Partiële vrijspraken
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het oplichten van [naam bedrijf 1] , [persoon 1] , [persoon 2] , [persoon 3] , [naam] en [persoon 4] , ook niet in de vorm van medepleger of medeplichtige. Voor deze oplichtingen biedt het dossier onvoldoende bewijs. Verdachte zal dan ook van die onderdelen van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
De oplichting van [naam bedrijf 2]
Voor wat betreft de oplichting van [naam bedrijf 2] ligt dat anders. Met de creditcardgegevens van [persoon 3] is op 4 september 2018 bij [naam bedrijf 2] een iMac besteld. [persoon 3] heeft aangegeven dat hij niets heeft besteld en op dat moment ook geen gebruik heeft gemaakt van zijn creditcard. Deze iMac is vervolgens op het adres van de moeder van verdachte bezorgd. Op de telefoon, in gebruik bij verdachte, wordt een factuur van [naam bedrijf 2] aangetroffen, gericht aan die [persoon 3] , die ziet op de koop van een iMac op 4 september 2018. Verder is gebleken dat verdachte de volgende dag, op 5 september 2018, een nieuwe iMac te koop heeft aangeboden op Marktplaats. Deze omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, laten zich moeilijk anders verklaren dan dat het verdachte is geweest die, gebruikmakend van de creditcardgegevens van [persoon 3] en in diens naam, de iMac bij [naam bedrijf 2] heeft besteld en bij zijn moeder heeft laten afleveren. Verdachte is zelf niet met een alternatief scenario gekomen. Daarom acht de rechtbank de oplichting van [naam bedrijf 2] bewezen. Uit het dossier is niet gebleken dat deze oplichting in vereniging is gepleegd. Verdachte zal dan ook van medeplegen worden vrijgesproken.
De poging tot oplichting van [naam bedrijf BV] .
Ten aanzien van de verdenking van oplichting van [naam bedrijf BV] . overweegt de rechtbank als volgt. Bij [naam bedrijf BV] . zijn met de creditcardgegevens van [persoon 1] vier iPhones besteld. Gebleken is dat onder andere het telefoonnummer en het e-mailadres van die [persoon 1] in het webportal zijn gewijzigd. Die [persoon 1] heeft aangegeven dat zij haar gegevens niet heeft gewijzigd en ook geen iPhones heeft besteld. Als afleveradres is de [adres 2] te Amsterdam opgegeven. Op de datum van aflevering bevinden verdachte en medeverdachte zich nabij dat adres. Gebleken is dat het gaat om een woning die op dat moment leeg staat in verband met verkoop. Nadat de status van de pakketten door PostNL worden gewijzigd naar geweigerd bij bezorging en retour afzender, spreekt de medeverdachte een PostNL bezorger aan. De medeverdachte benadrukt dat hij het pakket voor nummer [nummer] moet hebben. Na de aanhouding van verdachte en de medeverdachte wordt op de telefoon van verdachte een screenshot van de betreffende track en trace code aangetroffen. Ook wordt een screenshot waargenomen van het adres van de woning en waaruit blijkt dat de woning op Funda te koop staat.
Verdachte heeft verklaard dat hij voor een bepaald geldbedrag een pakket moest ophalen voor een flatgenoot en dat hij niet bekend was met de inhoud van het pakket. Verdachte zou hier volgens zijn eigen verklaring een beloning van € 150,- voor krijgen. Verdachte wist daarbij dat het ging om pakketten die niet waren gericht aan zijn flatgenoot. Ook wist hij dat de pakketten werden bezorgd op een adres waar niemand woont. Zijn taak was kennelijk om die pakketten te onderscheppen voordat er door een postbezorger zou worden aangebeld. Voor deze simpele taak zou verdachte een ongebruikelijk hoge beloning krijgen. Verdachte heeft gegeven deze omstandigheden ten minste de aanmerkelijke kans dat de inhoud van de pakketten niet op een eerlijke manier waren verkregen, aanvaard en op de koop toe genomen. Dat leidt tot de conclusie dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de door die onbekende persoon gepleegde poging tot oplichting. Verdachte is, samen met medeverdachte [medeverdachte] , met zijn gedragingen behulpzaam geweest bij de oplichting. Dat maakt dat medeplichtigheid, zoals subsidiair ten laste is gelegd, bewezen kan worden, tezamen en in vereniging met de medeverdachte. Aangezien de pakketten niet in handen zijn gekomen van verdachte of de medeverdachte is sprake geweest van medeplichtigheid aan een poging tot oplichting.