ECLI:NL:RBAMS:2019:1694

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 maart 2019
Publicatiedatum
11 maart 2019
Zaaknummer
AWB - 19 _ 864
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit over de bekendmaking van een evenementenvergunning voor het evenement 'Het jaar van het Park en Plein' in Amsterdam

Op 12 maart 2019 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster, een vereniging uit Amsterdam, een beroep had ingesteld tegen het uitblijven van de bekendmaking van een evenementenvergunning voor het evenement 'Het jaar van het Park en Plein'. Verzoekster had op 5 november 2018 een vergunning aangevraagd voor activiteiten in verschillende parken van 2 februari 2019 tot en met 29 december 2019. De burgemeester van Amsterdam had echter gesteld dat er geen evenementenvergunning nodig was voor de activiteiten die verzoekster voor ogen had, omdat deze niet zouden leiden tot een verstoring van de openbare orde. Tijdens de zitting op 6 maart 2019 heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat de activiteiten die verzoekster wilde organiseren, zoals wandelen en ontspannen in de parken, niet onder de definitie van een evenement zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) vallen. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen sprake was van een aanvraag in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat er dus geen evenementenvergunning van rechtswege was verleend. Het beroep van verzoekster werd niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 12 maart 2019.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 19/864 en AMS 19/865
uitspraak van de voorzieningenrechter van 12 maart 2019 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoekster] , namens [vereniging] , te [woonplaats] , verzoekster,

(gemachtigde: mr. L.W. Tellegen)
en

de burgemeester van Amsterdam, verweerder, verder te noemen de burgemeester,

(gemachtigden: F.W.E. Eekhof en mr. A.J. Wilschut).

Procesverloop

Verzoekster heeft op 8 februari 2019 beroep ingesteld tegen het uitblijven van de bekendmaking van een van rechtswege verleende vergunning. Ook heeft zij om een voorlopige voorziening verzocht.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 maart 2019. Verzoekster is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en [naam] . De burgemeester heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigden.

