ECLI:NL:RBAMS:2019:1465

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 februari 2019
Publicatiedatum
4 maart 2019
Zaaknummer
13/751812-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751812-18
RK nummer: 18/8702
Datum uitspraak: 28 februari 2019
TUSSENUITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 20 december 2018 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 21 maart 2018 door de
Sąd Okręgowy w Zamośc II Wydział Karny(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1983,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 14 februari 2019. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. R. Vorrink. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. T. Kocabas, advocaat te Zoetermeer en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
sentencevan de
Regional Court in Tomaszów Lubelski(Polen) van 2 april 2016, referentienummer: II K 327/12.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van twee jaren, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteert volgens het EAB nog twee jaren. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij de hiervoor genoemde uitspraak.
Dit arrest betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
3.1.
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot het vonnis heeft geleid. Volgens het EAB heeft de opgeëiste persoon zijn raadsman gemachtigd om hem te vertegenwoordigen op de terechtzitting die heeft geleid tot het veroordelende vonnis.
In sectie D, onder 2 van het EAB staat de volgende toelichting:
“ [opgeëiste persoon] gave his proxy to his lawyer, who represented him in the Court – both in the first and second resort (…). [opgeëiste persoon] was present at three trials: he was always present when he was obligated to by the procedure.”
In sectie F van het EAB staat nog het volgende vermeld:
“The lawyer representing [opgeëiste persoon] filed an appeal from the sentence. The Appeal Court upheld the appealed sentence, recognizing the appeal as obviously groundless. The convict was not present on the appeal hearing, the convict was represented by his lawyer. The convict’s lawyer also filed for revocation which the High Court dismissed as groundless.”
Bij brief van 28 januari 2019 heeft de uitvaardigende autoriteit naar aanleiding van een verzoek om aanvullende informatie van het Openbaar Ministerie het volgende verklaard:
“District Court in Zamosć, Second Penal Divison in response to your another questions included in your letter of 24th January 2019, I advise that the convict [opgeëiste persoon] was not present on the appeal trial on 16th February 2016. He was represented on the trial by his attorney – lawyer, whom he authorized personally, in writing.”
De opgeëiste persoon heeft ter zitting het standpunt gehandhaafd dat hij, nadat hij zijn raadsman in Polen had gevraagd hoger beroep aan te tekenen, geen contact meer met hem heeft gehad en dat hij niet op de hoogte was van de terechtzitting in hoger beroep. De raadsman heeft erop gewezen dat de schriftelijke machtiging waarnaar in de aanvullende verklaring van de District Court in Zamosć wordt verwezen niet is bijgesloten waardoor deze niet verifieerbaar is. Ook was de opgeëiste persoon niet op de hoogte van de in het EAB genoemde
revocationprocedure. De raadsman stelt zich daarom op het standpunt dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing is.
De rechtbank overweegt als volgt.
Vooropgesteld wordt dat het stelsel van het Europees aanhoudingsbevel berust op het beginsel van wederzijdse erkenning en het wederzijds vertrouwen dat de nationale rechtsordes van de lidstaten in staat zijn een effectieve en gelijkwaardige bescherming van de grondrechten te bieden. Hetgeen door de verdediging is aangevoerd met betrekking tot het hoger beroep geeft geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de door de Poolse autoriteiten verstrekte informatie, die in dit geval helder en ondubbelzinnig is. In zoverre faalt het verweer.
De rechtbank stelt vast dat het EAB geen nadere informatie bevat omtrent de machtiging die de opgeëiste persoon zou hebben gegeven aan zijn raadsman ten behoeve van de zogeheten
revocationprocedure. Ter zitting heeft de officier van justitie aangevoerd dat kennelijk om herziening is gevraagd en dat dit meteen is afgewezen, zodat er geen sprake is geweest van een inhoudelijke behandeling.
De rechtbank leidt uit het originele EAB af dat het ging om
kasaczję,wat erop duidt dat het mogelijk zal zijn gegaan om een cassatieberoep.
Ambtshalve is de internationale rechtshulpkamer van de rechtbank ermee bekend dat een Poolse juridische expert in het kader van een Europees onderzoek twee vragen over de reikwijdte van de cassatieprocedure in Polen aldus heeft beantwoord:
“10. Does the national law of your Member State provide for a final instance appeal on points of law (cassation)? If so:
- does the defendant have a right to be present at the hearing of the cassation court?
Pursuant to Article 535 of the CCP, the Supreme Court shall examine a cassation at the hearing and, in cases provided for by law, at the sitting of the court without participation of the parties. A cassation which is manifestly ill-founded or manifestly well-founded and brought to the advantage of the accused, may be examined at the sitting of the court without the presence of the parties. If a cassation is examined at the hearing of the Supreme Court, the presence of the accused is not mandatory. Thus, if the accused was notified of the date of the hearing, his absence does not prevent the Supreme Court from examining a cassation. The accused who is deprived of liberty shall be brought to the hearing only if the President of the Supreme Court considers his presence necessary.
- after having quashed the judgment of the court below on a point of law, does the cassation court have the power to make a fresh determination of the merits of the charge, in respect of both law and fact, and/or to impose a fresh sentence?
No. With one exception the Supreme Court cannot change the final judgment. So, if it finds a cassation well-founded, it must quash the judgment and remit the case for reconsideration to the first instance court, or, depending on the circumstances, to the appellate court. The only exception to this rule applies if the Supreme Court finds the conviction manifestly unjust. Then the Supreme Court may acquit the accused (Article 537 § 2 of the CCP).
In vervolg op de reeds verstrekte informatie verzoekt de rechtbank in het licht van het voorafgaande, beantwoording van de volgende vragen:
Betreft de in sectie F van het EAB bedoelde procedure bij de
High Courteen cassatieprocedure? En zo nee, welke procedure betrof het wel?
In het geval sprake was van een cassatieprocedure, kan de uitvaardigende autoriteit de hierboven weergegeven antwoorden van de Poolse juridische expert bevestigen? En zo nee, kan de uitvaardigende autoriteit de procedure nader uitleggen?
Conclusie
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank het onderzoek heropenen en voor onbepaalde tijd schorsen, teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen om de hiervoor genoemde vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit voor te leggen.

4.Beslissing

HEROPENTen
SCHORSThet onderzoek voor onbepaalde tijd;
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nader te bepalen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving aan zijn raadsman;
BEVEELTde oproeping van een tolk in de Poolse taal tegen een nader te bepalen datum en tijdstip.
Aldus gedaan door
mr. R.A.J. Hübel, voorzitter,
mrs. E.M.M. Gabel en S. van Eunen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.B.C. van der Veer, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 28 februari 2019.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.