ECLI:NL:RBAMS:2019:2033

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 maart 2019
Publicatiedatum
20 maart 2019
Zaaknummer
13/702711-18 en 09/827168-16 (TUL)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens oplichting van hotels en poging tot internetoplichting

In deze strafzaak heeft de rechtbank Amsterdam op 20 maart 2019 uitspraak gedaan in een meervoudige kamer over de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere oplichtingen van hotels en medeplichtigheid aan een poging tot internetoplichting. De verdachte heeft in de periode van 1 september 2018 tot en met 5 november 2018 in Amsterdam, door middel van het aannemen van een valse hoedanigheid, hotelkamers geboekt bij [naam hotel 1] en [naam hotel 2] met gebruik van de creditcardgegevens van anderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 2 en 3 november 2018 in de hotels heeft ingecheckt zonder zelf te betalen, en dat de kamers zijn geboekt met de creditcardgegevens van [persoon 2]. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte als ongeloofwaardig bestempeld, vooral omdat hij gebruik heeft gemaakt van gegevens van anderen zonder hun toestemming.

Daarnaast is de verdachte medeplichtig aan een poging tot oplichting van [naam bv], waarbij hij samen met een medeverdachte iPhones heeft besteld met de creditcardgegevens van [persoon 1]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld door de postbezorger aan te spreken over een pakket dat niet aan hem was gericht, wat duidt op voorwaardelijk opzet op de oplichting. De rechtbank heeft de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van andere tenlasteleggingen wegens onvoldoende bewijs.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 32 dagen en een taakstraf van 60 uren, met inachtneming van zijn recidive en de ernst van de feiten. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte is vrijgesproken van de feiten waarop deze vorderingen betrekking hebben.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/702711-18 (Promis) en 09/827168-16 (TUL)
Datum uitspraak: 20 maart 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 maart 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S.H.S. Ayre en van wat verdachte en zijn raadsman mr. S.B.J. Hiemstra naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort samengevat, na wijziging op de zitting – ten laste gelegd dat hij zich in de periode van 1 september 2018 tot en met 5 november 2018 te Amsterdam schuldig heeft gemaakt aan
Primair: (medeplegen van) oplichting van [naam bedrijf 2 BV] , [naam bv] ., [persoon 1] , [persoon 2] , [persoon 3] , [naam bedrijf 1] , [naam hotel 1] , [naam hotel 2] en onbekende anderen, waardoor zij werden bewogen tot afgifte van geldbedragen, iPhones of een iMac en/of het ter beschikking stellen van hotelkamers en/of een poging daartoe;
Subsidiair: medeplichtigheid aan (medeplegen van) oplichting van [naam bedrijf 2 BV] , [naam bv] ., [persoon 1] , [persoon 2] , [persoon 3] , [naam bedrijf 1] , [naam hotel 1] , [naam hotel 2] en onbekende anderen, waardoor zij werden bewogen tot afgifte van geldbedragen, iPhones of een iMac en/of het ter beschikking stellen van hotelkamers en/of medeplichtig aan een poging daartoe.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat voltooide oplichtingen kunnen worden bewezen van het [naam hotel 1] en het [naam hotel 2] en een poging tot oplichting van [naam bv] . Verdachte moet van het overige worden vrijgesproken, omdat het dossier daarvoor onvoldoende bewijs bevat.
Ten aanzien van de poging tot oplichting voert zij het volgende aan. De verklaringen van verdachte en de medeverdachte op de zitting zijn volstrekt ongeloofwaardig. Uit de aangifte van [naam bedrijf 2 BV] volgt dat er iPhones zijn gekocht bij [naam bv] met de creditcardgegevens van [persoon 1] . In de telefoon van de medeverdachte worden screenshots aangetroffen van het bezorgadres en van Funda, waaruit blijkt dat de woning gelegen aan het betreffende adres te koop stond. Verder wordt op de telefoon een track & trace code aangetroffen. Verdachte heeft een PostNL medewerker aangesproken en die code getoond. Het feit dat verdachten zich bij die woning bevinden om het pakket in ontvangst te nemen en de track & trace code tot hun beschikking hebben, in combinatie met de aangifte, maakt dat bewezen kan worden dat verdachten hebben geprobeerd om [naam bv] . op te lichten. Doordat verdachten het pakket niet in handen hebben gekregen bleef het bij een poging.
