3.3.1Vrijspraak van het onder 6 ten laste gelegde
De rechtbank acht, anders dan de officier van justitie, niet bewezen wat onder 6 is ten laste gelegd. De rechtbank overweegt hierbij als volgt. Aangeefster heeft verklaard dat zij in het Amstelpark, in de Engelse taal, is aangesproken door een man die onder meer vroeg hoe laat het was en of hij met haar mee mocht rennen richting de uitgang van het park. De man rende iets achter haar en toen zij omkeek zag zij dat de man zijn penis in zijn hand had en masturberende bewegingen maken. De man had een grijs/zwart kort sportbroekje aan . Bij de doorzoeking van de woning en de auto van verdachte is een dergelijk sportbroekje niet aangetroffen. Op de camerabeelden van het Amstelpark is aangeefster wel, maar verdachte niet waargenomen en het enkele feit dat verdachte rond het bewuste tijdstip, namelijk tussen 7.25 uur en 7.43 uur bij en in het Amstelpark aanwezig was, is onvoldoende voor het bewijs dat het verdachte is geweest die aangeefster heeft aangesproken en daarop al masturberend achter haar aan heeft gerend. Het door de aangeefster gegeven signalement van de dader is te weinig specifiek en passend bij verdachte, om daaraan positieve bewijswaarde toe te kennen.
Voor de officier van justitie spelen voor haar standpunt dat het verdachte is geweest, de incidenten van eind 2016 in Almere mee, waarbij verdachte volgens een buurtgenote masturberend bij zijn huis heeft gestaan en een andere keer achter haar is aangelopen, vroeg wat de tijd was en zich toen aan het bevredigen was.
De rechtbank acht deze incidenten in Almere niet bruikbaar voor het bewijs. Van de melding van deze incidenten is weliswaar een politiemutatie gemaakt, maar een aangifte ontbreekt en verdachte ontkent die feiten te hebben gepleegd. Daarom is niet vast komen te staan dat verdachte deze feiten heeft gepleegd en kunnen ze niet dienen als ondersteunend bewijs. Verdachte zal van feit 6 worden vrijgesproken.
3.3.2Het oordeel over het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde
Overwegingen schakelbewijs feiten 1 tot en met 5
Met gebruikmaking van schakelbewijs, acht de rechtbank de feiten 1 tot en met 5 bewezen. Met de term schakelbewijs wordt een bewijsvoering aangeduid waarbij voor de bewezenverklaring van een feit mede redengevend wordt geacht de - uit één of meer bewijsmiddelen blijkende - omstandigheid dat verdachte bij één of meer andere strafbare feiten betrokken was. Daarbij is ten minste vereist dat de modus operandi, de wijze waarop de onderscheidene feiten zijn begaan, op essentiële punten overeenkomt.
Modus operandi
In de periode van 14 augustus 2017 tot en met 20 april 2018 zijn in het Vondelpark diverse mishandelingen gepleegd waarbij de dader de slachtoffers zonder enige aanleiding poep in het gezicht heeft gesmeerd. De slachtoffers waren allemaal vrouwen. De dader heeft de slachtoffers steeds van achter benaderd en heeft zonder iets te zeggen de poep in hun gezicht gesmeerd. Daarna is hij weggerend. Geen van de slachtoffers heeft van de dader het gezicht gezien, hetzij omdat zij hem alleen van achteren hebben gezien, hetzij omdat hij zijn gezicht bedekt had met een sjaal of capuchon.
De rechtbank is van oordeel dat deze modus operandi zo uitzonderlijk en specifiek is en met telkens het Vondelpark als plaats delict, dat er van mag worden uitgegaan dat deze feiten gepleegd zijn door één dader. Hierbij is in aanmerking genomen, dat er geen aanwijzingen zijn voor het tegendeel.
Van de dader is een summier signalement opgegeven, te weten een man van tussen de 1.70 en 1.80 lang, normaal tot slank/smal postuur en getinte huidskleur. Uit het dossier is komen vast te staan dat verdachte een lengte heeft van 1.78 en op de in het dossier gevoegde foto’s van verdachte is te zien dat verdachte een lichtgekleurde huid heeft en een slank postuur (doorgenummerde pagina’s 238-240).
De vraag die de rechtbank thans dient te beantwoorden is of verdachte de dader is. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Vooropgesteld wordt dat verdachte, die in Almere woont, heeft erkend dat hij zich in de jaren dat de incidenten plaatsvonden regelmatig in de nachtelijke uren, waaronder de vroege ochtenduren, in het Vondelpark bevond en dat hij het park en de omgeving goed kent.
Op 14 augustus 2017, 8 september 2017 respectievelijk 18 september 2017 worden [naam slachtoffer 3] , [naam slachtoffer 4] en [naam slachtoffer 5] in het Vondelpark vanuit het niets van achteren aangevallen door een man die hen poep in het gezicht smeert, waarna hij hard wegrent.
Op 20 oktober 2017 fietst [naam 14-jarig meisje] omstreeks 8.05 uur met haar vriendin langs de rozentuin in het Vondelpark in Amsterdam. Als zij voorbij de rozentuin op de brug van haar fiets stapt om het bruggetje af te lopen voelt zij een duw in haar knieholte. Vrijwel direct ziet zij dat er iets in de richting van de rechterkant van haar hoofd gaat en voelt zij een soort klap in haar gezicht. Zij ruikt direct de geur van poep. Aangeefster draait zich om en ziet de man die zij eerder had gezien bij de rozentuin. Zijn gezicht kan ze niet zien. Zij verklaart dat de man een driekwart broek tot iets over de knie aan had met daaronder een legging. De vriendin van aangeefster, getuige [naam vriendin] , verklaart dat de man een afgezakte kapotte broek aan had met grote gaten.
