ECLI:NL:RBAMS:2019:1229

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 februari 2019
Publicatiedatum
25 februari 2019
Zaaknummer
13/752124-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot strafrechtelijk onderzoek in het Verenigd Koninkrijk

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 februari 2019 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De opgeëiste persoon, die zijn onschuld heeft betoogd, is gedetineerd in Nederland en heeft de Britse nationaliteit. De rechtbank heeft de vordering tot overlevering behandeld op een openbare zitting op 29 januari 2019, waarbij de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes aanwezig was, evenals de raadsman mr. M.P.M. Balemans. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De opgeëiste persoon heeft niet kunnen aantonen dat hij onschuldig is aan de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht. De rechtbank heeft de argumenten van de raadsman, die stelde dat er onvoldoende bewijs was voor de verdenking, verworpen. De rechtbank concludeert dat de overlevering moet worden toegestaan ten behoeve van het strafrechtelijk onderzoek in het Verenigd Koninkrijk, waarin de opgeëiste persoon wordt verdacht van deelname aan een criminele organisatie, illegale handel in wapens en witwassen van opbrengsten van misdrijven.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/752124-18
RK nummer: 18/8754
Datum uitspraak: 12 februari 2019
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 24 december 2018 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 31 oktober 2018 door
the Central Herts Magistrates’ Courts(het Verenigd Koninkrijk) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[naam opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] ([land van herkomst]) op [geboortedag] 1986,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting “[detentieadres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 29 januari 2019. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.P.M. Balemans, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Engelse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Britse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een:
warrant of arrest for failing to answer bailuitgevaardigd op 25 juli 2016 door
the Crown Court at St Albans;
warrant of arrest at first instanceuitgevaardigd op 31 oktober 2018 door
the Magistrates’ Court at St Albans.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar het recht van het Verenigd Koninkrijk strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 1, te weten:
deelneming aan een criminele organisatie;
onder nummer 6, te weten:
illegale handel in wapens, munitie en explosieven;
en onder nummer 9, te weten:
witwassen van opbrengsten van misdrijven.
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op deze feiten naar het recht van het Verenigd Koninkrijk een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.Onschuldverweer

5.1.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft betoogd dat ten onrechte en op onjuiste gronden tegen de opgeëiste persoon de verdenking is gerezen dat hij de onder het tweede deel van sub e beschreven vuurwapens en munitie voorhanden (heeft) (ge)had. Uit het aan de rechtbank overgelegde
Forensic Reportblijkt dat het DNA van de opgeëiste persoon niet op de vuurwapens is aangetroffen, terwijl in het EAB wordt vermeld dat de reden van verdenking het aantreffen van DNA van de opgeëiste persoon is. De raadsman is daarom van mening dat sprake is van onvoldoende vermoeden van schuld en dat de overlevering ten aanzien van die feiten dient te worden geweigerd, dan wel dat de zaak dient te worden aangehouden zodat nadere informatie kan worden opgevraagd bij de uitvaardigende justitiële autoriteit.
5.2.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat met het door de raadsman gestelde de onschuld van de opgeëiste persoon niet aanstonds is aangetoond. Tevens heeft de officier van justitie aangevoerd dat er geen aanleiding bestaat de zaak aan te houden, omdat niet is gebleken van tegenstrijdigheden tussen het
Forensic Reporten de feitsomschrijving in het EAB. Hierbij heeft de officier van justitie er op gewezen dat het niet aan de uitvoerende justitiële autoriteit is om de rechtmatigheid van de verdenking te beoordeling.
5.3.
Het oordeel van de rechtbank
Ingevolge artikel 26, vierde lid, van de OLW dient de opgeëiste persoon, indien hij beweert niet schuldig te zijn aan de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht, dat tijdens het verhoor ter zitting aan te tonen. Uit deze bepaling volgt dat de opgeëiste persoon zijn onschuld aanstonds dient aan te tonen. De rechtbank acht hetgeen de raadsman van de opgeëiste persoon naar voren heeft gebracht onvoldoende om tot het oordeel te komen dat aanstonds aangetoond is dat de opgeëiste persoon niet schuldig is aan de feiten waarvoor zijn overlevering is verzocht. Uit hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht is niet gebleken van een onjuiste voorstelling van zaken in het EAB omtrent de resultaten van het forensisch (DNA) - onderzoek. De rechtbank overweegt hiertoe in het bijzonder dat in het
Forensic Reportonder meer staat vermeld, op pagina 6:

All of the components in the DNA profile of [naam opgeëiste persoon] are represented in the result, among the stronger components, such that in my opinion, het could have contributed DNA to the mixture.”
en op pagina 8:
“DNA, which matches the corresponding components in the DNA profile of [naam opgeëiste persoon], was detected within complex mixed DNA results obtained from JP5, DOW26 and DOW27.”
Het verweer wordt verworpen.

6.Overige verweren

De raadsman heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat de overlevering dient te worden geweigerd nu onbekend is gebleven waarom de opgeëiste persoon is aangehouden, dan wel dat de zaak dient te worden aangehouden ten einde deze informatie te vergaren. Na toelichting van de officier van justitie, onder verwijzing naar een overgelegd proces-verbaal van bevindingen, heeft de raadsman zijn verweer ingetrokken zodat dit geen bespreking meer behoeft.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[naam opgeëiste persoon]aan
the Central Herts Magistrates’ Courtsten behoeve van het in het Verenigd Koninkrijk tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.Aldus gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. C.A. van Dijk en H.G. van der Wilt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. T. Smit, griffier
en uitgesproken ter openbare zitting van 12 februari 2019.
De jongste rechter en oudste rechter zijn buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.