ECLI:NL:RBAMS:2019:1516

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 januari 2019
Publicatiedatum
5 maart 2019
Zaaknummer
13/702580-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Winkeldiefstal met vrijspraak voor poging tot diefstal en geen oplegging ISD-maatregel

Op 24 januari 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van winkeldiefstal. De zaak betreft drie tenlasteleggingen, waarvan de eerste betrekking heeft op een diefstal van make-up artikelen van het merk Christian Dior op 16 augustus 2018. De officier van justitie heeft deze diefstal bewezen geacht op basis van getuigenverklaringen en camerabeelden. De rechtbank heeft de getuigenverklaring van een getuige, die de diefstal heeft waargenomen, als betrouwbaar beoordeeld. De rechtbank heeft ook de verklaringen van verbalisanten in overweging genomen, die de camerabeelden hebben bekeken en de verdachte hebben herkend. De rechtbank oordeelt dat de diefstal op 16 augustus 2018 bewezen is, en spreekt de verdachte vrij van de andere twee tenlasteleggingen, omdat er onvoldoende bewijs was om de diefstal en poging tot diefstal op 26 september 2018 te bevestigen. De rechtbank heeft geen ISD-maatregel opgelegd, maar heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken, rekening houdend met de ernst van het feit en de omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte eerder is veroordeeld voor vergelijkbare feiten, wat heeft bijgedragen aan de beslissing om een gevangenisstraf op te leggen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/702580-18 (Promis)
Datum uitspraak: 24 januari 2018
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1973,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 januari 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S.H.S. Kurniawan-Ayre, en van wat verdachte en zijn raadsman mr. C.A. Madern naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich
1. op 16 augustus 2018 schuldig heeft gemaakt aan diefstal van make-up artikelen van het merk Christian Dior, toebehorende aan parfumerie Douglas aan de [adres Douglas] ;
2. op 26 september 2018 schuldig heeft gemaakt aan diefstal van make-up artikelen van het merk Guerlain, toebehorende aan parfumerie Douglas aan de [adres Douglas] ;
3. op 26 september 2018 tevens schuldig heeft gemaakt aan een poging tot diefstal van make-up artikelen, toebehorende aan parfumerie Douglas aan de [adres Douglas] , door het openen van voorraadlades.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht de onder 1 ten laste gelegde diefstal bewezen. Zij baseert zich hierbij op de aangifte, de getuigenverklaring van [getuige] , de camerabeelden en de daarop gebaseerde herkenning van verdachte door verbalisant [verbalisant 1] .
De officier van justitie acht tevens de onder 2 en 3 ten laste gelegde diefstal en poging tot diefstal bewezen op grond van de aangifte en de camerabeelden. Wederom heeft er een herkenning van verdachte plaatsgevonden, door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] .
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de onder 1 ten laste gelegde diefstal gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman heeft voor de onder 2 ten laste gelegde diefstal vrijspraak bepleit. De herkenning door verbalisant [verbalisisant 4] is gebaseerd op camerabeelden die niet zijn voorzien van datum of tijd. Op de beschrijving van de beelden verklaart [verbalisant 1] niet dat wordt gezien dat er iets gestolen wordt. Dit feit kan niet wettig en overtuigend worden bewezen.
De raadsman heeft tevens voor de onder 3 ten laste gelegde poging tot diefstal vrijspraak bepleit. Het slechts kijken in lades is volgens de raadsman niet voldoende voor een bewezenverklaring van een reële poging.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak van het onder 2 en 3 ten laste gelegde
Parfumerie Douglas heeft op 1 oktober 2018 aangifte gedaan van diefstal en poging tot diefstal gepleegd op 26 september 2018. Achter deze aangifte zijn twee stills gevoegd van camerabeelden in de parfumerie. Op deze stills staat echter geen datum- of tijdsaanduiding. De rechtbank kan zodoende niet vaststellen dat dit de stills van de camerabeelden van 26 september 2018 betreffen. Daarbij is mede van belang dat zowel parfumerie Douglas als verdachte hebben aangegeven dat verdachte op meerdere dagen in de winkel is geweest.
