ECLI:NL:RBAMS:2019:1662

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 maart 2019
Publicatiedatum
8 maart 2019
Zaaknummer
C/13/645577 / FA RK 18-2005
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging hoofdverblijfplaats en zorgregeling voor minderjarigen in echtscheidingsprocedure

In deze beschikking van de Rechtbank Amsterdam, uitgesproken op 13 maart 2019, is de rechtbank ingegaan op de verzoeken van een vrouw en een man in het kader van hun echtscheiding en de zorg voor hun minderjarige kinderen. De vrouw verzocht om de hoofdverblijfplaats van de kinderen te wijzigen, zodat [kind 1] bij de man en [kind 2] bij haar zou wonen. De vrouw stelde dat deze wijziging in het belang van de kinderen zou zijn, mede vanwege een financieel belang met betrekking tot het kindgebonden budget. De man verweerde zich tegen dit verzoek en stelde dat beide kinderen bij hem ingeschreven staan, wat ook invloed heeft op zijn financiële situatie en toekomstige schoolkeuzes.

De rechtbank oordeelde dat het verzoek van de vrouw om de hoofdverblijfplaats van [kind 2] te wijzigen niet in het belang van de kinderen was. De rechtbank benadrukte dat er momenteel nauwelijks communicatie tussen de ouders is, wat een wijziging van de hoofdverblijfplaats zou kunnen verergeren. De rechtbank wees het verzoek van de vrouw af, omdat het financieel belang niet voldoende was om de wijziging te rechtvaardigen.

Daarnaast behandelde de rechtbank de verzoeken van de vrouw om een regeling voor de zorg- en opvoedingstaken vast te stellen. De rechtbank besloot dat de kinderen gedurende de week bij de vrouw en de man zouden verblijven, met specifieke afspraken over de verdeling van de vakanties. Ook werd bepaald dat de man de paspoorten van de kinderen tijdig aan de vrouw moest overhandigen. De rechtbank wees de verzoeken van de vrouw af die niet in het belang van de kinderen werden geacht, zoals de inschrijving bij haar huisarts en het beheer van de paspoorten. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de rechtbank hield de beslissing over de kinder- en partnerbijdrage aan tot een later moment.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugdzaken
locatie Amsterdam
zaaknummer / rekestnummer: C/13/645577 / FA RK 18-2005 (RT/SV)
Beschikking d.d. 13 maart 2019 betreffende de nevenvoorzieningen
in de zaak van:
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. C. van Baalen-van IJzendoorn, gevestigd te Amsterdam,
tegen
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. I.M.B. Kramer, gevestigd te Amsterdam,
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Amsterdam,
locatie Amsterdam,
hierna te noemen: de Raad.

1.De verdere procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van deze rechtbank van 13 februari 2019, waarin tussen partijen de echtscheiding is uitgesproken en de beslissing ten aanzien van de nevenvoorzieningen is aangehouden.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De rechtbank verwijst naar en neemt over hetgeen is opgenomen in haar beschikking van 13 februari 2019.
2.2.
Thans liggen aan de rechtbank voor de verzoeken ten aanzien van de kinderen, met uitzondering van de verzochte kinderbijdrage.
2.3.
Verblijfplaats
2.3.1.
De vrouw heeft verzocht te bepalen dat [kind 1] zijn hoofdverblijfplaats zal hebben bij de man en dat [kind 2] zijn hoofdverblijfplaats zal hebben bij de vrouw.
De vrouw heeft daartoe aangevoerd dat dit past bij een gelijke verdeling van de zorg, zoals partijen dit tijdens het huwelijk en ook na het verbreken van de relatie hebben uitgevoerd. Uit het verhandelde ter zitting blijkt dat de vrouw bij de inschrijving van [kind 2] ook een financieel belang heeft, omdat zij dan aanspraak kan maken op het kindgebonden budget.
2.3.2.
