ECLI:NL:RBAMS:2019:1704

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 maart 2019
Publicatiedatum
11 maart 2019
Zaaknummer
13/751546-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering en detentieomstandigheden in Roemenië

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 24 januari 2019 uitspraak gedaan over een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW) die door de officier van justitie was ingediend. De vordering betreft de behandeling van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat op 20 februari 2015 door de Roemeense autoriteiten was uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in Roemenië in 1988, werd verdacht van strafbare feiten volgens het Roemeense recht. De rechtbank heeft de zaak behandeld op verschillende zittingen, waarbij de detentieomstandigheden in Roemenië een belangrijk punt van discussie waren.

Tijdens de zittingen op 13 september 2016 en 11 oktober 2016 werd de behandeling geschorst om meer informatie te verkrijgen over de detentieomstandigheden in Roemenië. De officier van justitie heeft in zijn standpunt aangegeven dat er sinds de tussenuitspraak van 25 oktober 2016 geen signalen zijn dat de detentieomstandigheden zijn verbeterd. De verdediging heeft betoogd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard vanwege overschrijding van de redelijke termijn.

De rechtbank heeft geoordeeld dat er nog steeds geen informatie beschikbaar is van de Roemeense autoriteit die het risico van onmenselijke of vernederende behandeling van de opgeëiste persoon uitsluit. Gezien de omstandigheden heeft de rechtbank besloten dat de redelijke termijn is overschreden en dat de overleveringsprocedure moet worden beëindigd. De rechtbank verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in zijn vordering en heft het geschorste bevel tot overleveringsdetentie op.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/751546-16
RK-nummer: 16/5048
Datum uitspraak: 24 januari 2019
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 15 juli 2016 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 20 februari 2015 door
the Braşov Court - Criminal Section(Roemenië) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] Roemenië) op [geboortedag] 1988
verblijvende op het adres [adres]
hierna te noemen “de opgeëiste persoon”.

1.Procesgang

Zitting 13 september 2016
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 13 september 2016.
Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie
mr. R. Vorrink. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw,
mr. W. van Drummen, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Roemeense taal.
De behandeling van de zaak is geschorst om de officier van justie in de gelegenheid te stellen nadere vragen te stellen aan de Roemeense autoriteit over de detentieomstandigheden.
Zitting 11 oktober 2016
De behandeling van de vordering is hervat op de openbare zitting van 11 oktober 2016.
Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie
mr. J.J.M. Asbroek. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. W. van Drummen, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Roemeense taal. Het onderzoek ter zitting is gesloten en is vervolgens heropend en geschorst bij uitspraak van 25 oktober 2016 om de beslissing over de tenuitvoerlegging van het EAB uit te stellen nu er onvoldoende informatie beschikbaar is om het individuele gevaar voor de opgeëiste persoon bij detentie in Roemenië uit te sluiten.
Zitting 24 janauri 2018
De behandeling van de vordering is hervat op de openbare zitting van 24 januari 2019.
Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. W. van Drummen, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Roemeense taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een verstekvonnis van 31 januari 2014 van
the Braşov Court(Roemenië) met kenmerk 2050/62/2013.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar het recht van Roemenië strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Ontvankelijkheid officier van justitie

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft meegedeeld dat er sinds de tussenuitspraak van de rechtbank van
25 oktober 2016 geen signalen aanwezig zijn dat de detentieomstandigheden in Roemenië op dit moment zijn verbeterd. Er is wel onlangs aan de Roemeense autoriteit om een update over de detentieomstandigheden verzocht en hierop is geen antwoord gekomen. Hij verzoekt de rechtbank hem niet ontvankelijk te verklaren in zijn vordering tot het in behandeling nemen van het EAB.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering vanwege overschrijding van de redelijke termijn.
In de tussenuitspraak van de rechtbank van 25 oktober 2016 is bepaald dat de beslissing over de tenuitvoerlegging van het EAB wordt uitgesteld in verband met de detentieomstandigheden in Roemenië. In andere zaken heeft de rechtbank al na negen maanden na de beslissing tot uitstel besloten tot niet ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Oordeel van de rechtbank
Er is nog geen informatie van de Roemeense autoriteit beschikbaar die het vastgestelde reële gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling voor de opgeëiste persoon uitsluit.
Er is verder geen concrete aanleiding te veronderstellen dat op korte termijn alsnog een individuele garantie met betrekking tot de detentieomstandigheden van de opgeëiste persoon zal worden verstrekt.
De rechtbank komt tot het oordeel dat in dit geval, in het licht van alle omstandigheden, de redelijke termijn is overschreden en de overleveringsprocedure moet worden beeindigd.

5.Beslissing

VERKLAARTde officier van justitie
niet-ontvankelijkin de vordering ex artikel 23 van de OLW van 15 juli 2016.
HEFT OPhet geschorste bevel tot overleveringsdetentie.
Aldus gedaan door
mr. J.A.A.G. de Vries, voorzitter,
mrs. A.W.C.M. van Emmerik en B. Poelert, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 24 januari 2019.
De jongste rechter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.