Wat betreft de oplichtingen van het [naam hotel 1] en het [naam hotel 2] heeft verdachte al dan niet met een ander boekingen gemaakt en in de hotels verbleven. De kamers heeft verdachte zelf niet betaald. Uit de aangifte van het [naam hotel 2] volgt dat in het geheel niet is betaald voor de kamers. Bij het [naam hotel 1] is bij de betaling gebruik gemaakt van de creditcardgegevens van [persoon 2] , terwijl [persoon 2] heeft aangegeven dat zij daar niet is geweest en niet degene was die heeft betaald. Dat verdachte in het [naam hotel 2] is verbleven volgt uit zijn laptopgegevens. Bij het [naam hotel 1] is hij herkend op de camerabeelden, ook zijn bij hem keycards van de kamers aangetroffen en blijkt uit het onderzoek naar zijn laptop dat hij daar is geweest. Daarom kunnen de oplichtingen worden bewezen.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde.
Voor wat betreft de verklaring van verdachte kan het niet zo zijn dat deze voor een deel als ongeloofwaardig ter zijde worden geschoven en voor een ander deel voor het bewijs worden gebezigd. Ten aanzien van de oplichting van [naam bv] . heeft de raadsman het volgende betoogd. Gelet op de inhoud van het dossier kan niet worden bewezen dat verdachte (één van) de oplichtingshandelingen heeft gepleegd, ook niet als medepleger. Verdachte had een afspraak in de Bijlmer en kreeg een lift van de medeverdachte. Verdachte wist niet wat de inhoud van het pakket was. Ook heeft hij bij de postbezorger niet verklaard dat het om zijn pakket ging. De opzet op de oplichting kan dan ook niet worden bewezen en daarom moet hij worden vrijgesproken van deze oplichting.
Met betrekking tot de oplichtingen van het [naam hotel 1] en het [naam hotel 2] kan niet worden uitgesloten dat verdachte heeft geboekt met de creditcardgegevens die hij van een ander had gekregen, in de veronderstelling dat die ander hem daarmee een gunst verleende, zoals verdachte ter zitting heeft verklaard. Mocht hem al een verwijt te maken zijn, dan geldt dat sprake is van diefstal met valse sleutel in het geval hij de kamers heeft geboekt met creditcardgegevens van een ander. Dat is niet tenlastegelegd, daarom moet verdachte ook van deze oplichtingen worden vrijgesproken.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
Partiële vrijspraken
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het oplichten van [naam bedrijf 2 BV] , [naam bv] ., [persoon 1] , [persoon 2] , [persoon 3] en [naam bedrijf 1] , ook niet in de vorm van medeplegen of medeplichtigheid. Voor deze oplichtingen biedt het dossier onvoldoende bewijs. Verdachte zal dan ook van die onderdelen van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
De oplichtingen van het [naam hotel 1] en het [naam hotel 2]
Voor wat betreft de oplichtingen van het [naam hotel 1] en het [naam hotel 2] ligt dat anders. Via booking.com zijn er twee kamers geboekt bij het [naam hotel 2] . Bij de boeking zijn de creditcardgegevens opgegeven van een onbekend gebleven persoon. Verdachte heeft op 2 november 2018 ingecheckt en zijn identiteitskaart getoond. Op basis daarvan zijn de kamers ter beschikking besteld. Ook bij het [naam hotel 1] zijn op naam van verdachte, via booking.com, meerdere kamers geboekt. Verdachte heeft daar op 3 november 2018 ingecheckt, hij is namelijk herkend op camerabeelden. Ook zijn bij hem de keycards van de betreffende kamers aangetroffen. De kamers zijn geboekt met de creditcardgegevens van [persoon 2] , terwijl zij de boeking niet heeft gemaakt of voor het gebruik van haar gegevens toestemming heeft gegeven. Het [naam hotel 1] had de kamers nooit ter beschikking gesteld als men had geweten dat er misbruik was gemaakt van de creditcardgegevens van [persoon 2] .
