ECLI:NL:RBAMS:2019:1484

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 februari 2019
Publicatiedatum
5 maart 2019
Zaaknummer
13/702286-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en bedreiging in een winkel, met gevolgen voor de aangever

Op 8 februari 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met geweld. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 11 augustus 2018, waarbij de verdachte voicerecorders heeft gestolen uit een Media Markt en daarbij geweld heeft gebruikt tegen een beveiliger. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een terechtzitting op 25 januari 2019, waar de officier van justitie, mr. T.R. van Roomen, en de raadsman, mr. H.S.J. Pleiter, aanwezig waren.

De tenlastelegging omvatte onder andere het maken van stekende bewegingen met een injectienaald richting het gezicht van de beveiliger, alsook het toebrengen van een harde trap aan zijn scheenbeen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op heterdaad is betrapt tijdens de diefstal en dat hij geweld heeft gebruikt om zijn vlucht te vergemakkelijken. De verklaringen van de aangever en getuigen, alsook medische rapporten, ondersteunden de beschuldigingen van geweld.

De rechtbank oordeelde dat de diefstal en het geweld bewezen konden worden, en legde de verdachte een gevangenisstraf van acht maanden op, zonder voorwaardelijke straf. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf gelast, omdat de verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig had gemaakt aan een strafbaar feit. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de ernst van het geweld en de gevolgen voor de aangever in overweging hebben genomen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/702286-18 en 13/066030-18 (tul)
Datum uitspraak: 8 februari 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1978,
ingeschreven op het adres [adres 1] te [woonplaats] ( [land] ),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het [plaats detentie] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 januari 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. T.R. van Roomen, en van wat de gemachtigde raadsman mr. H.S.J. Pleiter naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij voicerecorders heeft gestolen bij een winkel van Media Markt en vervolgens geweld heeft gebruikt tegen een beveiliger van die winkel.
Aan hem is tenlastegelegd dat hij op of omstreeks 11 augustus 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen drie, althans een of meer (voice)recorders, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Media Markt (vestiging [adres 2] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [persoon 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, opzettelijk dreigend en/of gewelddadig
- een (en/of meer) stekende beweging(en) met een (injectie)naald richting het gezicht van voornoemde [persoon 1] heeft gemaakt en/of
- voornoemde [persoon 1] met een (injectie)naald in/op het/de gezicht/neus heeft gestoken/gesneden en/of
- voornoemde [persoon 1] (met grote kracht) een (harde) trap/schop tegen het (scheen)been heeft gegeven.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van diefstal gevolgd van geweld en bedreiging met geweld. Op basis van de aangifte van Media Markt en de bekennende verklaring van verdachte kan de diefstal van de voicerecorders bewezen worden. Gelet op de verklaringen van aangever [persoon 1] en getuige [getuige 1] kan bovendien worden bewezen dat verdachte met een injectienaald stekende bewegingen richting het gezicht van aangever heeft gemaakt, hem daarmee in zijn neus heeft gestoken en hem vervolgens een harde schop heeft gegeven, waardoor hij zijn scheenbeen heeft gebroken.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de diefstal bewezen kan worden, maar dat verdachte moet worden vrijgesproken van de geweldscomponent. Wat betreft het bedreigen dan wel steken met de injectienaald heeft alleen aangever een belastende verklaring afgelegd. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat verdachte met iets in zijn hand dreigde, maar kon niet zien met wat voor voorwerp dat was. Ook getuige [getuige 2] heeft niets verklaard over een injectienaald en zag geen wond op de neus van aangever. De omstandigheid dat injectienaalden zijn aangetroffen in de plastic tas van verdachte betekent niet dat verdachte die naalden in zijn hand heeft gehad en daarmee heeft gedreigd of gestoken. Daarnaast heeft verdachte ontkend dat hij aangever een schop heeft gegeven. Er zit geen letselverklaring van het gebroken scheenbeen in het dossier. Het is mogelijk dat aangever de breuk heeft opgelopen door de schop die hij zelf aan verdachte heeft gegeven.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De verdenking bestaat uit twee onderdelen, namelijk de diefstal bij Media Markt en de bedreiging met geweld en het gebruik van geweld buiten de winkel.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat het eerste onderdeel, de diefstal van de drie voicerecorders, bewezen kan worden, op basis van de aangifte van Media Markt en de bekennende verklaring van verdachte.
Ook het tweede onderdeel, de bedreiging met geweld en het gebruik van geweld, kan naar het oordeel van de rechtbank bewezen worden. Volgens aangever heeft verdachte met een injectienaald stekende bewegingen in zijn richting gemaakt en hem daarbij op zijn neus geraakt. Aangever heeft verdachte vervolgens een trap gegeven om hem op afstand te houden en daarna gaf verdachte aangever een trap terug, waardoor het scheenbeen van aangever is gebroken. De verklaring van aangever wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 1] . Hij heeft namelijk verklaard dat verdachte met ‘iets’ in zijn hand stekende bewegingen maakte in de richting van aangever, aangever een schop tegen de benen van verdachte gaf, en verdachte aangever daarna een enorm harde trap tegen zijn been gaf. Deze verklaringen, in combinatie met de medische verklaring van de huisarts, waaruit blijkt dat aangever een schram op zijn neus heeft opgelopen, de röntgenfoto van het gebroken scheenbeen en de omstandigheid dat in de tas van verdachte injectienaalden zijn aangetroffen, maakt dat de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van alle tenlastegelegde geweldshandelingen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 11 augustus 2018 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen drie voicerecorders, toebehorende aan Media Markt (vestiging [adres 2] ), welke diefstal werd gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [persoon 1] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, opzettelijk dreigend en gewelddadig
- stekende bewegingen met een injectienaald richting het gezicht van voornoemde [persoon 1] heeft gemaakt en
- voornoemde [persoon 1] met een injectienaald op de neus heeft gesneden en
- voornoemde [persoon 1] een harde trap tegen het scheenbeen heeft gegeven.

