7.3.Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel Justitiële Documentatie van 5 februari 2019;
- een reclasseringsadvies van de GGZ Reclassering Inforsa van 28 januari 2019;
- een ISD trajectconsult van psychiater C. Capalneanu van 26 november 2018;
- een beknopt reclasseringsadvies van de Reclassering Nederland van 14 november 2018.
Verder heeft de rechtbank ter zitting van 21 februari 2019 reclasseringswerker P.M. van Doleweerd, verbonden aan de GGZ Reclassering Inforsa te Amsterdam, als deskundige gehoord.
De verdachte heeft zich in een periode van twee weken schuldig gemaakt aan vijf misdrijven. Door [persoon 1] en [persoon 2] te bedreigen heeft verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de lichamelijke integriteit van deze personen. Door het uiten van de bedreigingen heeft verdachte niet alleen deze slachtoffers, maar ook andere personen schrik aangejaagd. Door het vernielen en onbruikbaar maken van respectievelijk een raam van een metro en een dagverblijf van de politie heeft verdachte financiële schade veroorzaakt. Daarnaast is het beledigen van politieambtenaren niet alleen kwetsend voor de personen in kwestie zelf, maar maakt verdachte ook in het algemeen inbreuk op het gezag van de politie. Dit zijn ernstige en overlast gevende feiten en deze feiten worden de verdachte aangerekend.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de in zaak A, zaak B onder 1 en 2 en zaak C onder 1 bewezen geachte feiten aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte, met uitzondering van zaak C onder 3, misdrijven heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel Justitiële Documentatie blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan de periode van 31 oktober 2018 tot en met 11 november 2018 meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl de in dit vonnis bewezen verklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportages, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Blijkens het uittreksel Justitiële Documentatie is ook voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten.
De psychiater C. Capalneanu, aangesloten bij het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP), heeft op 26 november 2018 in het kader van een ISD-trajectconsult gerapporteerd. In dit rapport is onder meer vermeld dat de verdachte is gediagnostiseerd met schizofrenie, verslavingsproblematiek en een laag intelligentie niveau. Ziektebesef is aanwezig en ziekte-inzicht is gedeeltelijk aanwezig. Gedurende de eerste dagen van detentie heeft verdachte last gehad van onttrekkingssymptomen in de vorm van psychotische belevingen, waardoor hij heeft geprobeerd zijn cel in brand te steken en hij voor zijn eigen veiligheid in de ISO is geplaatst. Verdachte is al vanaf zijn 21e jaar verslaafd aan cannabis en heeft in het (nabije) verleden XTC en cocaïne gebruikt. Hij is een jaar geleden bijna overleden aan een overdosis crack-cocaïne. Verdachte is vanwege de schizofrenie in behandeling bij Inforsa/Mentrum te Amsterdam en gebruikt antipsychotische medicatie. Verdachte wil niet meer in Amsterdam wonen, omdat hij het daar niet gaat overleven. Er zijn mensen die hem opzoeken, maar daar kan hij vanwege zijn veiligheid niet te veel over zeggen. Ten tijde van het vernielen van de ruit van de metro had verdachte veel cannabis gebruikt. Hij had last van forse achterdocht, horen van stemmen en visuele hallucinaties. Er zijn geen contra-indicaties voor een ISD-maatregel. Het delict (zaak A) is niet dusdanig van aard om een Pro Justitia rapportage te indiceren, zodat een nader gedragskundig onderzoek niet nodig is. Zonodig kan er tijdens het ISD-traject een uitgebreide verdiepingsdiagnostiek worden aangevraagd.
Uit het reclasseringsadvies van de GGZ Inforsa van 28 januari 2019 volgt dat bij de 38 jarige verdachte sprake is van een ernstige maatschappelijke teloorgang. Hij is door ernstige psychiatrische problemen, gecombineerd met verslavingsproblematiek niet in staat om zich staande te houden in de maatschappij. Verdachte pleegt regelmatig in verwarde/psychotische staat delicten. Naast een schizofrene stoornis is er sprake van een verstandelijke beperking. Verdachte heeft een IQ van 57. Dit alles maakt dat hij langdurig intensieve hulp en ondersteuning nodig heeft. Verdachte heeft meermaals (ambulante) begeleiding gehad van de reclassering en is in deze periodes niet in staat gebleken om zelfstandig of begeleid te wonen in Amsterdam. De begeleidings-trajecten binnen een drangkader bieden te weinig structuur voor hem waardoor hij blijft recidiveren en veelvuldig niet op afspraken verschijnt. De reclassering is van mening dat het opleggen van de ISD-maatregel de meest gewenste manier is om een gedegen hulpverleningstraject via een dwangkader vorm te geven. Verdachte heeft gezegd dat hij moe is van het leven dat hij leidt en dat hij graag iets wil veranderen maar dat dit niet lukt. Hij lijkt hierover gefrustreerd en verdrietig. De reclassering schat in dat er een hoge kans op recidive is. Verdachte is niet in staat om zich te conformeren aan begeleiding in een ambulant kader en pleegt zeer veelvuldig delicten, waarbij ook sprake is van een gevaarrisico.
