ECLI:NL:RBAMS:2019:1478

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 januari 2019
Publicatiedatum
5 maart 2019
Zaaknummer
13/997023-16
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van geld en goederen in de periode van 28 november 2014 tot en met 31 mei 2016

Op 9 januari 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van witwassen. De zaak betreft handelingen die plaatsvonden tussen 28 november 2014 en 31 mei 2016. De rechtbank heeft het onderzoek op de terechtzittingen van 18 december 2018 en 9 januari 2019 gevolgd. De officier van justitie, mr. J. Plooij, heeft een bewezenverklaring van gewoontewitwassen in vereniging gevorderd, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. J.S.W. Boorsma, pleitte voor vrijspraak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van geld en goederen, maar heeft hem vrijgesproken van gewoontewitwassen. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de verdachte voldoende duidelijkheid had over de tenlastelegging. De rechtbank heeft verschillende geldbedragen en goederen besproken, waaronder een Rolex horloge, vliegtickets, en luxe goederen zoals een Chanel tas en Louboutin schoenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven voor de herkomst van bepaalde geldbedragen en goederen, wat leidde tot de conclusie dat deze afkomstig waren uit misdrijf. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 40 uur, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. Daarnaast is er een gedeeltelijke toewijzing van de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/997023-16
Datum uitspraak: 9 januari 2019
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteland] op [geboortedag] 1987,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 18 december 2018 en 9 januari 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J. Plooij, en van wat de gemachtigde raadsman mr. J.S.W. Boorsma naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

De verdenking komt er kort gezegd op neer dat verdachte in de periode van 28 november 2014 tot en met 31 mei 2016 zich samen met zijn medeverdachte schuldig heeft gemaakt aan (gewoonte)witwassen of schuldwitwassen van geld en goederen.
De tenlastelegging is opgenomen in een bijlage bij dit vonnis.