Overwegingen

1.1
Verzoekster heeft op 5 november 2018 een vergunning gevraagd voor het evenement “Het jaar van het Park en Plein” in verschillende parken en op verschillende dagen in de periode van 2 februari 2019 tot en met 29 december 2019.
1.2
Op 18 januari 2019 heeft verzoekster de burgemeester in gebreke gesteld. Verzoekster is van mening dat sprake is van een van rechtswege verleende vergunning die de burgemeester moet publiceren. Verzoekster wijst hierbij op artikel 1.4 van de Algemene Plaatselijke Verordening [1] (APV).
2. De burgemeester heeft in een brief van 21 januari 2019 kort gezegd over de aanvraag het volgende standpunt ingenomen: verzoekster heeft geen evenementenvergunning nodig om in het park te kunnen lopen, wandelen, spelen, vrij van autoverkeer en muziek en podia. Verder heeft de burgemeester verwezen naar de definitiebepaling artikel 2.1 uit de APV. Het park is vrij te gebruiken zoals verzoekster dat wil, aldus de burgemeester. De burgemeester heeft verder meegedeeld dat de brief geen besluit is in de zin van 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en er daarom geen bezwaar tegen open staat.
Beoordeling door de voorzieningenrechter.
3.1
Na afloop van de zitting is de voorzieningenrechter tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De voorzieningenrechter doet daarom op grond van artikel 8:86 van de Awb niet alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook op het beroep.
3.2
Verzoekster is - kortgezegd - van mening zij een vergunning voor een evenement heeft aangevraagd, dat deze van rechtswege is verleend en dat de burgemeester die moet publiceren. Zij heeft op grond van artikel 8:55f van de Awb [2] daarom ook beroep ingesteld. De uitzondering die in artikel 1.4, vierde lid, van de APV [3] is gemaakt voor het van rechtswege verlenen van evenementenvergunningen gaat volgens verzoekster niet op. Dit is in strijd met de Dienstenrichtlijn, aldus verzoekster.
4.1
Op grond van artikel 1:3, derde lid, van de Awb wordt onder aanvraag verstaan een verzoek van een belanghebbende, een besluit te nemen.
4.2
Op grond van artikel 2.1, eerste lid, van de APV wordt in dit hoofdstuk dan wel in de aangegeven artikelen verstaan onder evenement als bedoeld in de artikelen 2.40 tot en met 2.46: het geheel van activiteiten dat plaatsvindt bij een voor publiek toegankelijke gebeurtenis op of aan de weg of het openbaar water met een openbaar dan wel besloten karakter, (…).
In de toelichting op het artikel 2.1 van de APV staat nog het volgende: “De omschrijving van het begrip evenement is ruim gehouden vanwege de grote variatie in evenementen. Niet alleen buurtfeesten, straatfestivals, kermissen en concerten in de open lucht vallen er onder maar ook bijzondere huldigingen, herdenkingen, sportwedstrijden en grote spektakels met een nationale uitstraling zoals de Uitmarkt en Sail.”
5.1
In de vergunningaanvraag staat onder andere [4] :
“ [vereniging] is een informele Amsterdamse vereniging die zich tot doel heeft gesteld om bewoners en bezoekers van Amsterdam kennis te laten maken met stadsparken in Amsterdam en de groene, openbare ruimte te laten beleven.
Aanleiding voor de oprichting is de ergernis over de toenemende bezetting van parken door festivals en evenementen, met name merkbaar tijdens de hete zomer van 2018.
[vereniging] wil er daarom voor zorgen dat bewoners en bezoekers van Amsterdam maximaal gebruik kunnen maken van parken en pleinen. Hierbij is het uitgangspunt dat de parken optimaal beleefd kunnen worden door vrije en gratis toegang voor iedereen zonder overlast van evenementen en activiteiten.
Met Het Jaar van het Park en Plein willen wij Amsterdammers en bezoekers hun eigen plein en of park weer laten beleven. Dat willen wij bereiken door het park primair beschikbaar te stellen als plaats om tot rust te komen, te zonnen, te wandelen, te spelen, te bewegen en/of te ontspannen in een omgeving die vrij is van autoverkeer, muziek, afzettingen, uitlaatgassen; kortom, van het park en plek te maken zoals een stadspark oorspronkelijk bedoeld is.
Het programma Het Jaar van Park en Plein loopt van 1 februari 2019 tot en met 31 december 2019 en heeft betrekking op de volgende locaties: Vondelpark, Museumplein, Sarphatipark, Martin Luther Kingpark, Amstelpark, Beatrixpark, Gijsbrecht van Amstelpark, Nelson Mandelapark, Gaasperplas, Arenapark, Oosterpark, Park Frankendael, Park Somerlust, Diemerpark, Ed Pelsterpark, Flevopark, Noorderpark, Bilderdijkpark, Erasmuspark, Westerpark, Sloterpark, Rembrandtpark, Tuinen van West.”
5.2
Op de bladzijde 8 tot en met 15 van de aanvraag heeft verzoekster per park vermeld op welke data de activiteiten plaatsvinden. Verder staat per park vermeld dat het gaat om de activiteit “parkbeleving” en dat het type bezoekers omwonenden en andere geïnteresseerden zijn.
6.1
Voor het antwoord op de vraag of van rechtswege een evenementenvergunning is verleend, is van belang of, en zo ja wanneer, een aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Awb is gedaan om verlening daarvan.