De man heeft zich verweerd. Hij heeft gesteld dat beide kinderen bij hem op het adres in [plaats] staan ingeschreven, waardoor hij in aanmerking komt voor een hoger kindgebonden budget. Als dat door wijziging van de hoofdverblijfplaats van [kind 2] verlaagd wordt, valt dat niet te compenseren met een hogere kinderbijdrage. De hoofdverblijfplaats van de kinderen in [plaats] kan ook van belang zijn voor toekomstige schoolkeuzes, zo heeft de man gesteld.
Rechtsmacht en toepasselijk recht
2.3.3.
Nu de gewone verblijfplaats van de minderjarigen in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar het recht van Nederland te beslissen op het verzoek tot vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen.
Inhoudelijke beoordeling
2.3.4.
De rechtbank stelt voorop dat op grond van artikel 1:12 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) een minderjarige de woonplaats volgt van hem die het gezag over hem uitoefent. Partijen oefenen gezamenlijk het gezag over [kind 1] en [kind 2] uit. Ingevolge artikel 1:253a BW kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of één van hen aan de rechter worden voorgelegd. Daartoe behoort ook, gelet op artikel 1:253a lid 2, aanhef en sub b BW, het geschil bij welke ouder de minderjarige zijn hoofdverblijfplaats heeft. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van de minderjarige wenselijk voorkomt.
2.3.5.
De rechtbank is van oordeel dat het niet in het belang is van [kind 2] om zijn hoofdverblijfplaats te wijzigen en hem in te laten schrijven op het adres van de vrouw. Daartoe overweegt de rechtbank dat partijen het hier niet over eens zijn en dat uit hetgeen de vrouw heeft gesteld ook niet is gebleken dat het in het belang van [kind 2] is een andere woonplaats te hebben dan zijn broer [kind 1] . Uit het verhandelde ter zitting blijkt dat het verzoek van de vrouw met name wordt ingegeven door een financieel belang, omdat de vrouw indien [kind 2] op haar adres wordt ingeschreven aanspraak kan maken op het kindgebonden budget. De rechtbank acht dit onvoldoende om tot een wijziging van de hoofdverblijfplaats van [kind 2] te komen. Daarbij overweegt de rechtbank nog dat indien de ene ouder de toeslagen voor de ene minderjarige zal ontvangen en de andere ouder voor de andere minderjarige, er ook sprake moet zijn van goed overleg tussen partijen over de verdeling van de kosten van de minderjarigen. Vast staat dat er op dit moment nauwelijks tot geen communicatie tussen partijen mogelijk is, zodat naar het oordeel van de rechtbank de kans aanwezig is dat een wijziging van de hoofdverblijfplaats tot nog meer problemen tussen partijen zal leiden wat zeker niet in het belang van [kind 1] en [kind 2] wordt geacht te zijn. Overigens wijst de rechtbank erop dat de vrouw ook indien op haar adres geen minderjarige staat ingeschreven zij bij co-ouderschap aanspraak kan maken op de inkomensafhankelijke combinatiekorting. Het voorgaande leidt ertoe dat het verzoek van de vrouw wordt afgewezen.
2.4.
Verdeling zorg- en opvoedingstaken
2.4.1.