3.Geldigheid van de dagvaarding

3.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding nietig is, voor zover deze betrekking heeft op het tweede gedachtestreepje (een geldbedrag van € 13.580,-), het achtste gedachtestreepje (één of meer geldbedragen van in totaal € 7.500,-) en het negende gedachtestreepje (één of meer geldbedragen van in totaal € 7.327,-). Volgens de raadsman houdt de tenlastelegging op deze punten een onvoldoende duidelijke omschrijving in van wat verdachte wordt verweten. De geldbedragen zijn onvoldoende feitelijk omschreven en de bestedingen die verdachte met deze geldbedragen zou hebben gedaan zijn onvoldoende gespecificeerd.
3.2
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank verwerpt het verweer. In het tweede, achtste en negende gedachtestreepje worden concrete geldbedragen genoemd waarbij is aangegeven waar de bedragen betrekking op hebben. Het is daarmee voor verdachte voldoende duidelijk waartegen hij zich moet verdedigen. De dagvaarding is geldig.
4. Waardering van het bewijs [1]
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bewezenverklaring van gewoontewitwassen in vereniging gevorderd, met uitzondering van de geldbedragen van € 1.000,- voor merkkleding (zevende gedachtestreepje) en € 7.500,- voor uitgaan (achtste gedachtestreepje).
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken. Het Openbaar Ministerie gaat er ten onrechte van uit dat verdachte crimineel geld en goederen had. Het is mogelijk dat verdachte geld ontving van medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) zoals [medeverdachte] verklaart, maar verdachte had niet hoeven vermoeden dat dit geld uit enig misdrijf afkomstig was. [medeverdachte] had een inkomen en kreeg geld van een profvoetballer, [naam 1] (hierna: [naam 1] ).
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt voor een aantal bedragen en goederen tot een veroordeling voor witwassen. Voor het gewoontewitwassen wordt verdachte vrijgesproken. Hierna wordt uitgelegd hoe de rechtbank tot dit oordeel is gekomen.
Juridisch kader witwassen geld/goederen uit onbekend misdrijf
Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad (zie bijvoorbeeld het arrest van 18 december 2018, ECLI:NL:HR: 2018:2352) volgt dat als niet duidelijk is uit welk specifiek misdrijf het geld of de goederen waar de witwasverdenking op zien afkomstig zijn, witwassen bewezen kan worden als het, op grond van de feiten en omstandigheden, niet anders kan dan dat het geld of de goederen van misdrijf afkomstig zijn.
Als de feiten en omstandigheden in het dossier zodanig zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld en de goederen. Zo’n verklaring moet concreet zijn, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk. Vervolgens ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de uit de verklaringen van de verdachte blijkende alternatieve herkomst van het geld en de goederen. Uit dit onderzoek zal voor een bewezenverklaring moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de geldbedragen waarop de verdenking betrekking heeft een legale herkomst hebben en dat dus een criminele herkomst de enige aanvaardbare verklaring is.
Vermoeden van witwassen
Over de jaren 2011 tot en met 2015 zijn van verdachte geen inkomsten bekend. [2] In 2014 had medeverdachte [medeverdachte] , waar verdachte toen een relatie mee had, een totaal netto-inkomen van € 8.755,-. In 2015 bedroeg dit inkomen € 5.203,-. [3] Volgens [medeverdachte] betaalde zij alles voor hen beiden in de tijd dat zij een relatie hadden. [4] Zij moesten dus samen van haar inkomsten leven. Daar staat tegenover dat zij in de tenlastegelegde periode aanzienlijke geldbedragen hebben uitgegeven en er waardevolle goederen zijn aangetroffen. Deze feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, rechtvaardigen zonder meer het vermoeden van een criminele herkomst van geldbedragen en goederen die verdachte voorhanden had. Gelet hierop mag van verdachte worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de herkomst ervan. Zo’n verklaring heeft verdachte niet gegeven. Medeverdachte [medeverdachte] heeft over een aantal posten wel verklaard. Voor zover relevant worden die verklaringen hieronder besproken.
De rechtbank zal hierna de posten op de dagvaarding afzonderlijk bespreken.
-
Rolex horloge (ter waarde van ongeveer € 5.909,09, serienummer H18X6551)
Dit horloge is in de woning aan de [adres 1] in Rotterdam aangetroffen, waar verdachte verbleef. In een ander onderzoek, 26Arseen, is bij een doorzoeking van de woning van [naam 2] , een vriendin van verdachte en [medeverdachte] , het garantiecertificaat van deze Rolex gevonden. Daarop staat als koper: “dhr. [verdachte] ”. Ook is bij [naam 2] het aankoopbewijs van dit horloge gevonden, waaruit blijkt dat het op 28 november 2014 bij Schaap en Citroen is gekocht voor € 5.909,09.
Verdachte heeft geen verklaring afgelegd over het horloge. [medeverdachte] heeft verklaard dat zij het horloge in november 2014 heeft gekocht met geld dat zij had gekregen van haar toenmalige vriend [naam 1] . Deze verklaring is niet volstrekt onaannemelijk. Het Openbaar Ministerie heeft naar deze verklaring nader onderzoek gedaan door [naam 1] hierover te horen. [naam 1] heeft verklaard dat hij [medeverdachte] geen geld heeft gegeven voor de aankoop van een Rolex horloge, maar dat het mogelijk is dat zij geld heeft overgehouden van het geld dat hij iedere maand naar haar bankrekening overmaakte. Het Openbaar Ministerie heeft geen nader onderzoek gedaan naar de bankafschriften van de rekening waarover [naam 1] spreekt. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden uitgesloten dat de Rolex een legale herkomst heeft. Verdachte zal daarom van het eerste gedachtestreepje worden vrijgesproken.
-
Een geldbedrag van € 13.580,-, zijnde contante bankstortingen
Van 1 oktober 2015 tot en met 31 maart 2016 is in totaal € 13.580,- op de privérekening van [medeverdachte] gestort. Uit het dossier is niet gebleken van enige betrokkenheid van verdachte bij deze stortingen. De rechtbank kan dus niet vaststellen dat verdachte de bedragen voorhanden heeft gehad of heeft gebruikt of verhuld. Verdachte zal daarom ook van dit onderdeel worden vrijgesproken.
-
Vliegtickets Amsterdam – Ghana
Op 18 december 2015 is verdachte van Amsterdam naar Ghana gevlogen. Niet vastgesteld kan worden wie zijn ticket heeft betaald. Op Schiphol heeft verdachte een upgrade voor zijn ticket gekocht voor € 289,-. [5] Van dit bedrag kan worden vastgesteld dat verdachte het voorhanden heeft gehad en heeft gebruikt. Hetzelfde geldt voor het geldbedrag voor het ticket waarmee hij op 18 maart 2016 naar Ghana is gevlogen. Deze reis van € 700,- is door hemzelf geboekt en betaald bij Trans Africa Travel in Amsterdam. [6] [7] Omdat verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven voor de herkomst van deze geldbedragen (€ 289,- en
€ 700,-), is er geen andere conclusie mogelijk dan dat dit geld onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is.
[medeverdachte] heeft bij Cheaptickets.nl twee tickets geboekt voor een reis op 4 november 2015 voor een totaalbedrag van € 1.369,88. Omdat [medeverdachte] deze tickets betaald heeft, kan niet worden vastgesteld dat verdachte deze geldbedragen voorhanden heeft gehad of heeft gebruikt. Hij zal hiervan worden vrijgesproken.
-
Tas merk Chanel
[medeverdachte] heeft op 16 oktober 2015 een foto op Facebook geplaatst waarop een Chanel-tas te zien is. Hierbij stond de tekst: “Super verast door mijn liefde Love you [initialen] .” Omdat dit de initialen van verdachte zijn stelt de rechtbank vast dat verdachte deze tas aan [medeverdachte] heeft gegeven en dus voorhanden heeft gehad. [8] Verdachte en [medeverdachte] hebben geen verklaring afgelegd over deze tas. Er is daarom naar het oordeel van de rechtbank geen andere conclusie mogelijk dan dat deze tas onmiddellijk of middellijk uit misdrijf afkomstig is.
-
Schoenen merk Chanel en schoenen merk Louboutin
Bij [medeverdachte] zijn Chanel-schoenen in beslag genomen. Zij heeft verklaard dat zij deze schoenen van een vriendin, [naam 3] (hierna: [naam 3] ), heeft gekregen. [naam 3] heeft dit bevestigd. Volgens de officier van justitie is deze verklaring onaannemelijk. De officier heeft verwezen naar een tapgesprek tussen [medeverdachte] en een onbekend gebleven vrouw, waarin [medeverdachte] spreekt over “witwasgympen” en “het omruilen van Chanel-schoenen”. De rechtbank is het niet met de officier van justitie eens. De mogelijkheid dat [medeverdachte] de Chanel-schoenen van [naam 3] heeft gekregen is door het tapgesprek niet uitgesloten. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van dit onderdeel. De rechtbank vindt op basis van het tapgesprek van
5 mei 2016 wel bewezen dat verdachte de Louboutin-gympen voorhanden heeft gehad. [medeverdachte] zegt in het tapgesprek dat ze de schoenen van ‘ [verdachte] ’ terug moest brengen naar ‘lubertain’ voor duizend euro. [9]
-
Telefoons (Apple iPhone 6S)
Verdachte had bij zijn aanhouding een telefoon bij zich ter waarde van ongeveer € 859,-. [10] Hij heeft geen verklaring gegeven waar en hoe hij deze telefoon heeft verkregen. Er is dan ook geen andere conclusie mogelijk dan dat de telefoon middellijk of onmiddellijk van misdrijf afkomstig is. Dat verdachte ook de telefoon van [medeverdachte] voorhanden heeft gehad kan niet worden bewezen. Hij zal daarvan worden vrijgesproken.
-
Geldbedragen van in totaal € 1.000,- (besteed aan merkkleding)
In de woning waar [medeverdachte] verbleef werden een bruine muts (merk Dsquared) en een zwarte blouse (merk Balenciaga) aangetroffen. Het dossier biedt onvoldoende aanknopingspunten om deze kledingstukken aan verdachte te koppelen. Hij zal daarom van dit onderdeel worden vrijgesproken.
-
Geldbedragen van in totaal € 7.500,- (besteed aan uitgaan en/of restaurant-/cafébezoek)
De rechtbank zal verdachte ook van dit onderdeel vrijspreken, omdat uit het dossier niet blijkt wie welke bedragen heeft uitgegeven.
-
Geldbedragen van in totaal € 7.327,- (besteed aan levensonderhoud)
[medeverdachte] heeft in de periode van oktober 2015 tot en met maart 2016 een bedrag van in totaal € 7.327,- betaald via pinautomaten. [11] Volgens [medeverdachte] heeft zij op deze manier haar boodschappen betaald. Verdachte die in deze periode samenwoonde met [medeverdachte] heeft weliswaar ook die boodschappen voorhanden gehad, maar de rechtbank kan niet vaststellen, zoals ten laste gelegd, dat verdachte het geld dat daaraan is besteed voorhanden heeft gehad. Hij zal daarom van dit onderdeel worden vrijgesproken.
Gezien het aantal en de omvang van de door de rechtbank bewezen geachte witwashandelingen acht de rechtbank niet bewezen dat sprake is geweest van gewoontewitwassen. Van (opzet op) het medeplegen van het voorhanden hebben en/of gebruiken van de geldbedragen en goederen is onvoldoende bewijs. Verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
in de periode van 28 november 2014 tot en met 31 mei 2016 in Nederland zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, immers heeft hij op tijdstippen in voormelde periode voorwerpen, te weten:
- geldbedragen ten behoeve van de aanschaf van vliegtickets:
o een upgrade naar businessclass ter waarde van 289 euro en
o een vliegticket in maart 2016 van Amsterdam naar Ghana, en
  • een tas (merk Chanel), en
  • een paar schoenen merk Louboutin (waarde ongeveer 1000 euro), en
  • een mobiele telefoon (merk: Apple Iphone, type: 6S, ter waarde van ongeveer 859 euro) verworven, voorhanden gehad en/of gebruikt, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat, als tot een bewezenverklaring wordt gekomen, aan verdachte een korte taakstraf moet worden opgelegd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan witwassen. Het witwassen van criminele gelden vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Verdachte heeft geen verklaring willen geven voor de herkomst van de geldbedragen en de goederen.
De rechtbank heeft voor het bepalen van de straf gekeken naar de oriëntatiepunten die de rechtbanken hebben voor fraudedelicten. Hieruit volgt dat bij fraude met een benadelingsbedrag tot € 10.000,- een korte onvoorwaardelijke gevangenisstraf of een taakstraf het uitgangspunt is. Omdat het benadelingsbedrag ver beneden de €10.000,- ligt, acht de rechtbank een taakstraf passend.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank de overschrijding van de redelijke termijn in het voordeel van verdachte meegenomen. Als uitgangspunt geldt dat binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn vonnis moet worden gewezen. In deze zaak is de redelijke termijn begonnen toen verdachte in verzekering is gesteld, 29 april 2016. Tussen die datum en de datum van het vonnis – 9 januari 2019 – ligt een periode die de redelijke termijn met ruim acht maanden overschrijdt. Dit tijdsverloop is niet aan verdachte te wijten en kan ook niet worden gerechtvaardigd door bijvoorbeeld de ingewikkeldheid van de zaak.
In beginsel vindt de rechtbank een taakstraf van 45 uur passend. Rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn zal de rechtbank deze straf met 5 uur verminderen.
Beslag
Onder verdachte zijn goederen in beslag genomen.
De in beslag genomen simkaart onder 1, de telefoon (Blackberry) onder 2 en het horloge onder 4 op de beslaglijst worden teruggegeven aan verdachte.
De telefoon (iPhone) onder 3 wordt verbeurd verklaard.

9.Vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling

Bij onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Amsterdam van 30 juni 2010, onder parketnummer 13/421043-09, is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar. Verdachte is op 25 oktober 2013 voorwaardelijk in vrijheid gesteld onder de algemene voorwaarde dat de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke invrijheidstelling kan worden herroepen als verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 430 dagen aan een strafbaar feit schuldig maakt. Bij de stukken bevindt zich een vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met VI-nummer 99/000133-43 betreffende parketnummer 13/421043-09. De vordering van de officier van justitie strekt tot het herroepen van de voorwaardelijke invrijheidstelling voor 430 dagen. De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling toe te wijzen aangezien verdachte de algemene voorwaarde heeft overtreden. De verdediging heeft verzocht de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling af te wijzen omdat het niet proportioneel is om voor een feit als witwassen 430 dagen vast te moeten zitten.
Verdachte heeft het in deze strafzaak bewezenverklaarde strafbare feit begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken en daarmee de algemene voorwaarde overtreden. De rechtbank vindt dat de tenuitvoerlegging van 430 dagen niet in verhouding staat tot wat bewezen is verklaard. De rechtbank zal de vordering daarom maar gedeeltelijk, namelijk voor 30 dagen toewijzen. Dit gedeelte van de vrijheidsstraf zal verdachte alsnog moeten ondergaan.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 33, 33a en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
witwassen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van
40 (veertig) uur, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van
20 (twintig) dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van
2 (twee) uurper dag.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
  • 1 STK simkaart Lebara
  • 1 STK Zaktelefoon Blackberry
  • 1 STK Horloge
Verklaart verbeurd:
1 STK Zaktelefoon Iphone
Wijst gedeeltelijk toe de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling.
Gelast dat een gedeelte van de vrijheidsstraf dat door de toepassing van de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, te weten
30 (dertig) dagen, alsnog wordt ondergaan.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Huber, voorzitter,
mrs. M. Vaandrager en G.H. Marcus, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. Harrewijn, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 januari 2019.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van bevindingen mbt iCOV met nummer LERAB15016-277, p. 373.
3.Een proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens met nummer LERAB15016-41, p. 544-545.
4.Een proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte] met nummer LERAB15016 - 126 p. 455-458.
5.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer LERAB15016-0030, p. 546-547.
6.Een geschrift: Client/reservation card, p. 613.
7.Een geschrift: Trans Africa Travel betalingsbevestiging, p. 614.
8.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer LERAB15016-119, p. 764-785.
9.Tapgesprek tussen [medeverdachte] en NNvrouw d.d. 5 mei 2016, sessienummer 21253, p. 812-813.
10.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer LERAB15016-199, p. 362-363.
11.Een proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens met nummer LERAB15016-193, p. 623-627.