ECLI:NL:RBAMS:2019:1519

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 februari 2019
Publicatiedatum
5 maart 2019
Zaaknummer
13/684460-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak woninginbraak op basis van DNA-bewijs en alternatieve verklaring

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is de verdachte vrijgesproken van de woninginbraak die op 2 september 2018 te Amstelveen zou hebben plaatsgevonden. De rechtbank heeft op 5 februari 2019 uitspraak gedaan na een zitting op 22 januari 2019. De verdachte was beschuldigd van een poging tot woninginbraak op 25 oktober 2018 te Aalsmeer en een woninginbraak op 2 september 2018 te Amstelveen. De officier van justitie had vrijspraak gevraagd voor de tweede tenlastelegging, omdat het bewijs voornamelijk was gebaseerd op een schroevendraaier met DNA van de verdachte, wat niet voldoende was om zijn betrokkenheid bij de inbraak te bewijzen. De rechtbank oordeelde dat het DNA op de schroevendraaier, een verplaatsbaar object, niet zonder meer kon worden gekoppeld aan de verdachte's aanwezigheid tijdens de inbraak. De verdachte had verklaard dat hij veel met schroevendraaiers werkte en dat zijn DNA op de schroevendraaier op een andere manier daar terecht kon zijn gekomen. De rechtbank vond deze verklaring aannemelijk genoeg om te concluderen dat het bewijsminimum niet was gehaald voor de woninginbraak. De verdachte werd wel schuldig bevonden aan de poging tot woninginbraak op 25 oktober 2018, gebaseerd op de aangifte, de processen-verbaal en de bekennende verklaring van de verdachte. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vijf maanden op, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals voorgesteld door de reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/684460-18
Datum uitspraak: 5 februari 2019
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 januari 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. K. van der Willigen, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S.C. van Bunnik, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
1. een poging tot woninginbraak op 25 oktober 2018 te Aalsmeer; en,
2. een woninginbraak op 2 september 2018 te Amstelveen.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 ten laste gelegde poging tot inbraak op grond van onder meer de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte. De officier van justitie heeft vrijspraak verzocht van de onder 2 ten laste gelegde inbraak. Het enkele bewijs van betrokkenheid bij deze inbraak is gebaseerd op een schroevendraaier met een DNA-spoor van verdachte. Dat betreft een verplaatsbaar object en verdachte heeft daarover verklaard dat hij talloze schroevendraaiers heeft vastgehouden, maar niet betrokken is bij een inbraak op 2 september 2018.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de onder 1 ten laste poging tot inbraak gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van de onder 2 ten laste gelegde inbraak. Uit de jurisprudentie volgt dat het enkel aantreffen van een DNA-spoor van de verdachte op een verplaatsbaar object niet kan leiden tot een bewezenverklaring. Daarbij is door de verdachte een aannemelijke verklaring gegeven voor zijn DNA-spoor op de schroevendraaier.
3.3
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde
[slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan van een woninginbraak die op 2 september 2018 heeft plaatsgevonden. Bij het sporenonderzoek in de woning is er inbraakgereedschap veiliggesteld, waaronder een breekijzer, een schroevendraaier en een bouwsleutel. Uit het NFI-rapport blijkt dat er op de desbetreffende schroevendraaier een afgeleid DNA-hoofdprofiel is aangetroffen dat matcht met het DNA-profiel van verdachte, met een matchkans van kleiner dan één op één miljard.
De vraag die voorligt is of bovenstaande voldoende is voor een bewezenverklaring van de onder 2 ten laste gelegde woninginbraak. Ondanks dat DNA-materiaal dat matcht met het DNA-profiel van verdachte is aangetroffen op een schroevendraaier die mogelijk bij de inbraak is gebruikt, betekent dat niet zonder meer dat het verdachte moet zijn geweest die de inbraak in de woning heeft gepleegd. Een schroevendraaier betreft immers een verplaatsbaar object en uit de bewijsmiddelen blijkt niet op welk moment het DNA van verdachte op de schroevendraaier is terechtgekomen.
Verdachte heeft hierover verklaard dat hij de inbraak niet heeft gepleegd en dat hij veel aan brommers klust en in het kader daarvan talloze schroevendraaiers in handen heeft gehad. Zijn DNA-materiaal kan op die manier op de gebruikte schroevendraaier terecht zijn gekomen. Ondanks dat de rechtbank deze verklaring summier en weinig concreet acht, is de rechtbank van oordeel dat het door verdachte geopperde alternatief onvoldoende kan worden uitgesloten. Hiermee is niet aan het bewijsminimum voldaan. Gezien het voorgaande kan niet worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde woninginbraak.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen onder 2 is ten laste gelegd, zodat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
Oordeel over het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank acht bewezen dat verdachte de onder 1 ten laste gelegde poging tot inbraak heeft begaan. De rechtbank baseert haar oordeel op grond van de aangifte, de processen-verbaal van bevindingen waaruit blijkt dat verdachte in de woning is aangetroffen en op heterdaad is aangehouden en de bekennende verklaring van verdachte.

