door de verbalisanten of getuige zijn opgemerkt. Deze bewering is echter niet te rijmen met de omstandigheid dat naast hem op de achterbank een vierde persoon zou hebben plaatsgenomen. Gezien het type auto, naar zeggen van verdachte een driedeurs auto, en de eigen waarneming van de rechtbank van de forse lichaamsbouw van verdachte zal verdachte daarbij toch in ieder geval gedeeltelijk overeind moeten zijn gekomen om plaats te maken voor die beweerdelijke vierde passagier. Dat hij dan niet door de verbalisanten zou zijn opgemerkt acht de rechtbank uitgesloten. Bovendien heeft verdachte in eerste instantie niet over een vierde persoon gesproken en wil hij geen namen noemen van de twee mannen die, naast [naam passagier] , nog in de auto zouden hebben gezeten. Ook anderszins heeft hij geen informatie gegeven op basis waarvan zijn verklaring kan worden geverifieerd.
Afwijzing voorwaardelijk verzoek tot horen getuigen
De raadsman heeft een voorwaardelijk verzoek gedaan tot het horen van de getuigen [naam passagier] en [naam getuige] . [naam passagier] zou kunnen bevestigen dat er een vierde persoon in de auto heeft gezeten. De verklaring van [naam getuige] zou onduidelijkheden bevatten.
De rechtbank acht het verzoek onvoldoende onderbouwd en ziet geen noodzaak om deze getuigen te horen. Het verzoek wordt aldus afgewezen. Bij deze beslissing heeft de rechtbank tevens de stand van het onderzoek meegewogen en het belang om de strafzaak binnen een redelijke termijn af te doen.
Voorwaardelijk opzet zware mishandeling
Op het moment dat verbalisant [naam verbalisant 1] zich enkele meters linksachter de auto bevond reed verdachte met de auto naar achteren. Verbalisant [naam verbalisant 3] hoorde dat de auto flink gas gaf en met hoge snelheid achteruit reed. Verbalisant [naam verbalisant 3] zag dat verbalisant [naam verbalisant 1] achteruit moet springen. Verbalisant [naam verbalisant 1] zag de auto vanuit stilstand in hoge snelheid op hem af komen rijden. Hij is vervolgens naar links gesprongen, waarna de auto over de plek heen reed waar hij even daarvoor nog stond. Ook [naam getuige] heeft gezien dat de auto bijna tegen de politieman aanreed.
Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld met welke snelheid de auto achteruit is gereden. De auto is vanuit stilstand gaan rijden, terwijl verbalisant [naam verbalisant 1] enkele meters achter de auto stond. Het is daarom niet aannemelijk dat de auto op een dergelijke korte afstand een zeer hoge snelheid heeft kunnen opbouwen. De kans dat verbalisant [naam verbalisant 1] bij het achteruit rijden van de auto geraakt zou worden en daarbij dodelijke verwondingen zou oplopen, acht de rechtbank daarom niet aanmerkelijk. Verdachte wordt van deze beschuldiging vrijgesproken.
De rechtbank stelt vast dat de auto met een te hoge snelheid naar achteren is gereden. Verbalisant [naam verbalisant 1] moest immers snel opzij springen om zich in veiligheid te brengen. Verbalisant [naam verbalisant 1] kon gelukkig tijdig wegkomen maar de kans dat hij geraakt zou worden door de auto en daarbij zwaar lichamelijk letsel zou oplopen acht de rechtbank aanmerkelijk. Ook wanneer de auto de verbalisant met een relatief lage snelheid zou hebben geraakt had hij gemakkelijk ernstige verwondingen kunnen oplopen.
Verdachte wist dat de verbalisant achter de auto stond omdat hij en de andere mannen in de auto even daarvoor door verbalisant [naam verbalisant 3] , die naar de auto toeliep, waren aangeroepen met “Politie staan blijven”. De mannen hebben toen achterom gekeken en zijn zonder gehoor te geven aan dit bevel doorgelopen en ingestapt. Verbalisanten zijn toen, zoals te verwachten valt in een situatie als deze, doorgelopen naar de auto. Kennelijk wilden de mannen weg, aangezien ze geen gehoor gaven aan het bevel.
Door achteruit te rijden met een snelheid die hoger was dan ter plaatse, met inachtneming van de omstandigheden (zoals plek, tijdstip en mensen in de buurt) verantwoord, derhalve met een te hoge snelheid, heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat verbalisant [naam verbalisant 1] daardoor zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
ten aanzien van het in zaak A tenlastegelegde:
op 26 juli 2016 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en wederrechtelijk een slagboom, die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte of zijn mededader, te weten aan Best Western Hotel (gevestigd aan de [locatie] ) toebehoorde, heeft vernield.
ten aanzien van het in zaak B primair tenlastegelegde:
op 25 oktober 2017 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam verbalisant 1] (hoofdagent bij politie Eenheid Amsterdam) zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet als bestuurder van een personenauto (kenteken [nummer] ) met een te hoge snelheid in de richting van voornoemde [naam verbalisant 1] achteruit is gereden, als gevolg waarvan voornoemde [naam verbalisant 1] ternauwernood opzij kon springen om een aanrijding met voornoemde personenauto te voorkomen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen

8.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 dagen. Daarnaast zal aan verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden moeten worden opgelegd, als ook een ontzegging van de rijbevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden.
8.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman bepleit integrale vrijspraak en laat zich niet uit over de strafoplegging.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van een verbalisant door in een auto doelbewust met een te hoge snelheid achteruit te rijden, terwijl hij wist dat de betreffende verbalisant achter de auto stond. Gelukkig kon de verbalisant op tijd opzij springen en is hij niet geraakt. Door het onverantwoordelijke en risicovolle gedrag van verdachte heeft hij bij de betreffende verbalisant angst teweeggebracht dat hij ernstig gewond had kunnen raken. De gevolgen van zijn handelen hadden gemakkelijk veel ernstiger kunnen zijn.
Daarnaast heeft verdachte samen met een ander een slagboom van een parkeergarage vernield. Verdachte heeft daarmee schade en ergernis bij de benadeelden veroorzaakt. Verdachte heeft ter plekke nagelaten om de vernieling te melden bij Best Western Hotel.
Uit een Uittreksel Justitiële Documentatie van 11 januari 2019 blijkt dat verdachte in de afgelopen jaren voor uiteenlopende strafbare feiten is veroordeeld, waaronder bedreiging van een verbalisant en het niet voldoen aan een ambtelijk bevel.
Verdachte heeft niet gereageerd op uitnodigingen van de reclassering, zodat in de onderhavige strafzaken geen reclasseringsrapport is opgemaakt. Uit een reclasseringsrapport van 12 maart 2018, opgemaakt in een andere strafzaak tegen verdachte, komt naar voren dat verdachte sinds 2015 deel uitmaakt van de Top600 aanpak. Verdachte stelt zich binnen dit traject vriendelijk en meewerkend op en werkt mee aan het zorgtraject. Hij is echter wantrouwend tegen politie, justitie en reclassering. Er lijkt sprake te zijn van een negatieve beïnvloeding door vrienden.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard geen behoefte te hebben aan een reclasseringscontact.
De rechtbank constateert dat verdachte ter terechtzitting geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen. Met betrekking tot beide tenlastegelegde feiten heeft hij op zelfverzekerde wijze een fantasierijke invulling van de werkelijkheid naar voren gebracht. Dit siert verdachte niet. Verdachte lijkt zich onvoldoende te realiseren dat zijn nonchalante en onverantwoordelijke gedrag hem uiteindelijk alleen maar meer in de problemen zal brengen.
De ernst van de feiten, in bijzonder het in zaak B bewezenverklaarde, rechtvaardigt in beginsel een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Omdat de feiten inmiddels enigszins gedateerd zijn, zal de rechtbank daar niet toe overgaan en zal zij de eis van de officier van justitie volgen.
Het in zaak B bewezenverklaarde heeft verdachte gepleegd met behulp van een auto. Het belang van de verkeersveiligheid eist daarom dat in die zaak tevens een ontzegging van aanzienlijke duur wordt opgelegd van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 47, 57, 63, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179a van de Wegenverkeersweg 1994.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Wijst af het voorwaardelijk gedane verzoek tot het horen van de getuigen [naam passagier] en [naam getuige] .
Verklaart het in zaak B primair, impliciet primair (poging tot doodslag) tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A en in zaak B primair, impliciet subsidiair (poging tot zware mishandeling) tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het in zaak A bewezenverklaarde:
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
ten aanzien van het in zaak B primair bewezenverklaarde:
poging tot zware mishandeling.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafbestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van
180 (honderdtachtig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 (negentig) dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag.
Veroordeelt verdachte voorts tot een
gevangenisstrafvan
3 (drie) maanden.
Beveelt dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Ontzegtverdachte ter zake van het in zaak B primair bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.P.C. Janssen, voorzitter,
mrs. B.M. Visser en M.M. Helmers, rechters,
in tegenwoordigheid van B. de Hoogh, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 maart 2019.
Bijlage.
[(...)]

5.[(...)]

[(...)]

6.[(...)]

[(...)]