De vrouw heeft – na wijziging van haar aanvankelijke verzoek – verzocht een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast te stellen en te bepalen dat:
I. [kind 1] en [kind 2] gedurende maandag tot woensdagochtend naar school bij de vrouw verblijven, vanaf woensdag na school tot vrijdagochtend naar school bij de man en de weekenden worden verdeeld, waarbij de kinderen de ene week vanaf vrijdagmiddag uit school tot en met maandagochtend naar school bij de vrouw verblijven en de daarop volgende week bij de man enzovoorts;
II. indien de wisseldag geen schooldag is de wisselmomenten plaatsvinden om 10.00 uur en dat de wisselmomenten tijdens vakanties die een week of langer duren om 11.00 uur plaatsvinden;
III. [kind 1] en [kind 2] ieder jaar gedurende de zomervakantie de laatste drie weken bij de vrouw verblijven;
IV. [kind 1] en [kind 2] tijdens de herfstvakantie in de oneven jaren bij de vrouw verblijven en in de even jaren bij de man;
V. [kind 1] en [kind 2] tijdens de kerstvakantie gedurende de even jaren de eerste week bij de vrouw en de twee week bij de man verblijven en in de oneven jaren de eerste week bij de man en de tweede week bij de vrouw;
VI. [kind 1] en [kind 2] tijdens de voorjaarsvakantie de even jaren bij de vrouw en de oneven jaren bij de man verblijven;
VII. [kind 1] en [kind 2] tijdens de meivakantie de oneven jaren bij de vrouw en de even jaren bij de man verblijven, waarbij de vakantie indien het twee weken betreft gelijkelijk, dat wil zeggen bij iedere ouder één week, tussen partijen wordt verdeeld;
VIII. als er vrije dagen voor of na het weekend zijn, [kind 1] en [kind 2] op de laatste schooldag bij die ouder verblijven bij wie zij het weekend doorbrengen.
2.4.2.
Uit het verhandelde ter zitting blijkt dat de man zijn verzoek ten aanzien van de zorgregeling niet langer handhaaft. De man heeft zich enkel nog verweerd tegen het tijdstip van het wisselmoment op dagen die geen schooldag zijn en heeft voorgesteld hier 11.00 uur van te maken. Ook heeft de man zich verweerd tegen het verzoek dat indien de dag voor het weekend een vrije dag is, [kind 1] en [kind 2] bij de ouder verblijven waar zij het weekend zullen zijn. Dit laatste omdat deze regeling ten koste gaat van de dag dat de kinderen bij hem zijn.
Rechtsmacht en toepasselijk recht
2.4.3.
Nu de gewone verblijfplaats van de minderjarigen in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar het recht van Nederland te beslissen op het verzoek tot vaststelling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken.
Inhoudelijke beoordeling
2.4.4.
De rechtbank overweegt als volgt. De rechtbank zal als tijdstip voor de wisselmomenten op alle dagen die geen schooldagen zijn 11.00 uur bepalen. De rechtbank maakt derhalve niet het onderscheid tussen de dagen die niet in een vakantie vallen en de dagen die wel in een vakantie vallen. De rechtbank wijst het verzoek van de vrouw in zoverre af. Ook het verzoek te bepalen dat de minderjarigen op een vrije dag voorafgaand aan het weekend bij de ouder bij wie ze het weekend zullen verblijven wijst de rechtbank af. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de vrouw geen belang bij dat verzoek, omdat [kind 1] en [kind 2] indien het haar weekend is op vrijdag vanaf 11.00 uur bij haar verblijven.
2.5.
Inschrijving huisarts
2.5.1.
De vrouw heeft verzocht te bepalen dat [kind 1] en [kind 2] worden ingeschreven bij haar huisarts en apotheek in [plaats] . De vrouw heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat een huisarts in [plaats] voor beide partijen makkelijker te bereiken is dan een huisarts in het centrum van [plaats] . Ook heeft de vrouw aangevoerd dat de man in haar ogen soms te lang wacht voordat hij met [kind 1] of [kind 2] naar de huisarts gaat. Het is verder voorgekomen dat de man heeft geweigerd medicijnen mee te geven voor de minderjarigen. Daarom heeft zij belang bij inschrijving van de minderjarigen bij haar apotheek.
2.5.2.
De man heeft zich verweerd. De man heeft er geen bezwaar tegen indien de vrouw de minderjarigen meeneemt naar haar eigen huisarts als dat nodig is. De inschrijving in [plaats] is volgens de man nog nooit een probleem geweest en de eigen huisarts bevindt zich op een fietsafstand van slechts 10 minuten. De man heeft verder betwist dat hij niet tijdig naar de huisarts gaat en dat hij geen medicijnen mee geeft aan de vrouw.
Rechtsmacht en toepasselijk recht
2.5.3.
