Op 26 februari 2019 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen [eiseres] en het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, betreffende de weigering van een omgevingsvergunning voor de bouw van een haven met aanlegsteiger in de Gaasp. De gemeente Amsterdam had op 17 april 2018 de aanvraag voor de omgevingsvergunning geweigerd, met als argumenten dat de haven niet past binnen de cultuurhistorische en landschappelijke waarden van het gebied, dat het een overwegend geprivatiseerd karakter heeft en dat er parkeerproblemen zouden ontstaan.
De rechtbank heeft het beroep van [eiseres] ongegrond verklaard, waarbij zij heeft vastgesteld dat het college in redelijkheid tot de weigering van de vergunning heeft kunnen komen. De rechtbank heeft de argumenten van [eiseres] tegen de weigering beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat het college zich terecht baseerde op het advies van de commissie RvE Ruimte en Duurzaamheid. Dit advies gaf aan dat de beoogde haven niet inpasbaar is in het landschap en de cultuurhistorische waarden van het gebied.
De rechtbank heeft benadrukt dat het college beoordelingsruimte heeft bij het verlenen van omgevingsvergunningen, en dat de rechtbank terughoudend toetst of het college zijn besluit voldoende heeft gemotiveerd. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de beroepsgronden van [eiseres] tegen de andere argumenten van het college te bespreken, omdat de weigering op basis van het eerste argument al voldoende was om het beroep ongegrond te verklaren. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep.