In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 7 maart 2019 uitspraak gedaan in een verzoek om opheffing van de opgeschorte inwerkingtreding van een omgevingsvergunning. De vergunning was van rechtswege verleend voor bouwwerkzaamheden in een hotel, nadat de gemeente Amsterdam niet tijdig had beslist op de aanvraag van verzoekster, [Hotel] B.V. Verzoekster had de voorzieningenrechter verzocht om de opgeschorte inwerkingtreding op te heffen, omdat zij financiële schade leed door het niet kunnen hervatten van de werkzaamheden. De voorzieningenrechter heeft het verzoek toegewezen, omdat er geen onherstelbare gevolgen verbonden waren aan de opheffing en er geen concrete aanwijzingen waren dat de vergunning in een eventuele bezwaarprocedure niet in stand zou blijven. De voorzieningenrechter oordeelde dat de belangen van verzoekster zwaarder wogen dan de belangen van verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. De voorzieningenrechter heeft verweerder ook veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van verzoekster.