Nu de gewone verblijfplaats van de minderjarigen in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar het recht van Nederland te beslissen op het verzoek betreffende een geschil gezamenlijk gezag.
Inhoudelijke beoordeling
2.5.4.
Op grond van artikel 1:253a BW kan het verzoek van de vrouw aan de rechter worden voorgelegd, die een zodanige beslissing neemt als hem in belang van de minderjarigen wenselijk voorkomt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de vrouw tegenover de betwisting door de man onvoldoende gesteld om tot het oordeel te komen dat het belang van [kind 1] en [kind 2] met zich meebrengt dat zij bij de huisarts en apotheek van de vrouw worden ingeschreven. Daartoe overweegt de rechtbank dat niet is gebleken dat de man met spoedeisende aandoeningen te lang heeft gewacht voordat hij met één van de minderjarigen naar de huisarts is gegaan. Dat de vrouw wellicht zelf eerder een afspraak zou maken voor bijvoorbeeld een wrat maakt dat niet anders. Partijen zullen daarover met elkaar in voorkomende gevallen in gesprek moeten gaan. Mede nu [kind 1] en [kind 2] hun hoofdverblijf in [plaats] zullen houden, acht de rechtbank het voor de hand liggend dat zij ook in [plaats] bij een huisarts en apotheek staan ingeschreven. Het verzoek van de vrouw wijst de rechtbank daarom af.
2.6.
Beheer paspoorten
2.6.1.
De vrouw heeft verzocht te bepalen dat zij het beheer over de paspoorten van [kind 1] en [kind 2] heeft. De vrouw heeft daartoe aangevoerd dat zij telkens op het laatste moment pas de paspoorten van de man ontvangt.
2.6.2.
De man heeft betwist dat hij te laat is met het verstrekken van de paspoorten aan de vrouw. Volgens de man is het eenmaal gebeurd dat dit wat later was, maar dat kwam omdat voor één van de minderjarigen een nieuw paspoort moest worden aangevraagd.
Rechtsmacht en toepasselijk recht
2.6.3.
Nu de gewone verblijfplaats van de minderjarigen in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar het recht van Nederland te beslissen op het verzoek betreffende een geschil gezamenlijk gezag.
Inhoudelijke beoordeling
2.6.4.
Uit artikel 1:253a BW volgt dat de rechter een zodanige beslissing moet nemen als hem in belang van de minderjarigen wenselijk voorkomt. In beginsel heeft de ouder bij wie het kind staat ingeschreven het paspoort in beheer, aangezien het paspoort zogezegd het kind volgt. In hetgeen de vrouw heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding om hiervan af te wijken. Naar het oordeel van de rechtbank is niet vast komen te staan dat de vrouw niet op reis heeft kunnen gaan, doordat de man te laat was met het verstrekken van de paspoorten. De rechtbank zal bepalen dat de man de paspoorten uiterlijk één week voor vertrek aan de vrouw zal dienen te verschaffen. Uitgezonderd daarvan is tijdens de vakanties die worden gedeeld, zoals bijvoorbeeld de zomervakantie, de kerstvakantie en de meivakantie als de kinderen de eerste week/weken bij de man verblijven. In dat geval dienen de paspoorten op het wisselmoment aan de vrouw te worden gegeven. De vrouw dient de paspoorten uiterlijk een week na thuiskomst weer aan de man terug te geven, behalve tijdens de vakanties die worden gedeeld en waarbij [kind 1] en [kind 2] de eerste periode bij de vrouw verblijven. In dat geval moeten de paspoorten tegelijk met het wisselmoment weer aan de man worden teruggegeven. Het verzoek van de vrouw zal gelet hierop worden afgewezen.
2.7.
Toegangscodes telefoons [kind 1] en [kind 2]
2.7.1.
De vrouw heeft gesteld dat zij in het kader van ouderlijk toezicht de toegangscodes van de telefoons van de minderjarigen willen weten.
2.7.2.