4.Bewezenverklaring

op of omstreeks 25 oktober 2018 omstreeks 01:30 uur, te Aalsmeer, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, uit een woning, [adres 1] te Aalsmeer, alwaar verdachte en zijn mededader zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevonden, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geldbedragen en/of goederen geheel of ten dele toebehorend aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en zijn mededader en zich daarbij de toegang tot die woning ( [adres 1] ) te verschaffen en die weg te nemen geldbedragen en/of goederen onder hun bereik te brengen door middel van braak, opzettelijk met zijn mededader, naar die woning ( [adres 1] ) is toegegaan, waarna hij, verdachte en/of zijn mededader, een schroef in het slot van de voordeur van die woning heeft/hebben gedraaid en vervolgens (met kracht) het slot van de voordeur heeft/hebben geforceerd.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar onder 1 bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden zoals deze zijn geadviseerd door de reclassering.
8.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht verdachte een gevangenisstraf op te leggen die niet langer is dan het voorarrest.
8.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen. Verdachte heeft een poging tot woninginbraak gepleegd. Gebleken is dat de woning geheel overhoop lag nadat verdachte en zijn mededader binnen waren geweest. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de inbraak heeft gepleegd omdat hij geld nodig had. Verdachte heeft zich enkel laten leiden door zijn eigen financiële gewin en heeft geen respect voor de eigendommen van anderen. Vooral het gemak waarmee verdachte, indien hij naar eigen zeggen geld nodig heeft, een “inbraakje” pleegt, is zorgelijk te noemen. In deze zaak is het extra pijnlijk voor aangever, omdat het het huis van zijn overleden ouders betreft waar hij in de weekenden verblijft. Aangever is zodoende in zijn persoonlijke levenssfeer aangetast. Een dergelijke woninginbraak brengt ook gevoelens van onveiligheid in de samenleving teweeg.
De rechtbank hecht bij de strafoplegging belang aan de oriëntatiepunten zoals deze zijn vastgelegd in het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en die dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging. In deze oriëntatiepunten wordt voor het plegen van een woninginbraak voor een verdachte met recidive uitgegaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden.
De rechtbank ziet aanleiding om de straf te minderen, omdat sprake is van een poging, echter niet aanzienlijke mate, omdat als de politie verdachte en zijn mededader niet hadden onderbroken, het handelen van verdachte wel had geleid tot een voltooide woningbraak. Zij hadden al veel spullen uit de woning in handen gehad, maar nog niets meegenomen. De rechtbank vindt straf vermeerderende factoren in het feit de poging tot woninginbraak in vereniging is gepleegd en tijdens een voor de nachtrust bestemde tijd. De rechtbank rekent het tevens verdachte zwaar aan dat het gehele huis overhoop lag.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van Reclassering Nederland van
17 december 2018, opgemaakt door A. Hofman. Verdachte heeft zich volgens de rapporteur gemotiveerd getoond voor hulpverlening om zijn leven te stabiliseren. Er is besproken dat er van hem een actieve houding wordt verwacht en verdachte zou hebben aangegeven dat hij graag aan het werk wil. Ter zitting is door de reclasseringsmedewerker verklaard dat ze nog niet eerder dergelijke motivatie bij verdachte hebben gezien. Er is op 18 februari 2019 een intake voor hem geregeld bij [instelling] . De reclassering wil graag met verdachte aan de slag en adviseert om een flink voorwaardelijk strafdeel op te leggen om verdachte extra te motiveren.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat de misdaad hem alleen maar ellende heeft gebracht en dat hij zich graag wil inzetten om zijn leven op de rit te krijgen.
Nu verdachte gemotiveerd is gebleken voor het door de reclassering geadviseerde plan van aanpak, ziet de rechtbank aanleiding een deels voorwaardelijke straf op te leggen, met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Aan verdachte zal een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden worden opgelegd, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd voor de duur van twee jaren met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 45 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal, door twee of meer verenigde personen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) maanden. Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden. Beveelt dat een gedeelte, groot
2 (twee maanden), van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
1.zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2.ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en,
3.medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
Meldplicht bij reclassering
4.zich moet melden bij Reclassering Nederland, [adres reclassering] te Amsterdam, zodra hij opgeroepen wordt voor een gesprek, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren. Veroordeelde werkt mee aan het toezicht en de begeleiding door de reclassering, zolang de reclassering dat nodig vindt. Hieronder valt ook het meewerken aan huisbezoeken;
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
5.indien dit geïndiceerd wordt geacht verblijft in [instelling] of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
Meewerken aan schuldhulpverlening
6.werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden; en,
Meewerken aan vinden dagbesteding
7.werkt mee aan een traject gericht op dagbesteding in de vorm van opleiding en/of werk, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.C.J. Elte-Hamming, voorzitter,
mrs. L. Dolfing en Y. Moussaoui, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Drent, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 februari 2019.
Bijlage - Tenlastelegging
Aan verdachte, [verdachte] , is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 25 oktober 2018 omstreeks 01:30 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd te Aalsmeer, in ieder geval in Nederland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in/uit een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, [adres 1] te Aalsmeer, alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geldbedragen en/of goederen geheel of ten dele toebehorend aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning ( [adres 1] ) te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geldbedragen en/of goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, opzettelijk met zijn mededader(s), althans alleen, naar die woning ( [adres 1] ) is toegegaan, waarna hij, verdachte en/of zijn mededader(s), althans een of meer van hen een schroef in het slot van de voordeur van die woning heeft/hebben gedraaid en/of vervolgens (met kracht) het slot van de voordeur heeft/hebben geforceerd en/of verbroken;
2.
hij op of omstreeks 02 september 2018 te Amstelveen, in elk geval in Nederland, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, [adres 2] te Amstelveen, alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
- een geldbedrag (120 euro) en/of
- autosleutels en/of
- een spelcomputer (Nintendo Switch) en/of
- oordopjes (type Airpods) en/of
- een jas (merk North Face) en/of
- een bodywarmer (merk Gaastra),
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, waarbij hij, verdachte zich de toegang tot die woning ( [adres 2] te Amstelveen) heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen geldbedragen en/of goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.