4.3.Oordeel van de rechtbank
ten aanzien van het in zaak A tenlastegelegde:
Ter terechtzitting heeft verdachte een niet erg overtuigende verklaring gegeven waarom hij en [naam passagier] in de vroege ochtend van 26 juli 2016 in de parkeergarage van het Best Western Hotel waren. De rechtbank laat deze verklaring onbesproken. Voor de beoordeling van het tenlastegelegde feit speelt immers de reden van zijn aanwezigheid aldaar geen rol.
De rechtbank acht op grond van de verklaring van verdachte ter terechtzitting, de aangifte en het proces-verbaal omschrijving camerabeelden bewezen dat verdachte, als bestuurder van de auto, tezamen en in vereniging met de passagier [naam passagier] , de slagboom van de parkeergarage van het Best Western Hotel heeft vernield.
Op de camerabeelden is te zien dat de door verdachte bestuurde auto bij de uitgang van de parkeergarage voor de slagboom stilstaat. Verdachte voert handelingen uit bij de kaartinvoer maar dit leidt er niet toe dat de slagboom omhoog gaat. Vervolgens stapt de passagier uit de auto, loopt naar de slagboom en beweegt deze omhoog. Verdachte rijdt vervolgens met de auto naar voren, richting de half open slagboom. De slagboom is op dat moment nog niet afgebroken. Evenmin is de slagboom dan hoog genoeg om onderdoor te rijden. De rechtbank is van oordeel dat verdachte met het naar voren rijden van de auto zich heeft aangesloten bij de door de passagier begonnen actie om de slagboom handmatig te openen en dat hij deze actief heeft ondersteund. Op het moment dat de auto bij de slagboom is, breekt de slagboom af. Op grond van de camerabeelden kan niet ondubbelzinnig worden vastgesteld of de slagboom uiteindelijk is bezweken door het duwen door de passagier of door het er tegenaan rijden met de auto, dan wel een combinatie daarvan. Voor de beoordeling van het tenlastegelegde maakt dit echter geen verschil. Verdachte en de passagier hebben in nauwe en bewuste samenwerking de slagboom die hen de onbetaalde doorgang belette, vernield. Welke handeling uiteindelijk het resultaat heeft bewerkstelligd is van ondergeschikt belang.
ten aanzien van het in zaak B tenlastegelegde:
Verdachte was bestuurder [nummer]
Verbalisanten hebben gezien dat drie mannen richting de auto met kenteken [nummer] liepen en deze auto instapten. Eén van de mannen ging op de stoel achter de bijrijdersstoel zitten. De twee andere mannen zaten voorin.
Zeer kort na het gebeuren, nadat de auto een stukje was doorgereden, troffen verbalisanten verdachte en [naam passagier] bij de auto aan. Verdachte stond toen bij de bestuurderszijde van de auto. De derde persoon was verdwenen. Na fouillering bleek verdachte de autosleutel van de auto in zijn linker broekzak te hebben. Deze auto was van zijn vader.
Ook de getuige [naam getuige] spreekt over drie jongens. Eén van die jongens zou hem en een vriend op een eerder moment mishandeld hebben. Deze persoon was rechtsachter in de auto is gaan zitten. Dat is de jongen die na het gebeuren was weggerend. De rechtbank stelt vast dat deze man in ieder geval niet de bestuurder is geweest.
[naam getuige] heeft verklaard dat de twee jongens die staande zijn gehouden (te weten verdachte en [naam passagier] ) de bestuurder en de bijrijder van de auto zijn geweest. [naam getuige] heeft tevens signalementen gegeven van de bestuurder en de bijrijder. Op basis van deze signalementen is vervolgens door verbalisant [naam verbalisant 2] vastgesteld dat het door [naam getuige] gegeven signalement van de bestuurder past bij verdachte.
De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte op 25 oktober 2017 de bestuurder is geweest van de auto met kenteken [nummer] .
De rechtbank acht de ter terechtzitting door verdachte afgelegde verklaring, dat er niet drie maar vier personen in de auto zaten, volstrekt ongeloofwaardig. Deze verklaring is in strijd met de waarnemingen van de verbalisanten en van de getuige [naam getuige] . Niemand heeft een tweede persoon zien wegrennen.