Verdachte heeft verklaard dat hij met de gegevens van een persoon op social media de kamers heeft geboekt. Verdachte hoefde voor de kamers zelf niet te betalen, dat zou die persoon voor hem regelen. Deze verklaring schuift de rechtbank als ongeloofwaardig ter zijde, nu volstrekt onaannemelijk is dat een persoon op social media gratis hotelkamers aanbiedt aan derden. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte online hotelkamers heeft geboekt en daarbij gebruik heeft gemaakt van creditcardgegevens van anderen. Verdachte heeft daarmee een onjuiste voorstelling van zaken in het leven geroepen bij de medewerkers van de hotels, namelijk dat hij de rechtmatige gebruiker was van de creditcards, waardoor de hotels over zijn gegaan tot ter beschikking stellen van kamers. Dat maakt dat verdachte een valse hoedanigheid heeft aangenomen en de beide oplichtingen bewezen kunnen worden. Uit het dossier is niet gebleken dat deze oplichtingen in vereniging zijn gepleegd. Verdachte zal dan ook van het medeplegen worden vrijgesproken.
De poging tot oplichting van [naam bv] .
Ten aanzien van de verdenking van oplichting van [naam bv] . overweegt de rechtbank als volgt. Bij [naam bv] . zijn met de creditcardgegevens van [persoon 1] vier iPhones besteld. Gebleken is dat onder andere het telefoonnummer en het e-mailadres van die [persoon 1] in het webportal zijn gewijzigd. Die [persoon 1] heeft aangegeven dat zij haar gegevens niet heeft gewijzigd en ook geen iPhones heeft besteld. Als afleveradres is de [adres 2] te Amsterdam opgegeven. Op de datum van aflevering bevinden verdachte en medeverdachte zich nabij dat adres. Gebleken is dat het gaat om een woning die op dat moment leeg staat in verband met verkoop. Nadat de status van het pakket door PostNL wordt gewijzigd naar geweigerd bij bezorging en retour afzender, spreekt verdachte een PostNL bezorger aan. Hij benadrukt dat hij het pakket voor nummer [nummer] moet hebben. Na de aanhouding van verdachte en de medeverdachte wordt op de telefoon van de medeverdachte een screenshot van de betreffende track en trace code aangetroffen. Ook wordt een screenshot waargenomen van het adres van de woning en blijkt dat de woning op Funda te koop staat.
Ook in dit geval acht de rechtbank de verklaring van verdachte ongeloofwaardig. Hij heeft aangegeven dat hij van de medeverdachte een lift zou krijgen. De medeverdachte zou hem in de Bijlmer van de ene locatie naar de nadere locatie brengen. Hoe verdachte dan in Amsterdam Zuid is beland is voor de rechtbank onbegrijpelijk en maakt zijn verklaring ongeloofwaardig. Hierbij komt dat verdachte wist dat het ging om pakketten die niet waren verzonden aan de medeverdachte. Ook wist hij dat de pakketten werden bezorgd op een adres waar niemand woont, nu ter plaatse zichtbaar was dat de woning te koop stond. De taak van verdachte en de medeverdachte was kennelijk om de pakketten te onderscheppen voordat er door een postbezorger zou worden aangebeld. Het was verdachte die de postbezorger aansprak en tegen de postbezorger heeft gezegd dat hij de pakketten perse die dag moest hebben. Dat zou hij niet hebben gedaan als hij, zoals hij heeft verklaard, van niets af wist en toevallig een lift kreeg. Verdachte heeft gegeven deze omstandigheden (tenminste) de aanmerkelijke kans, dat de inhoud van de pakketten niet op een eerlijke manier was verkregen, aanvaard en op de koop toe genomen. Dat leidt tot de conclusie dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de oplichting van [naam bv] . Verdachte is met zijn gedragingen behulpzaam geweest bij deze oplichting en dat maakt dat medeplichtigheid daaraan, zoals subsidiair ten laste is gelegd, bewezen is.
Aangezien de pakketten uiteindelijk niet in handen zijn gekomen van verdachte of de medeverdachte is sprake geweest van medeplichtigheid aan een poging tot oplichting.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de onder bijlage II opgenomen bewijsmiddelen met betrekking tot verdachte bewezen dat
Primair:
