ECLI:NL:RBAMS:2019:1723
Rechtbank Amsterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake nabestaandenuitkering en meewerken aan onderzoek UWV
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 12 maart 2019 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van [verzoeker] tegen de Sociale Verzekeringsbank (SVB). [Verzoeker] ontving een nabestaandenuitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet (Anw), maar de SVB heeft deze uitkering per 1 januari 2019 stopgezet, omdat [verzoeker] niet heeft meegewerkt aan een onderzoek van het UWV naar zijn arbeidsongeschiktheid. Dit onderzoek is noodzakelijk om te bepalen of [verzoeker] nog recht heeft op de uitkering. [Verzoeker] heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van de SVB en verzocht om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 6 maart 2019 heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat [verzoeker] niet gekeurd is door het UWV, wat niet in geschil is. [Verzoeker] heeft aangegeven dat hij niet is verschenen voor het onderzoek vanwege eerdere slechte ervaringen en het verlangen om opnamen te maken van het onderzoek, wat door de keuringsarts is geweigerd. De voorzieningenrechter heeft echter geconcludeerd dat [verzoeker] niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen om mee te werken aan het onderzoek, ondanks herhaalde pogingen van de verzekeringsarts om contact met hem op te nemen.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de SVB op grond van artikel 34 van de Anw de nabestaandenuitkering mocht stopzetten, omdat het aan [verzoeker] is om mee te werken aan het onderzoek. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat het bezwaar van [verzoeker] geen redelijke kans van slagen heeft. Tevens is er geen reden om de SVB te verplichten tot vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.