5.De strafbaarheid van het feit en van verdachte

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar en verdachte is hiervoor strafbaar.

6.Motivering van de straf

6.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht, indien tot een bewezenverklaring wordt gekomen, aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte is op heterdaad betrapt toen hij zich schuldig maakte aan winkeldiefstal bij Media Markt. Hij is gevlucht en achtervolgd door twee beveiligers van de winkel, waaronder aangever. Verdachte heeft aangever vervolgens bedreigd door met een injectienaald stekende bewegingen in zijn richting te maken. Aangever is met de injectienaald op zijn neus geraakt. Verdachte heeft aangever bovendien een harde trap gegeven, waardoor aangever een gebroken scheenbeen heeft opgelopen. De gevolgen van het geweld zijn aanzienlijk geweest: aangever moest worden geopereerd aan zijn been en kon daardoor langere tijd niet werken. Bovendien was hij erg ongerust over de mogelijke gevolgen van de verwonding door de injectienaald, zoals het oplopen van een besmettelijke ziekte. De onzekerheid over een eventuele besmetting heeft aangever veel stress bezorgd.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij in 2018 meermalen is veroordeeld voor winkeldiefstallen, maar hij blijft recidiveren. Ten tijde van het plegen van dit feit liep verdachte bovendien nog in een proeftijd. Dit heeft hem er niet van weerhouden opnieuw een winkeldiefstal te plegen. Verdachte is niet eerder veroordeeld voor diefstal met geweld. Het oriëntatiepunt van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht voor diefstal met geweld is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden. Gelet op de intensiteit van het geweld dat verdachte heeft gebruikt en de fysieke gevolgen voor aangever, ziet de rechtbank aanleiding om een fors hogere straf op te leggen dan het oriëntatiepunt. Het voornoemde oriëntatiepunt gaat uit van geweld dat zich beperkt tot slaan/schoppen en dreigen met een voorwerp. In feite heeft de verdachte zich bij de bewezen verklaarde diefstal met geweld schuldig gemaakt aan het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
In tegenstelling tot de officier van justitie ziet de rechtbank geen reden om een deel van de straf in voorwaardelijke vorm op te leggen. Verdachte is geen ‘first offender’ en de rechtbank heeft onvoldoende aanknopingspunten om bijzondere voorwaarden aan een voorwaardelijke straf te verbinden. De reclassering is namelijk niet gevraagd om over verdachte een adviesrapport op te stellen en omdat verdachte niet aanwezig was bij de behandeling van zijn strafzaak, is het de rechtbank niet bekend of hij bereid is om hulp te aanvaarden bij zijn verslavingsproblematiek en bij vinden van huisvesting en inkomen. Onzeker is ook of verdachte na zijn detentie in Nederland wenst te blijven. In het opleggen van een voorwaardelijke straf zonder daar bijzondere voorwaarden aan te verbinden, ziet de rechtbank geen meerwaarde. Alles overwegende wordt aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden opgelegd.

7.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 14 augustus 2018 op de griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/066030-18, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 23 mei 2018 van de politierechter te Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie dagen, met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bij de stukken bevindt zich ook een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden. Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf te gelasten.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en bezit van het gestolene te verzekeren.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
8 (acht) maanden.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast de tenuitvoerlegging van de bij genoemd vonnis van 23 mei 2018 opgelegde voorwaardelijke straf, namelijk een gevangenisstraf van
3 (drie) dagen.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.M. Wieland, voorzitter,
mrs. J.M. Jongkind en R.K. Pijpers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. Harrewijn, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 februari 2019.
[…]

[…]

[…]

[…]

[…]