Verbalisant [verbalisant 1] verklaart camerabeelden van 26 september 2016 te hebben gezien en geeft een beschrijving van deze beelden. Zij verklaart dat zij ziet dat een man op zijn hurken zit voor de lade van Guerlain en dat deze lade opengaat. Zij ziet echter niet of de man goederen uit de lade neemt. Daarna ziet zij de man de lade sluiten en de winkel uitlopen. Bij dit proces-verbaal is een still gevoegd van een man op de rug gezien. Deze still is niet van een datumaanduiding voorzien.
Verbalisant [verbalisant 2] heeft op pagina 21 van het dossier verklaard videobeelden te hebben bekeken van een winkeldiefstal op 26 september 2018. Hij zegt verdachte op deze beelden te herkennen. [verbalisant 2] heeft echter geen stills van de door hem bekeken beelden achter het proces-verbaal gehecht, waardoor het onmogelijk is voor de rechtbank om te toetsen welke beelden [verbalisant 2] heeft bekeken en te beoordelen of de kwaliteit van die beelden zodanig is dat op grond daarvan een betrouwbare herkenning mogelijk is. Verbalisant [verbalisant 3] heeft in zijn proces-verbaal op pagina 33 van het dossier verklaard camerabeelden van twee diefstallen te hebben bekeken bij parfumerie Douglas aan de [adres Douglas] . Verbalisant [verbalisant 3] heeft nagelaten om in dit proces-verbaal te noemen van welke datum hij camerabeelden heeft bekeken en hij heeft geen stills achter het proces-verbaal gehecht. De rechtbank kan zodoende niet vaststellen van welke datum [verbalisant 3] camerabeelden heeft gezien noch toetsen of de kwaliteit van deze beelden voldoende is om een betrouwbare herkenning op te kunnen baseren.
De rechtbank kan op grond van het voorgaande de herkenningen van verdachte door de verschillende verbalisanten niet voor het bewijs gebruiken omdat zij de betrouwbaarheid van de herkenningen onvoldoende kan toetsen, bijvoorbeeld op de kwaliteit van de beelden en in hoeverre er onderscheidende persoonskenmerken zichtbaar zijn. Daarbij is tevens van belang dat zowel verdachte als parfumerie Douglas hebben verklaard dat verdachte op verschillende dagen in de parfumerie Douglas aan de [adres Douglas] is geweest.
De rechtbank acht de onder 2 ten laste gelegde diefstal en de onder 3 ten laste gelegde poging tot diefstal daarom niet bewezen Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
3.3.2
Oordeel over het onder 1 ten laste gelegde
Op 17 augustus 2018 heeft parfumerie Douglas aangifte gedaan van een diefstal die op 16 augustus 2018 zou hebben plaatsgevonden. [getuige] heeft over die diefstal een getuigenverklaring afgelegd. Zij heeft verklaard dat zij heeft gezien dat een man op zijn hurken zat bij een open lade. Zij zag dat deze man allerlei artikelen uit deze lade pakte en in zijn tas stopte. Daarna heeft zij het personeel van parfumerie Douglas gewaarschuwd.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft de camerabeelden van 16 augustus 2018 bekeken en beschreven (p.24 PV). Zij verklaart gedetailleerd dat zij ziet dat een man goederen uit een lade pakt en deze in zijn tas stopt. Verbalisant [verbalisant 1] heeft een still achter het proces-verbaal gevoegd, maar daaruit blijkt niet dat dit een still betreft van de beelden van 16 augustus 2018 die zij heeft bekeken. De foto achter het proces-verbaal vermeldt namelijk geen datum en in hetzelfde proces-verbaal worden door [verbalisant 1] tevens de camerabeelden van 26 september 2018 beschreven. [verbalisant 1] verklaart echter wel dat op de beelden van 16 september 2018 te zien is dat bij de uitgang een vrouw staat die naar de man kijkt. Terwijl de man de winkel uitloopt, attendeert de vrouw kennelijk het personeel dat de man goederen heeft gestolen. Haar beschrijving sluit zodanig aan bij de verklaring van getuige [getuige] , dat de rechtbank het zeer aannemelijk acht dat [verbalisant 1] met deze vrouw de getuige [getuige] bedoelt. De rechtbank stelt daarmee vast dat [verbalisant 1] inderdaad de beelden met de diefstal gepleegd op 16 augustus 2018 heeft bekeken en beschreven.