In de lezing van verdachte zou hij op de achterbank hebben liggen dutten en – naar de rechtbank begrijpt – zodoende niet door de verbalisanten of getuige zijn opgemerkt. Deze bewering is echter niet te rijmen met de omstandigheid dat naast hem op de achterbank een vierde persoon zou hebben plaatsgenomen. Gezien het type auto, naar zeggen van verdachte een driedeurs auto, en de eigen waarneming van de rechtbank van de forse lichaamsbouw van verdachte zal verdachte daarbij toch in ieder geval gedeeltelijk overeind moeten zijn gekomen om plaats te maken voor die beweerdelijke vierde passagier. Dat hij dan niet door de verbalisanten zou zijn opgemerkt acht de rechtbank uitgesloten. Bovendien heeft verdachte in eerste instantie niet over een vierde persoon gesproken en wil hij geen namen noemen van de twee mannen die, naast [naam passagier] , nog in de auto zouden hebben gezeten. Ook anderszins heeft hij geen informatie gegeven op basis waarvan zijn verklaring kan worden geverifieerd.
Afwijzing voorwaardelijk verzoek tot horen getuigen
De raadsman heeft een voorwaardelijk verzoek gedaan tot het horen van de getuigen [naam passagier] en [naam getuige] . [naam passagier] zou kunnen bevestigen dat er een vierde persoon in de auto heeft gezeten. De verklaring van [naam getuige] zou onduidelijkheden bevatten.
De rechtbank acht het verzoek onvoldoende onderbouwd en ziet geen noodzaak om deze getuigen te horen. Het verzoek wordt aldus afgewezen. Bij deze beslissing heeft de rechtbank tevens de stand van het onderzoek meegewogen en het belang om de strafzaak binnen een redelijke termijn af te doen.
Voorwaardelijk opzet zware mishandeling
Op het moment dat verbalisant [naam verbalisant 1] zich enkele meters linksachter de auto bevond reed verdachte met de auto naar achteren. Verbalisant [naam verbalisant 3] hoorde dat de auto flink gas gaf en met hoge snelheid achteruit reed. Verbalisant [naam verbalisant 3] zag dat verbalisant [naam verbalisant 1] achteruit moet springen. Verbalisant [naam verbalisant 1] zag de auto vanuit stilstand in hoge snelheid op hem af komen rijden. Hij is vervolgens naar links gesprongen, waarna de auto over de plek heen reed waar hij even daarvoor nog stond. Ook [naam getuige] heeft gezien dat de auto bijna tegen de politieman aanreed.
Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld met welke snelheid de auto achteruit is gereden. De auto is vanuit stilstand gaan rijden, terwijl verbalisant [naam verbalisant 1] enkele meters achter de auto stond. Het is daarom niet aannemelijk dat de auto op een dergelijke korte afstand een zeer hoge snelheid heeft kunnen opbouwen. De kans dat verbalisant [naam verbalisant 1] bij het achteruit rijden van de auto geraakt zou worden en daarbij dodelijke verwondingen zou oplopen, acht de rechtbank daarom niet aanmerkelijk. Verdachte wordt van deze beschuldiging vrijgesproken.
De rechtbank stelt vast dat de auto met een te hoge snelheid naar achteren is gereden. Verbalisant [naam verbalisant 1] moest immers snel opzij springen om zich in veiligheid te brengen. Verbalisant [naam verbalisant 1] kon gelukkig tijdig wegkomen maar de kans dat hij geraakt zou worden door de auto en daarbij zwaar lichamelijk letsel zou oplopen acht de rechtbank aanmerkelijk. Ook wanneer de auto de verbalisant met een relatief lage snelheid zou hebben geraakt had hij gemakkelijk ernstige verwondingen kunnen oplopen.
Verdachte wist dat de verbalisant achter de auto stond omdat hij en de andere mannen in de auto even daarvoor door verbalisant [naam verbalisant 3] , die naar de auto toeliep, waren aangeroepen met “Politie staan blijven”. De mannen hebben toen achterom gekeken en zijn zonder gehoor te geven aan dit bevel doorgelopen en ingestapt. Verbalisanten zijn toen, zoals te verwachten valt in een situatie als deze, doorgelopen naar de auto. Kennelijk wilden de mannen weg, aangezien ze geen gehoor gaven aan het bevel.
Door achteruit te rijden met een snelheid die hoger was dan ter plaatse, met inachtneming van de omstandigheden (zoals plek, tijdstip en mensen in de buurt) verantwoord, derhalve met een te hoge snelheid, heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat verbalisant [naam verbalisant 1] daardoor zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling.