ECLI:NL:RBAMS:2019:1823

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 maart 2019
Publicatiedatum
14 maart 2019
Zaaknummer
13/751951-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een opgeëiste persoon ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf in Polen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 maart 2019 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen. De opgeëiste persoon was in Polen op 25 april 2013 veroordeeld tot een voorwaardelijke straf van één jaar. De tenuitvoerlegging van deze straf werd op 6 oktober 2014 gelast. De rechtbank heeft de vordering tot overlevering, ingediend door de officier van justitie, behandeld op openbare zittingen op 22 januari en 26 februari 2019. Tijdens deze zittingen was de opgeëiste persoon bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. C.Z.A.M. Skanderova, en een tolk in de Poolse taal.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon juist is en dat hij zowel de Britse als de Poolse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft ook de inhoud van het Europees aanhoudingsbevel (EAB) beoordeeld, dat was uitgevaardigd door de regionale rechtbank in Szczecin. Het EAB vermeldde dat de opgeëiste persoon was veroordeeld voor een feit dat naar Nederlands recht als poging tot diefstal wordt gekwalificeerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat aan de eisen voor overlevering is voldaan en dat er geen weigeringsgronden zijn.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, zodat de opgeëiste persoon zijn straf kan ondergaan in Polen. De uitspraak is gedaan door mr. A.K. Glerum, voorzitter, en mrs. J.A.A.G. de Vries en K.A. Brunner, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. T. Smit. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, van de Overleveringswet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751951-18
RK nummer: 18/7785
Datum uitspraak: 12 maart 2019
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 8 november 2018 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 24 oktober 2017 door
the Regional Court in Szczecin(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1992,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres]
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zitting 22 januari 2019
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 22 januari 2019. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft.
De opgeëiste persoon heeft zich doen bijstaan door zijn raadsvrouw, mr. C.Z.A.M. Skanderova, advocaat te Eindhoven en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft het onderzoek op die zitting geschorst tot 26 februari 2019 om 15:30 uur teneinde – kort gezegd – de officier van justitie in de gelegenheid te stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit te vragen of zij wil verduidelijken hoe de in het EAB genoemde beslissingen zich tot elkaar verhouden en of bij de laatste zitting sprake is geweest van een wijziging in de aard en maat van de aanvankelijk opgelegde straf.
Zitting 26 februari 2019
De behandeling van de vordering is, met toestemming van partijen, voortgezet op de openbare zitting van 26 februari 2019. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. J.J.M. Asbroek. De opgeëiste persoon is bijgestaan door bovengenoemde raadsvrouw en een tolk in de Poolse taal. De raadsvrouw heeft zich ter zitting gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de zowel de Britse als de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis gewezen door
the District Court of Szczecin – Right Bank and West in Szczecin the IVth Criminal Divisonen gedateerd 25 april 2013, referentie no. IV K 778/12.
Bij brief van 31 januari 2019 heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit medegedeeld dat de opgeëiste persoon bij dit vonnis is veroordeeld tot een voorwaardelijke vrijheidsstraf voor de duur van 1 jaar. Bij beslissing van
the District Court of Szczecin – Right Bank and West in Szczecin the IVth Criminal Divisonvan 6 oktober 2014 is de tenuitvoerlegging van deze straf gelast.
Uit het EAB blijkt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot het vonnis van 25 april 2013 heeft geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van voornoemde vrijheidsstraf, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat.
Het vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 45 en 311 Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Szczecinten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat, wegens het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. A.K. Glerum, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en K.A. Brunner, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. T. Smit, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 12 maart 2019.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.