Verbalisant [verbalisant 1] beschrijft in dit proces-verbaal een signalement van de dief. Het gaat om een man gekleed in een blauw spijkeroverhemd, spijkerbroek en witte gympen. De man draagt tevens een tas schuin over zijn schouder, waardoor de tas rechts over zijn heup hangt. Verbalisant [verbalisisant 4] heeft tevens beelden gekeken van een diefstal bij parfumerie Douglas in de [adres Douglas] (p. 22 PV). Uit haar verklaring komt niet duidelijk naar voren van welke datum deze beelden zijn geweest. Echter beschrijft zij een man met een blauw hemd, blauwe broek en lichte gympen. Daarbij draagt de man een tas, cross-body gedragen. De rechtbank oordeelt dat deze beschrijvingen op zulke essentiële onderdelen overeenkomen dat het niet anders kan zijn dan dat verbalisant [verbalisant 1] en verbalisant [verbalisisant 4] dezelfde beelden hebben bekeken. Verbalisant [verbalisisant 4] omschrijft dus de beelden van de diefstal van 16 augustus 2018. Verbalisant [verbalisisant 4] heeft een still van deze beelden achter haar proces-verbaal gevoegd. Deze still, op pagina 23, is ter terechtzitting aan verdachte getoond. Verdachte verklaarde daarover dat hij zichzelf herkende op deze foto.
De rechtbank acht zodoende op grond van de aangifte, de getuigenverklaring van [getuige] de processen-verbaal van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisisant 4] en de verklaring van verdachte ter terechtzitting de onder 1 ten laste gelegde diefstal bewezen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 16 augustus 2018 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid make-up artikelen (merk: Christian Dior), toebehorende aan Parfumerie Douglas (filiaal: [adres Douglas] ).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaren zonder aftrek van voorarrest. In het reclasseringsadvies van 27 december 2018 is door de reclassering niet expliciet de ISD-maatregel geadviseerd, maar dat kan wel in het rapport worden gelezen. Verdachte voldoet aan de harde ISD-criteria. Het recidiverisico blijft hoog zolang de leefomstandigheden onveranderd blijven. In die zin komt uit het rapport duidelijk naar voren dat er heel weinig mogelijkheden zijn voor verdachte. Er blijkt dus ook aan de zachte criteria te zijn voldaan. Daarbij heeft deskundige R. Nuyens ter terechtzitting tevens de ISD-maatregel geadviseerd.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de vordering tot oplegging van de ISD-maartregel af te wijzen, omdat niet aan alle vereisten van artikel 38m Wetboek van Strafrecht (Sr) is voldaan. Er ontbreekt een (ondertekend) advies waarin de reclassering expliciet adviseert over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de ISD-maatregel, als bedoeld in artikel 38m, vierde lid Sr. Een deskundige die ter terechtzitting adviseert om aan verdachte de ISD-maatregel op te leggen is volgende de raadsman onvoldoende.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal, anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, niet aan verdachte de ISD-maatregel opleggen. Verdachte zal een gevangenisstraf voor de duur van zes weken opgelegd krijgen. Deze strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen. Verdachte heeft een winkeldiefstal gepleegd. Een ernstig feit dat, tevens gezien de hoge waarde van de producten, voor veel overlast en materiele schade heeft gezorgd bij Parfumerie Douglas.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van GGZ Reclassering Inforsa van 27 december 2018, opgemaakt door J.S.J.A. Pattikawa. Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in: verdachte is sinds 2015 veelvuldig in beeld vanwege het plegen van winkeldiefstallen. Verdachte voldoet zodoende aan de harde ISD-criteria. Bij verdachte is er problematiek op diverse leefgebieden. Verdachte heeft een beperkt inkomen, geen huisvesting en er is sprake van middelenmisbruik. Indien de leefomstandigheden onveranderd blijven, wordt het recidiverisico ingeschat als hoog. Verdachte heeft nog geen interventie gehad gericht op herstel of het verminderen van recidive.
