Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
[gedaagde 3],
[gedaagde 4],
1.De procedure
- de dagvaarding met producties van 5 januari 2018,
- de conclusie van antwoord met producties,
- de brief met producties van mr. Römkens van 9 juli 2018,
- de conclusie van repliek met producties.
2.De feiten
i) een brief van 21 augustus 2013 ‘aan de rechthebbende’ waarin de KB Luxbank bericht - voor zover hier relevant - dat de bank vanwege de wettelijke archiveringstermijn 10 jaar na afloop van deze termijn gerechtigd is over te gaan tot de vernietiging van documenten en stukken en dat de bank om die reden geen onderzoek uitvoert naar verrichtingen ouder dan 10 jaar;
ii) een brief van 4 november 2013 aan [echtgenoot gedaagde 4] waarin de KB Luxbank naar aanleiding van zijn ( [echtgenoot gedaagde 4] verzoek bevestigt - voor zover hier relevant - dat de rekening [nummer] (hierna: de KB Luxbank-rekening) in haar boeken werd afgesloten op 25 april 2002;
iii) een brief van 23 maart 2015 ‘aan de rechthebbende’ waarin de KB Luxbank - voor zover hier relevant - bericht dat uit de wettelijke bewaartermijn van minimaal tien jaar voortvloeit dat, behoudens een speciale beslissing of fout, het informaticasysteem van de KB Luxbank regelmatig overgaat tot de vernietiging van gegevens. Grondig onderzoek in de systemen heeft aangetoond dat dit het geval was bij de rekening en dat alle gegevens zijn vernietigd, inclusief de identiteit van de titularis van de rekening. (De drie brieven van de KB Luxbank worden hierna gezamenlijk aangeduid met de drie brieven).
3.Het geschil
4.De beoordeling
vernietiging van de koopovereenkomsten (primaire vorderingen)
van het feit dat de schenker schuldeisers heeft. Dat blijkt niet, althans niet zonder meer, uit de genoemde omstandigheden. Immers, uit het gegeven dat de transacties hebben plaatsgevonden kort na het kortgedingvonnis, blijkt nog niet dat de [kinderen] van dat kortgedingvonnis, laat staan de eventuele dwangsommen, op de hoogte waren.
estate planning.Overwogen wordt dat, zoals hiervoor is vastgesteld, niet is gebleken dat de [kinderen] op de hoogte waren van het kortgedingvonnis op het moment van de eerste twee koopovereenkomsten. Zij behoefden het motief van deze overdracht van vermogen aan hen dan ook niet zonder meer te betwijfelen.
€ 1.086,00