ECLI:NL:RBAMS:2019:1819

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 maart 2019
Publicatiedatum
14 maart 2019
Zaaknummer
13/752070-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een opgeëiste persoon op verzoek van Duitsland met betrekking tot handel in gestolen voertuigen

Op 12 maart 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Duitsland. De overlevering werd verzocht door de Staatsanwaltschaft Münster op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 11 december 2018 was uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1998 en ingeschreven in de Basisregistratie Personen, werd verdacht van strafbare feiten die onder de Duitse wetgeving vallen, specifiek handel in gestolen voertuigen en georganiseerde diefstal.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering behandeld op een openbare zitting op 26 februari 2019. De officier van justitie, mr. R. Vorrink, was aanwezig, evenals de raadsman van de opgeëiste persoon, mr. F.P. Slewe. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak met dertig dagen verlengd om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen over de overlevering.

In de uitspraak werd vastgesteld dat de opgeëiste persoon in Nederland ook wordt vervolgd voor de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht. De rechtbank concludeerde echter dat deze weigeringsgrond niet van toepassing was, omdat de Minister van Justitie en Veiligheid had besloten de vervolging te staken. De rechtbank oordeelde dat de feiten waarvoor de overlevering werd verzocht, ook naar Nederlands recht strafbaar zijn en dat de garantie van de Duitse autoriteiten voldoende was om de overlevering toe te staan.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, omdat het EAB voldeed aan de wettelijke eisen en er geen weigeringsgronden waren. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. C. Klomp, en de rechters mrs. J.A.A.G. de Vries en K.A. Brunner, in aanwezigheid van griffier mr. T. Smit.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/752070-18
RK nummer: 18/8772
Datum uitspraak: 12 maart 2019
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 28 december 2018 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 11 december 2018 door de
Staatsanwaltschaft Münster(Duitsland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 26 februari 2019. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. R. Vorrink. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. F.P. Slewe, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij ook de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een arrestatiebevel uitgevaardigd op 11 december 2018 door het Amtsgericht Münster, kenmerk: 23b Gs 797/18 – 210 Js 1587/18.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar het recht van Duitsland strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, OLW

De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon ten aanzien van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, in Nederland wordt vervolgd.
Dit levert een weigeringsgrond op die uitzondering lijdt in gevallen waarin de Minister van Justitie en Veiligheid na advies van het openbaar ministerie en voorafgaand aan de beslissing tot overlevering opdracht heeft gegeven de vervolging te staken.
Bij brief van 25 februari 2019 heeft de Minister voornoemd bedoelde stakingsbeslissing aan de officier van justitie te Amsterdam doen toekomen. Deze brief bevindt zich in het dossier. Gelet daarop doet deze weigeringsgrond zich niet voor.

5.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt.
De raadsman heeft betoogd dat de uitvaardigende lidstaat niet in redelijkheid tot het oordeel heeft kunnen komen dat de feiten onder het lijstfeit ‘handel in gestolen voertuigen’ vallen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Het is in beginsel aan de uitvaardigende justitiële autoriteit om te beoordelen of de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht al dan niet onder de lijst van bijlage 1 bij de OLW vallen en welke feiten dienen te worden aangekruist. Enkel in gevallen waarin sprake is van een evidente tegenstrijdigheid tussen de feitomschrijvingen en de aangekruiste categorieën zou dit tot de conclusie moeten leiden dat de uitvaardigende justitiële autoriteit de feiten niet in redelijkheid heeft aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat nu de verdenking betrekking heeft op diefstallen gepleegd in georganiseerd verband waarbij zijn weggenomen auto-accessoires, auto-onderdelen en auto’s van zo een evidente tegenstrijdigheid geen sprake is. Het verweer wordt verworpen.
De feiten vallen onder nummer 18 en 26, te weten:
georganiseerde of gewapende diefstal;
handel in gestolen voertuigen.
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op deze feiten naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

6.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft ook de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom alleen worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
Die Leitende Oberstaatsanwältinte Münster heeft de volgende garantie gegeven:
“Verzekerd wordt dat de vervolgde persoon, in geval van een rechtsgeldige veroordeling in de Bondsrepubliek Duitsland, op basis van de geldige lezing van het kaderbesluit 2008/909/JI van de Raad van 27 november 2008 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op strafvonnissen waarbij een vrijheidsstraf of een tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel wordt opgelegd, met het oog op de tenuitvoerlegging daarvan in de Europese Unie (pbl. L 327 van 05-12-2008, pagina 27) voor de verdere tenuitvoerlegging naar Nederland zal worden overgedragen.”
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.
Uit artikel 2:13, eerste lid, aanhef en onder f, Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties volgt dat deze garantie alleen kan worden geëffectueerd, indien de feiten ook naar Nederlands recht strafbaar zijn.
Aan deze voorwaarde is voldaan.
De feiten zijn inderdaad naar Nederlands recht strafbaar en leveren op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsartikelen

Artikel 311 Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5, 6, 7 en 9 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Staatsanwaltschaft Münsterten behoeve van het in Duitsland tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en K.A. Brunner, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. T. Smit, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 12 maart 2019.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.