Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Vrijspraak
4.Ten aanzien van de vordering benadeelde partij
5.Beslissing
de benadeelde partij[benadeelde partij] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Rechtbank Amsterdam
In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 7 maart 2019 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die samen met haar echtgenoot, de medeverdachte, werd beschuldigd van (gewoonte)witwassen van een aanzienlijk bedrag. De tenlastelegging betrof het witwassen van een bedrag van € 769.889,96, dat door de medeverdachte was verduisterd uit zijn functie als teamleider administratie. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 21 februari 2019 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. K. Hara, de vordering heeft gedaan en de verdediging werd gevoerd door mr. J.S.W. Boorsma.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de medeverdachte gedurende een periode van zeven jaar geld heeft verduisterd door valse facturen in te voeren en deze te laten uitbetalen op zijn rekening. De verdachte heeft echter verklaard dat zij niet op de hoogte was van de illegale herkomst van het geld, omdat haar echtgenoot de financiële administratie voerde en zij in de veronderstelling verkeerde dat hij goed verdiende. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheden, zoals het feit dat de medeverdachte een legale inkomstenbron had en verantwoordelijk was voor de financiën, niet voldoende waren om te concluderen dat de verdachte wetenschap had van de verduistering.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten, omdat niet bewezen kon worden dat zij op de hoogte was van de illegale herkomst van de gelden. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, aangezien er geen straf of maatregel aan de verdachte werd opgelegd. Dit vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de rechters en griffier op de openbare zitting.