Naar aanleiding van de mishandelingen waarbij de dader poep in het gezicht van de slachtoffers smeert, zijn op 21 oktober 2017 twee agenten in het Vondelpark. Omstreeks 7.35 uur zien zij nabij het Rosarium een man die zich kort in de bosjes bevindt en daarna plaatsneemt op een houten bankje. Zij houden deze man staande en dit blijkt verdachte te zijn. Hij heeft onder meer een zwart/grijze joggingbroek met laaghangend kruis aan, loszittend op de bovenbenen tot aan de knie en strak vanaf de knie tot de schoenen. Eén van de verbalisanten denkt aanvankelijk dat de man een korte broek aan had. De broek blijkt een zogenaamde harembroek te zijn. Opvallend is dat het signalement van verdachte goed overeenkomt met dat van de dader van de mishandeling van de dag ervoor, 20 oktober 2017. Hierbij heeft het slachtoffer aangegeven dat de dader een korte broek aan had met daaronder een legging. Verbalisanten vinden dat de broek van verdachte goed past bij de omschrijving van de broek door het slachtoffer.
Als op 8 mei 2018 de woning en auto van verdachte worden doorzocht, wordt in de kofferbak van de auto een tas aangetroffen. In deze tas zit onder meer een harembroek, waarbij in het kruis enkele gaten zitten.
In de politiesystemen zien verbalisanten een aantal opvallende registraties op naam van verdachte. In januari 2017 heeft verdachte drie keer poep voor de voordeur van bewoners van de [adres 1] te [plaats] neergelegd. Ook heeft hij daar poep door de brievenbus naar binnen geduwd en de deurknop met poep besmeurd. Verdachte heeft deze feiten indertijd erkend.
Op grond van de gepleegde delicten, die zeer opvallende en ongewone overeenkomsten vertonen, in samenhang bezien met de incidenten in Almere, is verdachte in oktober 2017 aangemerkt als mogelijke dader. Ook verschijnt er een persbericht over de belagingen met poep in diverse media. Verdachte wordt stelselmatig geobserveerd in combinatie met de inzet van een technisch hulpmiddel aan zijn auto. Omdat er geen nieuwe aanwijzingen richting verdachte worden gevonden en zich ook geen nieuwe belagingen met poep voordoen, is het onderzoek stilgelegd. Tot 20 april 2018.
Op 20 april 2018 gaat aangeefster [naam slachtoffer 1] om 5.30 uur naar het Vondelpark om hard te lopen. Hier wordt zij van achteren aangevallen waarbij poep in haar gezicht wordt gesmeerd. Zij ziet een persoon wegrennen. Aan de manier van lopen ziet zij dat het een man is. Hij heeft een donkergroene jas met capuchon aan, type parka. Omdat hij een grote capuchon op heeft, kan zij zijn gezicht niet zien.
Gebleken is dat verdachte in een voertuig rijdt met kenteken [kenteken] . Uit onderzoek naar de reisbewegingen van dit voertuig is komen vast te staan dat verdachte op 20 april 2018 om 4:44 uur over de Parnassusweg rijdt richting het Centrum/Vondelpark. Ongeveer drie kwartier later vindt het incident plaats in het Vondelpark waarbij [naam slachtoffer 1] in het gezicht besmeurd wordt met poep.
Zowel [naam slachtoffer 5] als [naam slachtoffer 1] geven aan dat de poep nog vers was.
Opnieuw wordt verdachte stelselmatig geobserveerd. Op 28 en 30 april 2018 zien verbalisanten dat verdachte vroeg in de morgen tussen twee auto’s poept. Op 28 april 2018 wordt ook gezien dat verdachte zijn poep opraapt met wit papiertje en dit op de bijrijdersstoel van zijn auto legt, waarna hij wegrijdt, parkeert aan de Europaboulevard en van parkeervak naar parkeervak rijdt.
Uit de omstandigheden dat verdachte drie kwartier vóór het incident op 20 april 2018 op de Parnassusweg rijdt richting het Vondelpark, gezien wordt dat verdachte op 28 april 2018 tussen auto’s poept en de poep meeneemt in een papiertje, dat verdachte op 21 oktober 2017 wordt gezien dicht bij de plaats waar zich één dag eerder een poepincident heeft voorgedaan waarbij hij tevens is gekleed in een bijzonder soort broek die past binnen de beschrijving van de kleding door het slachtoffer en de getuige van het incident op 20 oktober 2017 en een dergelijke broek in de auto van verdachte wordt aangetroffen, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat het verdachte is geweest die de mishandelingen, zoals omschreven in de feiten 1 tot en met 5, heeft gepleegd. De rechtbank acht hierbij tevens van belang dat verdachte zich vaak in het Vondelpark ophield en dat hij in het verleden ook een aantal opmerkelijke poepincidenten heeft gepleegd.
Daarbij overweegt de rechtbank dat er geen omstandigheden zijn die verdachte uitsluiten als verdachte. Verdachte past in het, zij het summiere, signalement dat van de dader bekend is. Ook wordt de rechtbank bevestigd in de vaststelling dat het om één dader gaat en dat dit verdachte moet zijn, omdat zich na de aanhouding en schorsing van verdachte met enkelband, geen soortgelijke incidenten meer hebben voorgedaan.