Volgens de man zijn de telefoons niet beveiligd met een toegangscode, maar voor zover dat wel het geval is, zal hij de betreffende codes aan de vrouw verstrekken.
Rechtsmacht en toepasselijk recht
2.7.3.
Nu de gewone verblijfplaats van de minderjarigen in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar het recht van Nederland te beslissen op het verzoek betreffende een geschil gezamenlijk gezag.
Inhoudelijke beoordeling
2.7.4.
Nu de man heeft toegezegd voor zover er codes zijn deze aan de vrouw te verstrekken, heeft de vrouw naar het oordeel van de rechtbank geen belang meer bij haar verzoek en zal dat worden afgewezen.
2.8.
Vervangende toestemming inschakelen kinderbehartiger
2.8.1.
Uit het verhandelde ter zitting heeft de rechtbank opgemaakt dat de vrouw haar verzoek om de kinderen met een door haar in te schakelen kinderbehartiger te laten praten niet langer handhaaft.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
bepaalt dat de regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken als volgt zal zijn:
- [kind 1] en [kind 2] verblijven gedurende maandag tot woensdagochtend naar school bij de vrouw en vanaf woensdag na school tot vrijdagochtend naar school bij de man en de weekenden worden verdeeld, waarbij de kinderen de ene week vanaf vrijdagmiddag uit school tot en met maandagochtend naar school bij de vrouw verblijven en de daarop volgende week bij de man enzovoorts;
- [kind 1] en [kind 2] verblijven ieder jaar gedurende de zomervakantie de eerste drie weken bij de man en de laatste drie weken bij de vrouw;
- [kind 1] en [kind 2] verblijven tijdens de herfstvakantie in de oneven jaren bij de vrouw en in de even jaren bij de man;
- [kind 1] en [kind 2] verblijven tijdens de kerstvakantie gedurende de even jaren de eerste week bij de vrouw en de twee week bij de man en in de oneven jaren de eerste week bij de man en de tweede week bij de vrouw;
- [kind 1] en [kind 2] verblijven tijdens de voorjaarsvakantie de even jaren bij de vrouw en de oneven jaren bij de man;
- [kind 1] en [kind 2] verblijven tijdens de meivakantie de oneven jaren bij de vrouw en de even jaren bij de man, waarbij de vakantie indien het twee weken betreft gelijkelijk, dat wil zeggen bij iedere ouder één week, tussen partijen wordt verdeeld;
3.2.
bepaalt dat indien de wisseldag geen schooldag en/of een vakantiedag is de wisselmomenten plaatsvinden om 11.00 uur;
3.3.
bepaalt dat de man de paspoorten uiterlijk één week voor vertrek aan de vrouw zal dienen te verschaffen, met uitzondering van de vakanties die worden gedeeld, zoals bijvoorbeeld de zomervakantie, de kerstvakantie en de meivakantie als de kinderen de eerste week/weken bij de man verblijven. In dat geval dienen de paspoorten op het wisselmoment aan de vrouw te worden gegeven en bepaalt dat de vrouw de paspoorten uiterlijk een week na thuiskomst weer aan de man terug dient te geven, behalve tijdens de vakanties die worden gedeeld en waarbij [kind 1] en [kind 2] de eerste periode bij de vrouw verblijven. In dat geval moeten de paspoorten tegelijk met het wisselmoment weer aan de man worden teruggegeven.
3.4.
verklaart voormelde nevenvoorzieningen uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
houdt de beslissing ten aanzien van kinder- en partnerbijdrage
pro formaaan tot
6 mei 2019, zoals bepaald in de beschikking van 13 februari 2018;
3.6.
wijst af het verzoek ten aanzien van de hoofdverblijfplaats en het meer of anders verzochte ten aanzien van de zorgregeling en de geschillen gezamenlijk gezag.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.M. Troost, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.J. van der Veen op 13 maart 2019.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden en overeenkomstig artikel 820 lid 2 Rv openlijk bekend is gemaakt..