6.2
Hiervoor is van belang of in dit geval sprake is van een aanvraag om een evenement te organiseren. Zoals al uit de hierboven weergegeven passages in de aanvraag blijkt en uit wat op de zitting naar voren is gebracht [5] , wil verzoekster eigenlijk geen evenementen meer in de stad. Zij wil dat de parken weer gebruikt worden waar zij voor bedoeld zijn en niet voor (grootschalige) evenementen. De burgemeester stelt zich in de brief van 21 januari 2019 op het standpunt dat voor het gebruik van de parken dat verzoekster voor ogen heeft, geen vergunning nodig is. Er is geen sprake van een evenement waarvoor een vergunning nodig is, aldus de burgemeester. Zoals de gemachtigde van de burgemeester op de zitting nog heeft toegelicht, gaat het bij een evenementenvergunning om een gereguleerde verstoring van de openbare orde. De wijze waarop verzoekster het park wil gebruiken doorbreekt die openbare orde niet, aldus de burgemeester.
6.3
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter valt de activiteit “parkbeleving”, door verzoekster omschreven [6] als wandelen, relaxen, bewegen, hond uitlaten, sporten en genieten van de rustige omgeving, waarbij uitdrukkelijk geen versterkte muziek gedraaid wordt, geen podia, tribunes, tenten etc. opgebouwd worden en geen (alcoholische) dranken en/of versnaperingen worden verkocht, niet binnen de definitie van een evenement als bedoeld in de APV. Wat verzoekster wil, wijkt niet af van de gebruikelijke toestand in een park en het gangbare gebruik ervan. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter valt de door verzoekster bedoelde activiteit mede gelet op de eerder genoemde toelichting op artikel 2.1 van de APV, niet onder de definitie van artikel 2.1 eerste lid, van de APV.
6.4
Op de zitting heeft verzoekster nog benadrukt dat er ook activiteiten zijn zoals debatten, conferenties, samenwerking met musea en het betrekken van de jeugd bij het park (vermeld onder 2.2, 2.3 en 2.4 van de aanvraag). Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zijn dit echter niet nader gespecificeerde voorgenomen plannen, wensen en intenties. Bovendien staan deze activiteiten niet in de omschrijving die verzoekster per park in de aanvraag heeft gegeven te weten “parkbeleving”. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter staan deze voorgenomen activiteiten dan ook los van de met name genoemde parken waarvoor de evenementenvergunning was aangevraagd.
7.1
Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat de brief van
5 november 2018 geen aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Awb behelst. Dit betekent dat géén evenementenvergunning van rechtswege is gegeven die niet tijdig bekend is gemaakt.
7.2
Wat verzoekster voor het overige nog aanvoert over de Dienstenrichtlijn en de uitzondering in artikel 1.4, vierde lid, van de APV voor evenementenvergunningen, gaat uit van de (onjuiste) veronderstelling dat de brief van 5 november 2018 een aanvraag is in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Awb. Omdat dus geen sprake is van een aanvraag, hoeven de gronden daarover, gelet op wat onder 6.3 tot en met 7.1 is overwogen, niet meer te worden besproken door de voorzieningenrechter.
7.3
Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Omdat de voorzieningenrechter op het beroep heeft beslist, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek daartoe wordt dus afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Langeveld, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R.E. Toonen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2018.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan voor zover daarbij is beslist op het beroep binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Artikel 1.4 Beslistermijn APV 1. Het bevoegde bestuursorgaan beslist op een aanvraag binnen acht weken na de dag van ontvangst daarvan. 2. Het bevoegde bestuursorgaan kan zijn beslissing voor ten hoogste acht weken verdagen. 3. Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op de aanvraag om een vergunning of ontheffing als bedoeld in de artikelen 2.49, 2.50, 4.11, 4.12, 4.20 en 5.5 van deze verordening. 4. Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing op de aanvraag om de overige in deze verordening bedoelde vergunningen of ontheffingen.
2.Op grond van artikel 8:55f, eerste lid, van de Awb kan de belanghebbende tegen het niet tijdig bekendmaken van een beschikking van rechtswege beroep bij de bestuursrechter instellen.
3.Op grond van artikel 1.4, vierde lid van de APV is paragraaf 4.1.3.3 van de Awb niet van toepassing op de aanvraag om de overige in deze verordening bedoelde vergunningen of ontheffingen. Hieronder valt onder meer artikel 2.40, waarin staat dat het verboden is zonder vergunning van de burgemeester een evenement te houden.
4.Zie aanvraag onder 1.1 p. 4-6.
5.Zie de pleitnota onder 2 en 3.
6.Zie aanvraag onder 4.1.2, p. 15.