hij in de periode van 1 september 2018 tot en met 5 november 2018 te Amsterdam, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid, [naam hotel 1] en [naam hotel 2] heeft bewogen tot het verlenen van een dienst, te weten het ter beschikking stellen van hotelkamers, door via booking.com met de creditcardgegevens van [persoon 2] en/of een of meerdere onbekend gebleven personen hotelkamers te reserveren en te boeken bij voornoemd [naam hotel 2] en voornoemd [naam hotel 1] .
Subsidiair:
een of meerdere onbekend gebleven personen in de periode van 1 september 2018 tot en met 05 november 2018 te Amsterdam, ter uitvoering van het door die onbekend gebleven personen voorgenomen misdrijf, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen [naam bv] . te bewegen tot de afgifte van enig goed (te weten meerdere iPhones), met voren omschreven oogmerk valselijk en listiglijk, via het webportal van creditcardhouder [persoon 1] het bijbehorende telefoonnummer en e-mailadres heeft/hebben gewijzigd en via het webportal van voornoemde creditcardhouder [persoon 1] met de creditcardgegevens van voornoemde [persoon 1] bij voornoemd bedrijf [naam bv] . iPhones heeft/hebben besteld, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid, bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 5 november 2018 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk behulpzaam is geweest, door naar adres ( [adres 2] ) te rijden en op een telefoon een track en trace code te ontvangen en voorhanden te hebben en een medewerker van PostNL aan te spreken over een pakket welke afgeleverd zou worden op voornoemd adres.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 60 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 29 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast vordert zij een taakstraf van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaat verweer gevoerd.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere oplichtingen en is samen met een ander medeplichtig geweest aan poging tot oplichting. Hij heeft op valse wijze gebruik gemaakt van de creditcardgegevens van anderen, door daarmee hotelkamers te boeken. Hij heeft daarmee anderen opgezadeld met een schuld. Bovendien is invoelbaar dat het voor [persoon 2] en de onbekend gebleven persoon een grote schok moet zijn geweest dat misbruik is gemaakt van hun creditcardgegevens. Zij hadden immers op de veiligheid daarvan mogen vertrouwen. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij dat vertrouwen heeft misbruikt, maar ook het algemeen vertrouwen in het maatschappelijk en economisch verkeer heeft beschadigd. Verdachte heeft met zijn gedrag enkel zijn eigen belangen vooropgesteld.
Uit het strafblad van verdachte van 11 februari 2019 volgt dat hij eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten. Dit zal de rechtbank in het nadeel van verdachte meewegen. Ook is gebleken dat verdachte na het plegen van deze feiten een strafbeschikking opgelegd heeft gekregen, dat maakt dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Overigens gaat de strafbeschikking om een geheel ander feit, daarom zal de rechtbank daarmee beperkt rekening houden bij de bepaling van de hoogte van de straf.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS), waarbij bij fraude tot een bedrag van 10.000 euro 1 week tot 2 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf of een taakstraf het uitgangspunt is.
Nu de rechtbank minder bewezen verklaart dan door de officier van justitie is gevorderd en het oriëntatiepunt van het LOVS lager uitvalt bestaat aanleiding om bij de straftoemeting in het voordeel van verdachte af te wijken van hetgeen geëist is. Verder ziet de rechtbank in dit geval geen aanleiding voor een voorwaardelijke straf, omdat verdachte al in een proeftijd liep, wat hem er niet van heeft weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal aan verdachte een hogere straf opleggen dan aan de medeverdachte, omdat bij verdachte sprake is van recidive. De rechtbank komt tot een gevangenisstraf conform het voorarrest, te weten 32 dagen. Niet wenselijk wordt geacht dat verdachte nog terug zou moeten naar de gevangenis. Daarnaast zal een taakstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis worden opgelegd.

