In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 maart 2019 uitspraak gedaan in het geschil tussen Partycentrum Noord B.V. en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. Partycentrum Noord had een aanvraag ingediend voor nadeelcompensatie, omdat zij schade zou hebben geleden door de invoering van betaald parkeren op het NDSM-terrein. De rechtbank oordeelde dat de gemeente de aanvraag terecht had afgewezen. De rechtbank overwoog dat de invoering van betaald parkeren een normaal maatschappelijk risico is en dat Partycentrum Noord niet in abnormale mate was getroffen door deze maatregel. De rechtbank stelde vast dat alle bedrijven op het NDSM-terrein, inclusief Partycentrum Noord, door de invoering van betaald parkeren zijn geraakt, en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de schade van Partycentrum Noord onderscheiden van die van andere ondernemers. Daarnaast werd geoordeeld dat de gestelde schade niet in redelijkheid aan de gemeente kon worden toegerekend, aangezien de schade ook het gevolg kon zijn van andere factoren, zoals de keuze van Partycentrum Noord om zich te richten op een specifieke doelgroep. De rechtbank concludeerde dat het beroep van Partycentrum Noord ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.