De reclassering adviseert een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. Gedurende de intramurale fase van de maatregel kan verdachte binnen een penitentiair psychiatrisch centrum (PPC) verder stabiliseren, onder andere door middel van het aanbrengen van structuur en door middel van instellen op antipsychotica. Gedurende de intramurale fase kan er verdere actuele diagnostiek plaatsvinden zodat betrokkene verder geplaatst kan worden. Verdachte kan gedurende de extramurale fase geplaatst worden in een woon-zorg instelling als Oranjeborg of gelijkwaardig geïndiceerde woon-zorginstelling waar de woon-zorgplek, via een indicatie en financiering onder de Wet op Langdurige Zorg na afloop van de maatregel, is gegarandeerd.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van de verklaring van deskundige P.M. van Doleweerd, die op de zitting van 21 februari 2019 heeft verklaard zich aan te sluiten bij het advies van 28 januari 2019. Zij heeft er met name op gewezen dat verdachte op een plek moet komen waar hij zich goed gaat voelen, zoals Oranjeborg of een soortgelijke instelling. Gelet op het ISD trajectconsult zal hij mogelijk verminderd, maar niet volledig ontoerekeningsvatbaar worden verklaard. Verdachte is zwakbegaafd en functioneert op het niveau van een kind. Er is sprake van een statische problematiek en verdachte zal niet meer op een cognitief gezond niveau gaan functioneren. Verdachte zorgt in de samenleving voor angst en pleegt schokkend gedrag. Hij heeft zorg nodig en de reclassering gunt hem in het kader van dwang een plaats in Oranjeborg. Daar kan hij veilig blijven wonen met andere mensen en zijn talenten benutten. De deskundige heeft de rechtbank verzocht om een richtinggevend advies in het vonnis op te nemen, te weten: “Dat verdachte na plaatsing in de ISD-maatregel zo spoedig mogelijk zal worden opgenomen in Oranjeborg of een soortgelijke instelling”. Een richtinggevend advies is belangrijk, omdat gedurende de periode van de trajectbepaling (8 tot 12 weken) de zorgindicatie wordt bepaald. De ISD heef de potentie om de recidivekans te blokkeren. Vanwege de ligging en regels van Oranjeborg zijn verdovende middelen en alcohol niet voorhanden. Het gebruik daarvan door verdachte is niet een contra-indicatie voor opname in Oranjeborg.
Verdachte lijdt al langere tijd aan een chronische stoornis van de geestvermogens. Hij is gediagnostiseerd met schizofrenie, verslavingsproblematiek en is zwakbegaafd. De psychiater die verdachte op 21 november 2018 heeft bezocht in het kader van een ISD-trajectconsult heeft geconcludeerd dat een Pro Justitia rapportage niet geïndiceerd was en dat er geen aanleiding was voor nadere diagnostiek. De verdachte is na het verhoor bij de politie op 31 oktober 2018 beoordeeld door SPOR (Spoedeisende Psychiatrische Onderzoeks Ruimte) en toen is geconstateerd dat er geen aanleiding was om verdachte op grond van de Wet BOPZ gedwongen te laten opnemen. Een en ander duidt er op dat de toestand van verdachte niet zodanig was dat hij geen enkel besef van zijn handelen had of als volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. De rechtbank heeft ook acht geslagen op door de raadsvrouw overgelegde stukken over de persoon van verdachte, waaronder de Pro Justitia rapporten van 13 mei 2008, maar ziet daarin geen aanknopingspunten voor de veronderstelling dat de bewezen verklaarde feiten verdachte niet kunnen worden toegerekend. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Het gegeven dat verdachte wellicht verminderd toerekeningsvatbaar is dan wel zou kunnen zijn, maakt dat niet anders. Gelet op het advies van de psychiater acht de rechtbank een nader onderzoek naar de geestvermogens van de verdachte niet nodig, noch in het belang van de verdediging, zodat ook het verzoek om aanhouding om een psychiater en een psycholoog te benoemen wordt afgewezen.
De rechtbank is niet gebleken van redenen om de ISD-maatregel niet op te leggen. Een voorwaardelijke ISD-maatregel met oplegging van bijzondere voorwaarden is een gepasseerd station. Uit het reclasseringsrapport volgt immers dat verdachte niet in staat is om zich te conformeren aan begeleiding in een ambulant kader. Daarnaast hebben de eerder aan verdachte opgelegde straffen er niet toe geleid dat verdachte zijn gedrag heeft veranderd. Gelet op de door verdachte steeds weer veroorzaakte overlast en schade dient het belang van de samenleving nu voorop te staan. Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om, zoals door de raadsvrouw is verzocht, de duur van de ISD‑maatregel te beperken tot één jaar. De rechtbank zal dan ook de maatregel voor de maximale termijn van twee jaar opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.
De rechtbank neemt het advies van de deskundige over en geeft het richtinggevend advies dat de verdachte na plaatsing in de ISD-maatregel zo spoedig mogelijk zal worden opgenomen in Oranjeborg of een soortgelijke instelling. Gelet op de voorgeschiedenis van verdachte en de informatie die daarover al beschikbaar is acht de rechtbank het niet strikt noodzakelijk dat verdachte het gehele intramurale traject zal hoeven te doorlopen, maar acht het aangewezen dat hij zo spoedig mogelijk een passende behandeling krijgt.
Tussentijdse beoordeling
De rechtbank ziet aanleiding om uiterlijk zes maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel, de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel te toetsen, om inzicht te krijgen in het verloop van de maatregel tot dan toe.
Zaak C, feit 3 (artikel 9a Sr)
Zoals hiervoor overwogen is voor feit 3 in zaak C geen voorlopige hechtenis toegestaan. Dat brengt met zich mee dat voor dat feit niet mede de ISD-maatregel kan worden opgelegd. De rechtbank zal dan ook bepalen dat aan de verdachte in die zaak geen straf of maatregel zal worden opgelegd.