Verder heeft de rechtbank ter terechtzitting van 10 januari 2019 reclasseringswerker R. Nuyens, verbonden aan GGZ Reclassering Inforsa te Amsterdam, als deskundige gehoord. Zijn verklaring houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in: ik heb contact gehad met de immigratie- en naturalisatiedienst (IND). De politie heeft een verzoek ingediend om verdachte ongewenst vreemdeling te verklaren. De termijn om op dit verzoek een beslissing te nemen is eind december verlopen. Er is echter nog geen beslissing op dit verzoek genomen. Het is aldus op dit moment onduidelijk of verdachte ongewenst zal worden verklaard. De reclassering ziet geen mogelijkheden om verdachte in een ambulant kader te begeleiden. Verdachte heeft in Nederland geen perspectief, omdat hij als EU-onderdaan onvoldoende rechten heeft opgebouwd. Verdachte zal in aanmerking komen voor vreemdelingen-ISD. Dat is een aparte afdeling die zich richt op het motiveren van vreemdelingen om terug te keren naar het land van herkomst. De deskundige adviseert aan verdachte de ISD-maatregel op te leggen.
De rechtbank is van oordeel dat met het reclasseringsadvies van 27 december 2018 wel is voldaan aan de formele vereisten die artikel 38m, vierde lid, Sr stelt. Het rapport is voldoende duidelijk over de situatie van verdachte. De rechtbank voelt zich op basis van dit rapport voldoende geïnformeerd om een beslissing te kunnen nemen over de wenselijkheid van oplegging van de ISD-maatregel aan verdachte. Het verweer van de raadsman wordt in zoverre verworpen.
De rechtbank is bekend met de mogelijkheden om aan vreemdelingen die ongewenst zijn verklaard de ISD-maatregel op te leggen. De rechtbank beschikt echter niet over IND-stukken waaruit blijkt dat verdachte inmiddels daadwerkelijk ongewenst is verklaard. Gelet hierop en in aanmerking genomen het reclasseringsadvies van 27 december 2018 en de verklaring van R. Nuyens ter terechtzitting, is de rechtbank onvoldoende overtuigd dat is voldaan aan de zachte criteria om de ISD-maatregel te kunnen opleggen. Het staat immers niet vast dat verdachte ongewenst is verklaard, zodat niet kan worden aangenomen dat hij geen aanspraak kan maken op bepaalde voorzieningen. Verdachte heeft nog niet eerder in het kader van bijzondere voorwaarden een interventie opgelegd gekregen. Zodoende lijkt het mogelijk dat voor verdachte ook buiten het kader van de ISD-maatregel begeleiding kan worden opgezet. De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat om af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd en niet de ISD-maatregel aan verdachte op te leggen.
Blijkens de justitiële documentatie betreffende verdachte van 11 december 2018 is aan verdachte in de jaren 2017 en 2018 meermalen een gevangenisstraf opgelegd wegens het plegen van winkeldiefstallen, waaronder gevangenisstraffen van drie weken en een gevangenisstraf van zeven weken. Volgens de aangifte heeft verdachte Dior producten gestolen met een totale waarde van € 4.010,-. De hoge waarde van de gestolen producten is een strafverzwarende omstandigheid. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een gevangenisstraf van zes weken passend en geboden.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart het onder 2 en 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
6 (zes weken).
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.L.C.M. Ficq, voorzitter,
mrs. C.M. Berkhout en A.A. Spoel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Drent, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 januari 2018.