8.Ten aanzien van de benadeelde partijen

[naam hotel 1]
De benadeelde partij [naam hotel 1] vordert € 1.517,14, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van ontstaan van de schade tot de dag van betaling.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de schadevordering wordt toegewezen en dat daarbij de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd.
De raadsman heeft aangevoerd dat schadevordering niet ontvankelijk verklaard dient te worden, vanwege de verzochte vrijspraak. Bovendien ontbreekt de machtiging dat de indieners als vertegenwoordiger mogen optreden. Daarnaast heeft de benadeelde de kosten opgevoerd van alle kamers die zijn geboekt, terwijl niet is gebleken dat verdachte de persoon is die alle kamers heeft geboekt.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de gehele vordering, nu een uittreksel van de Kamer van Koophandel en een volmacht van de directie/bestuurder ontbreekt, zodat niet vaststaat dat de heer [persoon 5] door [naam hotel 1] gemachtigd is om haar in deze procedure te vertegenwoordigen. Dat laat onverlet dat de benadeelde partij de schadevordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
[naam hotel 2]
De benadeelde partij [naam hotel 2] vordert € 1.456,47, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van ontstaan van de schade tot de dag van betaling.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de schadevordering wordt toegewezen voor een bedrag van € 302,13 en dat daarbij de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd.
De raadsman heeft aangevoerd dat schadevordering niet ontvankelijk verklaard dient te worden, vanwege de verzochte vrijspraak. Bovendien ontbreekt de machtiging dat de indiener als vertegenwoordiger mag optreden. Daarnaast is onbekend welke bedragen er zijn teruggevorderd op de rekening van de benadeelde.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de gehele vordering, nu een uittreksel van de Kamer van Koophandel en een volmacht van de directie/bestuurder ontbreekt, zodat niet vaststaat dat de heer [persoon 4] door [naam hotel 2] gemachtigd is om haar in deze procedure te vertegenwoordigen. Dat laat onverlet dat de benadeelde partij de schadevordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
[naam bedrijf 2 BV]
De benadeelde partij [naam bedrijf 2 BV] vordert € 4.651,50, bestaande uit materiële schade.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering omdat verdachte wordt vrijgesproken van de feiten waarop de vordering betrekking heeft. Dat laat onverlet dat de benadeelde partij de schadevordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

9.Beslag

Onder verdachte zijn voorwerpen in beslag genomen die staan vermeld op de beslaglijst in bijlage III.
Bewaren ten behoeve van de rechthebbende
De in de beslaglijst opgenomen goederen onder 1 tot en met 4 worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende, nu niet nog niet is gebleken aan wie deze goederen toebehoren.
Teruggave aan verdachte
Het in de beslaglijst opgenomen goed onder 5 behoort aan verdachte toe en zal aan hem worden teruggegeven.
Het voorwerp opgenomen onder 6 op de beslaglijst
Het goed, op de beslaglijst opgenomen onder 6, betreft een telefoon die toebehoort aan medeverdachte [medeverdachte] . De rechtbank zal in het vonnis met betrekking tot de medeverdachte over dit goed beslissen.
Teruggave aan rechthebbende
Het in de beslaglijst opgenomen goed onder 7 behoort aan de medeverdachte, [medeverdachte] , toe en kan aan hem worden teruggegeven

10.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich op 11 december 2018 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 09/827168-16, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 4 augustus 2017 van de rechtbank Den Haag, waarbij verdachte is veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 3 maanden, met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbare feiten heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis, zodat er naar het oordeel van de rechtbank voldoende aanleiding is om de vordering tot tenuitvoerlegging toe te wijzen.
De officier van justitie heeft gevorderd om de voorwaardelijke straf om te zetten naar een taakstraf voor de duur van 200 uur, nu de huidige levenssituatie van verdachte niet past bij detentie.
De raadsman heeft ten aanzien van de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling geen verweer gevoerd.
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte zal de rechtbank, in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van vrijheidsstraf gelasten dat veroordeelde een taakstraf van 200 uren moet verrichten.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 22c, 22d, 33a, 33b, 45, 47, 48, 49, 57, 63 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het primair tenlastegelegde:
Oplichting, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde:
Medeplegen van medeplichtigheid tot een poging tot oplichting..
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
32 (tweeëndertig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafbestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van
60 (zestig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van
30 (dertig) dagen.
Gelast de bewaring ten behoeve van de
rechthebbendenvan:
- de goederen op de beslaglijst onder 1 tot en met 4 met goednummers: 5657170, 5657172, 5657173 en 5657181.
Gelast de teruggave aan
verdachtevan:
- het goed op de beslaglijst onder 5 met goednummers: 5657281.
Gelast de teruggave aan
[medeverdachte]van:
- het goed op de beslaglijst onder 7 met goednummer: 5661183.
Verklaart
[naam hotel 1] , [naam hotel 2] en [naam bedrijf 2 BV],niet-ontvankelijk in hun vorderingen.
Gelast – in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf te geven – dat veroordeelde een taakstraf van
200 (tweehonderd) urenmoet verrichten. Beveelt, voor het geval dat de veroordeelde deze taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van
90 (negentig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. K.A. Brunner, voorzitter,
mrs. R.A. Sipkens en O.P.M. Fruytier, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.N. Greeven, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 maart 2019.
[... ]

[... ]