In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 21 februari 2019 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een veroordeelde, die eerder was veroordeeld voor verschillende strafbare feiten, waaronder witwassen en diefstal. De officier van justitie, mr. M.D. Braber, had een vordering ingediend tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij een bedrag van € 90.551,20 werd gevorderd. Echter, tijdens de zitting op 21 februari 2019 heeft de officier van justitie gevorderd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk werd verklaard in de vordering, omdat er een schikking was getroffen met de veroordeelde. De veroordeelde had voldaan aan de voorwaarden van deze schikking, die was overeengekomen in oktober 2018, waarbij hij samen met een medeveroordeelde een bedrag van € 80.000,00 aan de Staat zou betalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde aan zijn betalingsverplichtingen had voldaan, wat leidde tot de conclusie dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank heeft derhalve de vordering van het Openbaar Ministerie afgewezen en verklaard dat het niet-ontvankelijk is in de ontnemingsvordering.